132 TEXEL IN 1813/14.
krijgseer en overvoering naar Den Helder. Daarop werd om 5 uur
het verdrag van capitulatie tusschen den commandant d'Ison
en de hoofden van de gewapende burgermacht gesloten, waarbij
werd overeengekomen, dat de Fransche militairen den volgen-
den morgen met alle eer zouden uittrekken en de noodige vaar-
tuigen tot hun vertrek gereed zouden zijn. Deze capitulatie
werd eigenaardig genoeg namens de Texelaren door den kapitein
van de kustkanonniers Van Breeniegen geteekend. Hij was
speciaal daartoe gemachtigd door de gewapende burgermacht,
welke van den commandant d'Ison had geeischt, hem als zoo-
danig te erkennen.
Nadat dit geschied was, werd door het bestuur de navolgende
bekendmaking uitgevaardigd :
�De maire, de vrederechter en de leden van het Bestuur van
Texel in aanmerking nemende de tijdsomstandigheden van
zaken en met genoegen gezien hebbende dat de inwoonders
van dit eiland niets dan vreugde betoond hebben zonder
iemand in zijn persoon of goederen te benadeelen, verzoeken
en vermanen alle weldenkende burgers zich niet alleen bij
deze vredelievende gezindheid te houden, maar ook verder
met hun mede te werken tot handhaving van rust en orde,
verzoekende ook een ieder zich, mede ter bevordering der rust,
met het teeken van oranje te voorzien.
Texel 5 December 1813.
De maire voornoemid :
G. C. J. REINBACH."
De overgave van de schans door d'Ison scheen den plaats-
majoor Braun, alhoewel hij daarin toegestemd had, tegen de
borst te stuiten. Hij besloot de schans in de lucht te laten vliegen en gaf daarom orders tot het verplaatsen van den buskruitvoor-
en gaf daarom orders tot het verplaatsen van den buskruitvoor-
raad. Hierdoor werd evenwel de achterdocht gewekt van de kust-
kanonniers, die hun kapitein waarschuwden. Deze liet onmiddellijk
den plaatsmajoor gevangen nemen. Een onderzoek bracht aan het
licht dat wel degelijk het genoemde plan bestond ; en toen dit
bekend werd, kwam 's nachts alles in Oude Schild op de been,
achtte de gewapende burgermacht zich ontslagen van de bepa-
lingen van de capitulatie en den toestand teruggebracht tot zoo-
TEXEL IN 1813/14. 133
als zij was op den laatstvoorgaanden dag. Opnieuw werd de
schans opgeeischt, maar nu op genade of ongenade en zonder
krijgseer.
De commandant d'Ison betuigde zijn grievend leedwezen over
het gebeurde, gaf de schans over en werd met de geheele bezet-
ting krijgsgevangen gemaakt. Hij zelf, die altijd gematigd was
opgetreden en zeer geacht was, werd op eerewoord vrijgelaten,
de overige Franschen als krijgsgevangenen nu niet naar Den
Helder maar, met de noodige gewapende macht als geleide naar
Amsterdam vervoerd, waar zij aan den vice-admiraal Verdooren
werden overgegeven. De kustkanonniers gingen alien over in
dienst van den prins van Oranje en zwoeren met hun kapitein
den eed van getrouwheid.
Texel was thans in handen van de gewapende burgermacht.
Posten werden uitgezet tegen overrompelingen en van het
noodige geschut voorzien, de wachten voorloopig ingedeeld en als
wachtlokaal ingericht de herberg van Willem Koolbergen kas-
telein in het Moriaanshoofd op Oude Schild. Deze voorzag
de gewapende macht van het noodige, zoowel logies als leeftocht.
Uit de rekeningen blijkt dat de oorlam daarbij niet vergeten
werd.
Den afgevaardigden van het bestuur werd hulde gebracht voor
hunne bemiddeling, waarna zij naar Den Burg werden geleid
om verslag aan de regeering te doers. Kapitein Van Breeniegen
nam op verzoek het commando over de burgermacht op zich.
Deze was Coen zes en dertig uur op de been geweest.
Den volgenden dag 7 December vergaderde ten raadhuize de
maire, adjunct-maires en eenige municipale raden, de vrede-
rechter, de griffier en twee van de voornaamste burgers ten einde
een voorloopig bestuur te vormen. Na eenige deliberatie werd
dit samengesteld uit de volgende heeren : maire G. J. C. Rein-
bach, adjunct-maire C. Kikkert, municipale raad Jan Ran,
vrederechter M. Langeveld, burger C. Keijser, griffier W. Romans,
om samen met de commissie uit den burgerstand Simon Kikkert
en H. W. Ahle en een uit de gewapende burgermacht, Anthonie
Dalmeijer en Hendrik Brouwer van Oosterend, Cornelis Zunder-
dorp van Oude Schild, Cornelis Duijnker van Hoorn en
kapitein Van Breeniegen, thans commandeerende de gewapende
134 TEXEL IN 1813/14.
burgermacht, eenige noodzakelijke punten vast te stellen tot
bewaring van de algerneene rust en veiligheid.
Deze commissie kwam des namiddags bijeen en stelde unaniem
vast : 1�. dat de justitie haar vollen en ongestoorden loop zou
hebben onder leiding van den vrederechter M. Langeveld, die
haar met alle kracht zou blijven handhaven, en dat de kapitein
Van Breeniegen hem daarbij desnoods door middel van den ge-
wapenden arm alle hulp en bijstand zou verleenen. De heer
Langeveld heeft die opdracht aanvaard, tot zoolang hij door een
ander hooger bestuur daarvan ontslagen zou worden.
Wijders dat het noodzakelijk was dat alle burgerlijke en finan-
cieele zaken des eilands ongestoord hun gang zouden gaan, dat
iedereen in zijn functie zou blijven en ook daarbij de heer Van
Breeniegen hulp zou verleenen. De heer Reinbach verklaarde
daarmede genoegen te nemen, met belofte zijn werkzaamheden
te zullen blijven uitoefenen tot hij door een ander hooger bestuur zou worden ontslagen.
zou worden ontslagen.
Alles werd behoorlijk op schrift gesteld en onderteekend door
het voorloopig bestuur op 7 December 1813.
Den volgenden dag riep de maire den municipalen raad bijeen
en deed mededeeling van de veranderde tijdsomstandigheden, ten
gevolge van welke Z.D.H. de prins van Ora* Nassau aan
het hoofd van het publiek bestuur was geplaatst, en van den
wensch der burgerij, dat ieder op zijn post bleef en alles in het werk gesteld moest worden tot afwering van den vijand en tot
werk gesteld moest worden tot afwering van den vijand en tot
handhaving van de orde en rust. Hij toonde hun Coen ook
de dagbladen, op den ommekeer in Den Haag en Amsterdam
betrekking hebbende. Daarop werd de commissie uit den burger-
stand, bestaande uit de heeren Ahl�, Simon Keijser, Anthonie
Dalmeijer, Willem Leendertsz. Bakker en Cornelis Duijnker bin-
nengelaten, die de vergadering complimenteerde met de heuge-
lijke tijdsomstandigheden en het plaatsen van �Z.D.H. den Heere
Prinse van Oranje en Nassau aan het Hoofd van het Publiek
bestuur" ; daarbij te kennen gevende dat in die overtuiging de
gewapende burgermacht van Texel bereids den eed van trouw
had afgelegd aan Z.D.H. en dat zij om wederzijdsch vertrouwen
te hebben ook verlangden, dat de regeering hiertoe onverwijld
zou besluiten, hetgeen de burgerij hoogst aangenaam zou zijn.
TEXEL IN 1813/14. 135
Na deliberatie daarover heeft het bestuur dadelijk den eed
gedaan als Hollanders en zich verbonden, getrouw aan Z. D.
hoogheid hunne posten in alle getrouwheid waar te nemen
ingevolge het verlangen van Z. D. H. den Prins, waarna tevens
de volgende proclamatie gearresteerd werd :
�Het provisioneele bestuur van Texel, zooals dat tot dusverre
bestond heeft het genoegen de goede burgerij dezes eilands kennis
te geven, dat zij op heden zich met de weldenkende burgerij
vereenigt en gezworen hebben den eed als Hollanders en getrouw
te zijn aan onzen Souverein den Prince van Oranje en Nassau ;
In vertrouwen dat elkeen het gewicht van deze vereeniging
gevoelen zal ingevolge de gemanifesteerde wil van Zijne Hoog-
heid, zoo vermanen zij een ieder mede te werken zoo tot afwe-
ring van alle vijandelijkheden als tot handhaving der publieke
rust en veiligheid en daarmede te toonen en zich waardig te
maken waaragtige Hollanders te wezen.
Actum ten raadhuize Texel. 8 December 1813
en bij het uitsteken van het Oranjevaandel dadelijk geproclameerd".
Het stuk was geteekend door alle leden van het bestuur en
de gecommitteerden van de burgerij.
De commissie uit den burgerstand, nog vermeerderd met den
heer C. Zunderdorp, werd daarna afgevaardigd naar Den Haag
om met het bericht van het voorgevallene hulde te brengen
aan den Souvereinen Vorst en hoogstdeszelfs nadere goedkeuring
te vernemen. Zij reisde zoo spoedig mogelijk of over Medemblik
naar Amsterdam, waar zij in onderhandeling trad met vice-
admiraal Verdooren, met het gevolg, dat met den meesten
spoed wapenen werden afAezonden om tegen den vijand te kunnen
optreden. Daarna begaven zij zich naar Den Haag, waar zij
11 December aankwamen, op de minzaamste wijze in gehoor
werden ontvangen, de hoogste goedkeuring mochten verwerven
en het voile vertrouwen hoorden uitspreken op een zoo moedige
regeering en burgerij, aan welke de verdere belangrijke zorgen
veiliglijk mochten worden opgedragen. Aangezien geen troepen
tot beveiliging van het eiland konden worden gemist, wenschte
de Souvereine Vorst een algemeene burgerwapening.
De bezending keerde 15 December terug en bracht den vol-
genden dag verslag uit.
136 TEXEL IN 1813/14.
Ondertusschen nam het bestuur de noodige maatregelen. Op
voorstel van den vrederechter Langeveld werd hem toegevoegd
eene commissie voor de justitie, bestaande uit de heeren Jan
Ran, Hendrik Bruijn, Cornelis Kikkert en Geert Michielsz.
Helenius. Zij zouden dadelijk naar Oude Schild gaan en met
den kapitein Van Breeniegen de noodige maatregelen nemen
tot handhaving der rust en orde.
Een ander besluit, dat op 10 December genomen werd, om
in plaats van de burgerwapening een vast korps in dienst te
nemen, kwam niet tot uitvoering door het bericht van de com-
missie, die uit Den Haag terugkeerde en mededeeling deed van
den wensch van den Souvereinen Vorst. Nadat op 16 December
in een speciaal tot dat doel bijeengeroepen vergadering van
de provisioneele regeering, den vrederechter, de gemachtigden
uit den burgerstand en de gewapende burgerij, de commissie
uit den Haag was ontvangen, en men den wensch van den
Souvereinen Vorst had gehoord, werd besloten dadelijk tot de
instelling van eene algemeene burgerwapening over te gaan. In
ieder dorp zou eene compagnie worden opgericht, bij iedere
compagnie zouden de noodige officieren en aan het hoofd van
alles een kolonel worden aangesteld, die alien ter liefde van
het vaderland en volgens den wil van zijne doorluchtige hoog-
heid zouden dienen.
Eene commissie werd benoemd tot het opmaken van een
reglement van orde en een voordracht van officieren, bestaande
uit de heeren Langeveld en Ran uit het voorloopig bestuur,
verder de heeren Ahle van Den Burg, Cornelis Duijnker van
Hoorn, Cornelis Zunderdorp van Oude Schild, Simon Bethlehem
van Oosterend en J. G. Spigt van Waal en Koog nit de burgerij,
met W. Romans als secretaris.
De commissie werd verzocht oogenblikkelijk aan het werk te
gaan en den volgenden morgen 9 uur rapport uit te brengen
op welk uur de leden weder ter vergadering aanwezig zouden zijn
Den volgenden morgen werd het reglement van orde vastge-
steld en de navolgende officieren benoemd :
tot kolonel die aan de hoofdplaats Den Burg moest woon-
achtig wezen H. M. Ahl�
tot adjudant Michiel Ran
TEXEL IN 1813/14. 137
bij de compagnieen
te Oosterend te Oude Schild
tot kapitein Simon Bethlehem Cornelis Zunderdorp.
kapt.-luitenant Frederik Slot H. Hagen
le luitenant Siets Stark Maarten Blom
2e ,y Corn. Dogger Lammert Vos
adjudant Jan Timmer Klaas Kikkert
te Hoorn te Den Burg
tot kapitein Klaas Daalder Abram Kikkert
kapt.-luitenant Jan S. Duijnker Albert T. Smit
le luitenant Klaas Bruijn Jacob Boomsma.
2e � Tennis R. Kunst Klaas Jensen
adjudant Tennis Duijnker Pieter Hassing
te Koog en Waal
tot kapitein Pieter Jansz. Boon
// luitenant Pieter Bakker
le luitenant Jacob Dijkzen
2e Jan Jansz. Spigt
adjudant Arie Schouten
De posten welke van of 18 December tot April werden bezet
gehouden tot observatie en zoo noodig tot afweer van den vijand
waren de volgende :
Hoofdwacht Fort Central 1 officier 1 onder-off. 28 korporaals en min
Redoute 1 12 deren.
Lunette 1 12 77
op het strand aan de Hors 1 1 28
aan de haven Texel 1 ,, 6
Oude Schild 1 6
Nieuwe Schild 1 77 4
Koog 1 77 4 77
Politiewacht Den Burg 1 77 10
Totaal 2 off. 9 ond.-off. 110 korp. en mind.
Het aantal posten was zoo groot genomen, om een verrassing
te voorkomen. Zij bleven bezet totdat de loop van de gebeurte-
nissen in Frankrijk de onderhandelingen met admiraal Ver Huell
in een zoodanig spoor brachten, dat een gewapende beveiliging
niet meer noodig was.
138 TEXEL IN 1813/14.
Texel keerde daarna tot rust terug ; de zeevaart, handel, land- bouw en veeteelt begonnen weder te herleven en daarmede alle
bouw en veeteelt begonnen weder te herleven en daarmede alle
andere bronnen van welvaart en middelen van bestaan.
Eenmaal werd de inwendige rust op zeer onaangename wijze
verstoord en wel bij de loting voor de militie, welke door de
regeering was ingesteld om in de behoeften van het leger te
voorzien. Toen bleek, dat de lust, om den Souvereinen
Vorst en het vaderland ook buiten het eiland te dienen, minder
groot was.
Aan den oproep tot vrijwillige dienstneming bij de landmilitie
gaven 21 man gehoor. Het contingent, voor Texel bepaald, was
hiermede niet voltallig en moest door loting worden aangevuld.
Van de ingezetenen van 17-45 jaar waren de namen opgeschre-
ven en de loting zou 8 Januari 1814 plaats hebben in de Groote
kerk aan Den Burg. De kerk was bezet door de burgerwacht.
Nadat de laagste 21 nummers waren uitgelegd, zou de loting
beginnen, maar er ontstond een woest geschreeuw van �Oranje
Boven !" en van �geen loting", �wij verdoemen het, maar wij
alien willen vrijwillig het vaderland dienen".
Men noodigde daarop de gewilligen uit hunne namen op te
geven, waarop Willem Jacobsz. Boon en Johannes Schuurman
voor de tafel kwamen, daarop sloegen en herhaalden �wij ver-
doemen de loting, maar vrijwillig willen wij alien dienen",
waarop een groote en oproerige verwarring ontstond. Een en
vijftig man, meest Oosterenders, dienden zich aan, waarop men
zich van de lijst der opgeteekenden wilde meester maken en de
toepassing der wet reclameerde, aangezien het getal vrijwilligers nu het noodige contingent ver overtrof.
nu het noodige contingent ver overtrof.
Het bleek nu, dat de opgave, hoezeer vrijwillig geschied, niet
gemeend was, maar diende om verwarring te stichten ; want in
de kerk zwoeren zij den dood aan hen die niet aanstonds met
hen dienst namen, en de kapitein van de gewapende burger-
macht van Oosterend, Simon Bethlehem, verscheen ongevraagd
in de vergadering, begeerende, dat de lijst der opgeteekenden
zou worden vernietigd en de loting opnieuw beginnen, latende
volgen �dat men in Oosterend kruit en lood genoeg had om te
beletten dat deze 51 man zouden vertrekken, ten ware dat alle,
die in de termen vielen, medegingen. De overige officieren van
TEXEL IN 1813/14. 139
Oosterend en kolonel Ahle lieten zich zeer sterk afkeurend uit
over dit. ongehoorde gedrag, betuigden, dat zij geheel onschuldig
waren aan de daadzaken en �dat zij die houding achten zeer
tot vilipendie en verachting der wetten op dit stuk geemaneerd
en derhalve ten hoogste condemnabel, mitsgaders de daarop
gevolgde ongepaste en zelfs seditieuse bedreigingen van den
kapitein der zelve burgerwacht Simon Bethlehem gedaan".
De loting heeft eerst plaats gevonden nadat de regeering een
afdeeling militairen naar het eiland gezonden had. De generaal
De Jonge woonde Coen zelf de loting bij, die rustig verliep.
De uiting tegen de loting moet geboekt worden op den echten
Hollandschen anti-militairen geest en den ouden haat tegen de door
Franschen ingevoerde conscriptie, en kan geen blaam werpen
op de bevolking van Texel, die in hun strijd tegen de elementen
altijd heeft getoond de goede Hollandsche eigenschappen te be-
zitten en bij den gelukkigen ommekeer geen oogenblik aarzelde
om een gunstige gelegenheid aan te grijpen en het gehate
Fransche juk of te schudden, terwiji toch in hunne onmiddel-
lijke nabijheid een krijgsmacht beschikbaar was, in staat om
elke oproerige beweging in bloed te smoren.
BRONNEN.
Register van alle advertentien gedaan in de gemeente Texel,
beginnende met de maand Januari 1813.
Bundel bevattende opgaaf van kosten, gevallen om en bij de
heuchelijke omwenteling van zaken op het eiland Texel, aanvang
November 1813�Jan. 1814.
Brieven van den maire van Texel van het jaar 1813-1814.
J. Konijnenburg. Nationaal Gedenkboek der hernieuwde Neder-
landsche Unie van 1813. 's-Gravenhage 1816.
De blokkade der stelling van Den Helder 1)
(16 November 1813-4 Mei 1814)
DOOR
W. G. DE BAS.
De stelling van Den Helder in November 1813.
Bestijgen we in gedachten op eenen helderen, zonnigen October-
morgen van 't jaar 1813 het hooge Kijkduin, dat geel-groen
steil opdeint uit den stil kabbelenden, zilten waterspiegel van
azuur. Van hier genoot men Coen evenals thans 't kostelijk
schoon vergeziuht tot 't blauwige Wieringen in 't oostelijk ver-
schiet en de kerktorens van Schagen en Alkmaar aan de zuider-
kim, terwijl de belangrijke versterkingen van Holland's noord-
punt zich als eene blokkendoos aan onze voeten uitspreidden.
Beneden, grenzend aan onze verheven standplaats, zag men op
de roodpannen daken der schamele visschershutten van het
dorpje Huisduinen en op een half uur gaans oostwaarts het
tegenwoordige Oude Helder. Het terrein onmiddellijk ten zui-
den van dit dorp droeg den naam van Het Buitenveld. Langs
den oostelijken duinvoet liep De Zanddijk, de eenige verbinding
over land met Alkmaar, langs de hoeven Kleine en Groote
Keet. Ten zuiden van Groote Keet verbreedde Noord-Holland
zich naar 't oosten, terwijl een zware dijk, die over Oudesluis
en Wieringerwaard liep, dit deel des lands in 't noorden be-
schermde. Noordelijk van dezen dijk strekte zich de zandbank
1) Taalkundige onjuistheden in Franschen en Hollandschen tekst zijn het
gevolg van letterlijke overneming der oorspronkelijke redactie uit de ge- raadpleegde geschiedkundige bescheiden.
raadpleegde geschiedkundige bescheiden.
DE STEELING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. 141
't Balgzand uit tot aan de haven het Nieuwe Diep. Tusschen
Buitenveld, Zanddijk en Balgzand lag een drassig terrein, dat
eerst in 1818 aan de oostzijde werd bedijkt, het zgn. Koegras.
Op het Kijkduin lag het fort Morland (het tegenwoordige
fort Kijkduin), omgeven door eene droge gracht, omringd door
een bedekten weg en bestemd voor eene bezetting van 600
man in bomvrij onderkomen. Ten zuiden van dit fort lag de
batterij Morland en in de duinen, ter hoogte van Kleine Keet,
het fort Dufalga. Het grootste fort der stelling was het vijfhoe-
kige fort Lasalle (het tegenwoordige fort Erfprins), met poorten
naar Den Helder, Huisduinen en de zee. Eenige der bastions
droegen de na-men van helden uit de Fransche krijgsgeschiede-
nis als: Turenne, Vauban, Duquesne, Tourville en Caffarelli.
De binnenruimte werd gedeeltelijk ingenomen door kazernen en
kazematten, eene bakkerij, een gemetselden regenbak, meerdere
kruit- en levensmiddelenmagazijnen en een bomvrij hospitaal,
in welke gebouwen o. a. eene hoeveelheid levensmiddelen voor
2000 man gedurende 3 maanden was opgelegd. Het fort l'Ecluse
(het tegenwoordige bastion Dirks-Admiraal) lag in 't verlengde
van den Sluisdijk (de tegenwoordige Sluisdijkstraat) ; het werd
gedurende de blokkade in het belang der verdediging ge-
deeltelijk door eigen troepen geslecht. Het fort Dugommier
of het Nieuwe Werk (het tegenwoordige fort Oostoever) was
een vierhoekige uitbouw in den zeedijk aan 't Nieuwe Diep,
voorzien van banketten en geschutstanden ; hierin bevonden
zich o. a. etablissementen voor de marine. Het gedeelte der ge-
projecteerde nieuwe stad was gelegen buiten den Sluisdijk aan
het Nieuwe Diep.
De batterij la Revolution of la Batterie Imp�riale (het tegen-
woordige werk Kaaphoofd) lag noordelijk van Lasalle ; hier-
van volkomen gescheiden werd zij door dit fort in de keel ge-
dekt. De batterij le Roi de Rome lag oostwaarts van la Revolu-
tion, aansluitende bij het oostelijk gedeelte van den bedekten
weg om Lasalle ; zij werd tijdens 't beleg dwars over de steenen
glooiing van den dijk gebouwd uit garde van de geslechte en
meer oostwaarts gelegen batterij le Reparateur. De batterij l'Indi- visibilite lag tusschen het fort Lasalle en 't Nieuwe Diep op
visibilite lag tusschen het fort Lasalle en 't Nieuwe Diep op
142 DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813.
de plaats van de tegenwoordige Oostbatterij, terwijl de batterij
l'Union tusschen l'Indivisibilite en het Nieuwe Diep was gelegen.
Het retranchement of de linie van Den Helder, eenerzijds
leunend aan den bedekten weg om Lasalle, anderzijds met eenige
gedetacheerde werken aan de batterij l'Union, sloot het dorp
aan de landzijde af.
De vloot telde de navolgende 9 linieschepen en 6 fregatten :
De Prins (vlaggeschip) commt. kapt. Musquetier 80 stukken
De Zoutman ,, ,, Rijsterborgh 80 ,,
De Ruijter ,, ,, Hora Siccama 80 ,,
a)
P-1 Amsterdam ontwapend en onttakeld.
a)
Brabant li ,y 1,
c.)
u) t
Admiraal Evertsen commt. kapt. Ziervogel 80 stukken
.,-.
Doggersbank ', 7, L. Frederiks 68 �
Jan de Wit ontwapend en onttakeld.
' Rotterdam 7, � ,y
La Meuse commt. fregats-kapt. Croquet des Hauteurs
44 stukken
CD l'Issel ,, 7, Rej out 44
-4.-
-4.
Aurora ontwapend en onttakeld.
CC1
be
ci) Maria Reigersbergen
;...4 f, � ,I
Korvet Venus commt. fregats-kapt. Cambier 20 stukken
Brik Irena� 11 Coertzen 20
Bovendien bevonden zich in 't Nieuwe Diep de schoeners De
Gelder en Warmond benevens een aantal flotille-vaartuigen en
het Fransche jacht le Genie onder den lieutenant-de-vaisseau
Des Landes, welk vaartuig later ter beschikking werd gesteld
voor den overtocht van den admiraal Ver Huell naar Frankrijk.
Tijdens het beleg viel een gedeelte der flotille van de Zuiderzee
onder den fregats-kapitein De Roth en van die der kusten
van Friesland onder den luitenant Dilli� in het Nieuwe Diep
binnen.
In 1812 was de vice-admiraal Carel Hendrik graaf Ver Huell
door keizer Napoleon aangesteld tot opvolger van den admiraal
CAREL HENDRIK GRAAF VER HUELL.
NAAR EEN STEENDRUK VAN F. H. WEISBENBRUCH Dzn
SENBRUCH Dzn
DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. 143
De Winter als inspecteur-generaal der kusten van de Noordzee
met het bevel over de scheepsmacht der Zuiderzee, het Texelsch
eskader, Den Helder en onderhoorigheden. Hij was op den 4en
Februari 1764 te Doetinchem geboren en behoorde tot de zee-
officieren, die den eed aan de Bataafsche Republiek in 't jaar
1795 hadden geweigerd en hunne militaire loopbaan hadden
vaarwel gezegd. Als aanhanger van 't Oranjehuis en adjudant
van zijnen voormaligen zeevader, den admiraal Van Kinsbergen,
was hij getuige geweest van het afscheid der vorstelijke familie aan 't Scheveningsche strand. Zijne gehechtheid aan de verdreven dynas-
Scheveningsche strand. Zijne gehechtheid aan de verdreven dynas-
tie was echter niet bestand tegen den glans, roem en glorie van het
keizerlijk Frankrijk en van �le h�ros, qui les a conduits a plus de
cent victoires" gelijk hij zelf van Napoleon gewaagt. Hij koesterde
eenen diepgewortelden wrok jegens de Engelschen, wier krijgs-
verrichtingen hier te lande in 't jaar 1799 hij nimmer kon ver-
kroppen. �Wanneer ik ooit als bevelhebber een voet op een
oorlogsschip mag zetten, dan hoop ik, dat de eerste kogel zal
gericht zijn tegen een Engelschinan", zeide hij eens in eene rede-
voering. Toen in 1803 de vijandelijkheden met Engeland werden
hervat, eischte de eerste consul Bonaparte eene krachtige samen-
werking met de Bataafsche Republiek en de vorming eener flotille
van kleine vaartuigen voor den overtocht zijner troepen naar Enge-
land. Hij wenschte de zending van een geschikt persoon naar Parijs
om met hem over de uitrusting dier vloot te beraadslagen. Ver
Huell, in 1803 wederom als zeeofficier in 's lands dienst getreden,
werd de bemiddelaar tusschen het gebod van den machtigen Consul
en den verholen onwil en de volslagen onmacht der Bataafsche
Republiek. Bonaparte wist spoedig �den Hollandschen schout
bij nacht" voor zich te winnen, die er meesterlijk in slaagde
zijne te Vlissingen verzamelde vloot van kanonneerbooten
onder voortdurende schermutseling met de Engelschen die de kust
blokkeerden, behouden naar Boulogne te loodsen, waar het kamp
der Fransche troepen was opgeslagen voor den overtocht naar Enge-
land. Op den 15en Augustus 1804 begiftigde de Keizer hem aan
het strand te Boulogne, voor het front der troepen, met het
gouden kruis van het legioen van eer. Als vertrouweling van
Napoleon in Hollandsche aangelegenheden werd hij tegen wil
en dank een vinger der krachtige hand die het arme vaderland
144 DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813.
omknelde. Benoemd tot beveihebber over het Texelsch eskader,
werd hem gelast 9 oorlogsschepen uit te rusten voor den over-
tocht naar Engeland � helaas � niet onder Nederlandsche vlag,
zooals hij dit zoo vurig had gewenscht !
In de dagen van 1813 was Ver Huell een der weinigen, die
zich niet spontaan door vaderlandslievende gevoelens liet mede-
sleepen. Zijne onbegrensde bewondering voor Napoleon den.
Grooten, dien hij in alien luister van nabij had gekend en ge-
zien, de onverbreekbare krijgsmanseed aan zijnen Keizer ver-
plichtten hem tot trouw aan den Franschen souverein. Gesteld
voor de keuze tusschen overgang naar Oranje of trouw aan zijnen
Keizer, deed het begrip van militairen plicht en eer hem 't laat- ste verkiezen boven het eerste.
ste verkiezen boven het eerste.
Aan zijn beleid, zijne standvastigheid, zijnen onbegrensden
invloed op zijne ondergeschikten dankt Nederland ten slotte het
ongeschonden behoud van vloot, forten en materieel, zonder dat
schier een droppel bloed werd vergoten. �Indien ik hen verlaten
had waren de gevolgen niet te berekenen geweest" schreef hij
den admiraal Van Kinsbergen. De sterke bezetting en bewapening
der stelling gebruikte hij slechts ter bewaking van het kostbaar pand, hem toevertrouwd. Uit den overvloed van levensmiddelen
pand, hem toevertrouwd. Uit den overvloed van levensmiddelen
spijzigde en laafde hij armen en behoeftigen ; hij beschermde de burgerij tegen elken overlast van militaire zijde en beperkte het
burgerij tegen elken overlast van militaire zijde en beperkte het vijandelijk samentreffen met de Nederlandsche strijdkrachten,
vijandelijk samentreffen met de Nederlandsche strijdkrachten,
zoowel als de strooptochten en requisition ten laste der omlig-
gende plaatsen van Noord-Holland tot 't alleruiterste. Geene
woning werd afgebroken, hoezeer het belang der verdediging
zulks mocht eischen ; �zoodra de vijand er ons toe dwingt zullen we het doers ; we hebben er altoos den tijd toe" placht de
we het doers ; we hebben er altoos den tijd toe" placht de
admiraal te zeggen. Hij wenschte geen landgenoot als vijand te
beschouwen dan ' dengene, die hem 't eerst zou aanvallen ; dan
echter zou hij bereid blijken, zich tot 't uiterste te verdedigen. Het standvastig gedrag van hem, die aanvankelijk in de
. Het standvastig gedrag van hem, die aanvankelijk in de
beweging van November 1813 slechts meende te zien �een yolks-
opstand zonder eenig bepaald doel of regel", en die zich in elk
geval volgens plicht en geweten bij Bede gebonden achtte aan
den Franschen overheerscher, ergerde den herstelden worst zoowel als het verloste yolk. Weinigen uit die dagen wisten Ver Huell's
als het verloste yolk. Weinigen uit die dagen wisten Ver Huell's
HET VOORSPEL DER BLOKKADE. 145
handelingen onbevooroordeeld naar waarde te schatten. Thorbecke
heeft terecht van hem gezegd: �In zulke tijden vindt het ge-
lukkig verraad toejuiching, maar er is eene ongewone sterkte
van wil noodig om niet met de menigte te loopen" 1). De Prins,
die zonder onderscheid van staatkundige antecedenten alien aan-
nam die tot hem kwamen, weigerde dezen voormaligen aanhanger
van zijn huis persoonlijk te ontmoeten.
Verbitterd door de bejegening in Holland ondervonden, liet
Ver Huell zich door Lodewijk XVIII als Franschman naturali-
seeren. Hierdoor gingen zijne onmiskenbare talenten voor 't
vaderland en de Hollandsche marine voor goed verloren.
Op den 25en October 1845 ontsliep hij te Parijs ; zijn naam
prijkt op den Arc de Triomphe onder die der helden van het
eerste Fransche keizerrijk ; zijne assche rust in vreemden bodem
op de begraafplaats Pere la Chaise aan de oevers der Seine.
Het voorspel der blokkade.
(16 November-7 December 1813.)
Sedert den 4en November was de vrije loop der post gestremd ;
de ingekomen berichten van buiten waren onwaarschijnlijk en
tegenstrijdig ; de beurtschepen van Amsterdam werden belet
binnen te vallen en de brieven, die men ontving, waren ge-
opend. Men was in Den Helder volslagen onbekend met het-
geen elders in ons land geschiedde.
Omstreeks 5 November was de tij ding ontvangen der neder-
laag van de Fransche wapenen bij Leipzig (18 October 1813).
Generaal Molitor trok de troepen uit Holland, waaronder ook
gedeelten der bezettingen van Den Helder en Texel bij Utrecht
samen; blijkbaar achtte men die belangrijke punten voldoende be-
schermd door de Hollandsche matrozen, de nationale garde en de
1) Thorbecke, Historische Schetsen bladz. 153.
Gedenkboek. II. 10
146 HET VOORSPEL DER BLOKKADE
geringe Fransche krijgsmacht die daar overbleef. Admiraal Ver
Huell hield in zijn uitgestrekt kustgebied van Eems tot Maas-
monden slechts eene zeer onvoldoende troepenmacht over; ten slotte
beschikte hij voor de verdediging der stelling van Den Helder,
buiten de 1500 Spaansche krijgsgevangenen, aan Fransche troe-
pen nog over de bemanningen der fregatten Meuse en Issel
(vorniende de z.g. 63e equipage de haut bord) en die der brik
le Genie, eene compagnie artillerie Elzassers, een bataljon kolo-
nialen, eene compagnie nationale garde, een depot zieken, ver-
plegings- en hospitaalpersoneel. De zeeofficieren en het scheeps-
volk waren meerendeels Hollanders.
Op den Hen November was de Fransche overste der genie
De Foucauld, die zich met verlof te Amsterdam beyond, in
allerijl van daar teruggekeerd. Hij bracht het eerste nieuws in.
Den Helder van de volksbeweging te Amsterdam, waar de Fran-
sche ambtenaren waren verdreven en het yolk dreigde de huizen
te plunderen van alien, die aan het Fransche gezag bleken ge-
hecht. Deze berichten werden bevestigd bij schrijven van den te
Amsterdam achtergebleven Franschen marine-prefect Truguet.
Reeds van 14-16 November had admiraal Ver Huell het
eskader, waarop zich onrust begon te openbaren, grootendeels
binnen het Nieuwe Diep teruggetrokken. Hij achtte het zijnen
duren plicht de discipline op de schepen ten strengste te hand-
haven en elken geest van verzet in de kiem te smoren. Op den
16en November verklaarde hij Den Helder en onderhoorigheden
in staat van beleg en aanvaardde hij het bevel over zee- en
landmacht, aldaar in bezetting. Hollander van geboorte, in
Franschen dienst, door krijgsmanseer en militairen plicht ge-
bonden aan Frankrijk's souverein, zou hij eene Fransche stelling op Hollandsch grondgebied, zijns inziens in Holland's eigen belang,
Hollandsch grondgebied, zijns inziens in Holland's eigen belang,
verdedigen tegen eene nationale volksbeweging. Dit standpunt
is wel eenig in de historie des vaderlands ! De barrieres werden
gesloten en elke verbinding met het zuiden, zoowel te water als
te land, verbroken. De forten werden deels door de equipages
der schepen bezet, het fort Morland door die van de Prins en
l'Ecluse door die van de Zoutman.
Op den 18en November, 's ochtends om zes uur, bleken de
douanen en peilders gevlucht na de kassen te hebben gelicht.
16 NOVEMBER-7 DECEMBER 1813. 147
De ontvanger der belastingen, de heer L. Schoon, had het bord
met den Franschen adelaar voor zijn huis weggenomen, zijn
kantoor gesloten en was zonder opgaaf van redenen vertrokken 1).
Geheimzinnig verspreide brieven met overdreven en onjuiste be-
richten wonden de gemoederen der ingezetenen op; de politie
had moeite om de rust en orde in de gemeente te bewaren.
Op den 19en November waagden eenige overmoedige jonge-
lieden luid langs de straten �Oranje boven !" te zingen. Een van
hen werd door de gendarmes gevat doch door de Hollandsche
matrozen weer ontzet. Daar de politie dreigde het dorp in staat
van oproer te verklaren, als de schuldige niet werd uitgeleverd, gaf
deze zich vrijwillig gevangen, doch werd daags daarna weer op vrije
voeten gesteld. Overtuigd dat de Hollandsche matrozen weldra zou-
den trachten de vreugde hunner landgenooten over de verlossing
des vaderlands te deelen, liet de admiraal bij toenemende spanning
en onrust onder 't scheepsvolk vele tijdelijke verlofpassen uit-
reiken. Na het verlaten hunner bodems trokken de jantjes onder
het zingen van nationale liederen door het dorp en zweepten
de geestdrift der burgers ten top. De Fransche commissaris van
politie Babut en de Fransche commandant der landmacht, gene-
raal-majoor Mayer meldden zich bij Ver Huell op 't admiraal-
schip met het voorstel, om het dorp in staat van oproer te ver-
klaren, waarop deze hun waardig antwoordde : �Mijne heeren,
waar ik bevel voer bestaat geen oproer ; dit moet U genoeg zijn".
Dienzelfden dag werden de korvet Venus met 12 kanonneer-
booten onder den luitenant Bronovo naar Oude Schild, waar men
de Oranjevlag had ontplooid, gezonden, om de Fransche amb-
tenaren en de bezetting op 't eiland Texel te beschermen. Nadat
de batterij aan boord was geladen en op het dorp gericht, begaf
de commandant zich met twee gewapende sloepen aan wal onder
de volksmenigte, die de Fransche wapenborden had afgerukt.
Kalm hield hij den Texelaars voor hoe onvoorzichtig zij handel-
den : �Wanneer een Fransch generaal in Den Helder het bevel
voerde, zou deze enkele korvet het geheele dorp plat schieten",
1) De maire van Den Helder en Huisduinen vaardigde daarop den 20en
November de waarschuwing uit aan de ingezetenen �dat de vereenigde rech-
ten op de gewone voet blijven voortduren volgens de exteerende Regle-
menten".
148 ITET VOORSPEL DER BLOKKADE
sprak hij, �dock admiraal Ver Huell is edelmoediger en gelast
mij U aan te manen rustig te blijven en de goede zaak van het
vaderland niet te benadeelen door het mishandelen en bloedver-
gieten van menschen, die te zwak zijn om zichzelf te verdedigen".
Toen drong de stoere, rondborstige loods Klaas Gomes naar voren
en antwoordde : �Je spreekt goed mijnheer, als je lust had schoot je de heele boel plat, maar we hebben alien te veel eerbied en ver-
de heele boel plat, maar we hebben alien te veel eerbied en ver-
plichting aan dien goeden admiraal Ver Huell om hier oproer te
maken. Het is hier niet oproerig en de vlaggen waaien, omdat mijn
dochter is ondertrouwd en we geen Fransche vlaggen bezitten".
Na dit antwoord werden de wapenborden weer opgehangen en
de vlaggen ingehaald ; de volmaaktste orde keerde op 't eiland
terug zoolang de Venus voor Oude Schild bleef geposteerd.
Toen deze echter 4 December wegens ijsgang naar bet Nieuwe
Diep terugging, vlagden de Texelaars, van alien dwang bevrijd,
naar hartelust. Als op nieuwjaarsdag 1814 naar gewoonte eene
deputatie van het eiland den admiraal te fort Lasalle kwam
gelukwenschen, kon deze niet nalaten minzaam er op te wijzen,
hoe onvoorzichtig de Texelaars hunne nationals gevoelens hadden
geuit, in weerwil van de aanzienlijke macht die hen ten zuiden
van 't Marsdiep bedreigde.
Op den middag van den 2 7en November kwam een groot
parlementair jacht, de Batavia, met de Nederlandsche vlag in
top, op schootsafstand van de korvet Venus. Luitenant Bronovo
noodzaakte dit jacht door een scherp schot te a,nkeren. Hij zond
den aviso Vos om te vernemen wat dit vertoon had te beduiden,
met verbod verder door te voren onder eene vlag die 't eskader
niet erkende en onder bedreiging van krachtdadig protest. Aan
boord van dit jacht beyond zich eene deputatie van de com-
missarissen-generaal van het Algemeen Bestuur te Amsterdam,
bestaande uit de heeren onder-equipagemeester Mooyaart, luite-
nant Steeling en kapitein Heemskerck. Deze waren door den
schout bij nacht Verdooren belast met het overbrengen eener
depeche aan den admiraal Ver Huell, gedateerd 24 November.
De brief bevatte de officieele mededeeling van hetgeen in
't hart des lands was geschied ; er waren verschillende procla-
maties en publicaties aan toegevoegd. Zij eindigt als volgt : �Wij
sommeren derhalve UHoogedGestr. om aan boord uwer vloot
16 NOVEMBER -7 DECEMBER 1813. 149
de Hollandsche of Oranjevlag weder op te hijschen en de vloot
zelve onder de orders en ter dispositie van het Hollandsch gou-
vernement te stellen. Uwe betrekking tot Holland geeft ons recht
te hopen, dat Uw antwoord op deze aanvrage niet dubbelzinnig
zal zijn". De deputatie zond per patroon Duijnker een schrij-
ven aan den admiraal dd. 27 November, waarin zij hem hare
aankomst meldde en een persoonlijk onderhoud verzocht,
ten einde zich van hare opdracht te kunnen kwijten. De adju-
dant des admiraals, Van Son, bracht den 28en Nov. het volgende
antwoord van Ver Huell : �Ik ken geen bestuur in dit land
dan dat, hetwelk door Zijne Majesteit den Keijzer en Ko-
ning gevestigd is, en vinde mij derhalve niet bevoegd, om op
eenigerhande wijze in onderhandeling te treden of parlementaires
te ontvangen, welke eene verandering van Regeering ten onder-
werp mogt hebben". De adjudant kwam persoonlijk aan boord,
om te verzoeken niet verder op te zeilen, daar de vaartuigen
aan de buitenposten gestationneerd, besliste bevelen ontvangen
hadden het jacht in den grond te boren. De deputatie heeft
dus hare zending niet mogen volbrengen. Dat men ontzag koesterde
voor de standvastigheid van Ver Huell blijkt uit de volgende
regels van Mooyaart aan de commissarissen-generaal te Amster-
dam �. . . . terwiejl ik ook verzoeke, dat, bijaldien wij onverhoopt
mogte worden gearresteerd door den Heer Ver Huell, men de
Fransche amptenaren en officieren, waarvan er een aantal zich
nog in Amsterdam bevinden, in verzekerde bewaring neme tot
waarborg onzer personeele vrijheid en veiligheid. Van dit een
en ander kon UED Gestr. zich verzekeren door het niet opkomen
van ten minste een onzer naar verloop van drie maal 24 uren
enz.".
Het jacht met de vaderlandsche kleuren in top was door de
Hollandsche schepelingen bemerkt ; op verschillende oorlogs-
bodems kwam het scheepsvolk onbewimpeld voor zijne ratio-
nale gevoelens uit ; men schroomde zelfs niet, hier en daar
oranje te dragen. Naar aanleiding der rapporten van de
commandanten der schepen besloot Ver Huell op 29 Novem-
ber, onder voorwendsel eener inspectie, zich persoonlijk aan
boord van het eskader te begeven. Op het vlaggeschip de
Prins dreigde men de beeltenis van Napoleon uit de kajuit te
150 HET VOORSPEL DER BLOKKADE
sleepen en te vertrappen. De admiraal liet zich geen oogenblik
van zijn stuk brengen en zei glimlachend : �Voor ik van boord
ga, zal ik die brave lieden toespreken ; ze zijn verblind en laten
zich door onberaden opstokerijen meeslepen, doch in hun hart
zijn ze braaf en trouw". Na eene korte rede ontblootte hij diep
ontroerd 't hoofd en riep uit : �Roep mij alien na �Leve de
Keizer !" Voor 't laatst weergaimde toen die kreet uit vele Hol-
landsche kelen boven 't eskader gevolgd door een geestdriftig �Leve
de admiraal" ! Daarna ontbood Ver Huell de etat-majors van alle
schepen en alle onderofficieren bij zich in de voorkajuit waar zij alien hem overtuigden van hunne aanhankelijkheid aan zijn persoon.
hem overtuigden van hunne aanhankelijkheid aan zijn persoon.
Van 27-30 November was er in Den Helder veel vertier ;
matrozen van passen voorzien, maakten zich gereed tot' vertrek
terwijl andere zich gepakt en gezakt naar de forten Morland
en Lasalle begaven.
Op den 27en November namelijk had de admiraal zijn hoofdkwar-
tier gevestigd in het fort Lasalle, op dat oogenblik nog niet voltooid
en onvoldoende bewapend. De ellendige barakken waren zoo goed
mogelijk bewoonbaar gemaakt ; de menigvuldige regens van het
vergevorderde jaargetijde hadden het inwendige van 't fort in
een modderpoel herschapen. leder, de admiraal incluis, zag zich
genoodzaakt baggerlaarzen te dragen ; het ellendige gebouwtje,
dat hem tot verblijf diende en waarvan de planken wanden zoo
goed en zoo kwaad dat ging waren gebreeuwd, bestond uit een
klein slaapvertrek, een eetkamer die tevens voor ontvangsalon
diende en een nauw verblijf voor den particulieren secretaris.
Juist een week tevoren, den 20en November, was het overschot
van het 4e bataljon strangers, die te Haarlem, Alkmaar en aan
de kust in bezetting hadden gelegen, onder den overste De St.
Just binnen de stelling teruggekeerd. Deze verschillende detache-
menten waren verplicht geweest hunne posten te verlaten ;
vele officieren en manschappen waren reeds overgeloopen. Dit
bataljon, op den voet gevolgd door een twintigtal gendarmes uit
Friesland en Holland, was ter versterking van de bezetting
binnen Lasalle opgenomen. Overste De St. Just had bij zijne
aankomst den admiraal een pakket overhandigd dat hem te
Alkmaar was toevertrouwd door iemand, die zich afgevaardigde
noemde van de Haagsche Tweemannen, met verzoek dit persoonlijk
16 NOVEMBER-7 DECEMBER 1813. 151
aan Ver Huell ter hand te stellen. Het bevatte een door die
heeren onderteekenden brief, waarin zij den admiraal op gebie-
dende wijze gelastten tot hen over te gaan, onder bedreiging
zoo noodig met geweld van wapenen de Fransche bezetting te
verjagen. Aan dezen brief waren al de door het Algemeen
Bestuur afgekondigde publication toegevoegd.
Op den dag van terugkeer dezer troepen waren ongeregeld-
heden op het eskader uitgebroken , kanonneerbooten en flotille-
schoeners die onbeheerd ronddreven, liepen op de nog bemande
vaartuigen en vertoonden onmiskenbare sporen van brandstichting.
Op het linieschip Doggersbank deserteerde in an enkele nacht
de geheele bemanning, uitgezonderd de commandant, de eerste
officier, een adelborst en enkele matrozen. Het achtergebleven
scheepsvolk viel slechts met dwangmiddelen in toom te houden ,
de weerspannigen werden buiten de barrieres gezonden met ver-
bod zich verder op 't eskader te vertoonen. Ook onder de bezet-
ting der forten was de gisting meer en meer merkbaar ge-
worden, waarom de Fransche troepen, mede om aan de Spaansche
krijgsgevangenen ontzag in te boezeinen, binnen de forten Mor-
land en Lasalle werden geconcentreerd, terwijl door de rationale
garde en de kustkanonniers de buitenposten werden betrokken.
Om in het gebrek aan geld te voorzien, besteedde de admiraal
aanvankelijk eene som gelds � voor de omwenteling van den
marine-prefect Truguet uit Amsterdam ontvangen en vermeer-
derd met onder hem berustende gelden, door het eskader bij-
eengebracht tot aankoop van paarden na de nederlagen in den
Russischen veldtocht � tot gedeeltelijke uitbetaling der soldijen.
Ontbloot van verdere fondsen besloot hij den 24en November
den overste De St. Just met een klein detachement uitgekozen
manschappen naar Alkmaar te zenden, om zich aldaar meester
te maken van de kas van den betaalmeester der 17e militaire
diviie, waarin volgens stellige berichten 70.000 francs moesten
berusten voor de bezetting van Den Helder. Deze hoofdofficier
wist die zilvervloot behouden binnen te loodsen , in alle dorpen
die hij doortrok was de Oranjevaan ontplooid en 't kostte hem
veel moeite en beleid de strenge orders van den admiraal te
handhaven, om alle schermutselingen tusschen soldaten en inge-
zetenen zooveel mogelijk te voorkomen.
152 HET VOORSPEL DER BLOKKADE
Omstreeks 29 November vertoonde zich een Engelsch smal-
deel, bestaande uit 2 linieschepen 1), een fregat en twee brik-
ken dicht onder den wal. Zij voerden de oud-Hollandsche vlag
van den grooten top met daaronder de Fransche, ten teeken dat
Holland Frankrijk had overwonnen en van den kruistop de
Spaansche vlag als bewijs, dat Engeland zich het lot der Spaan-
sche krijgsgevangenen aantrok ; tegen den avond verwijderden
zich die schepen.
De fregats-kapitein De Roth en de luitenant Dillie kwamen
met gedeelten der flotilles van de Zuiderzee en der kusten van
Friesland op de reede ten anker. De geest onder de bemanning
was z(5(5 slecht dat sommige der officieren en adelborsten reeds
door het scheepsvolk waren mishandeld ; de admiraal liet de
schepen binnenloopen en officieren met adelborsten in Lasalle
opnemen.
Intusschen liepen er geruchten dat de Russen en Pruisen ons
land binnenrukten ; officieren en schepelingen deserteerden in
vaartuigen nit het Nieuwe Diep of over land onder de kogels
der voorposten.
Onafgebroken liet de admiraal de Spaansche krijgsgevangenen
voortwerken aan den staat van verdediging der stelling. De
Fransche soldaten beschouwden vestingbouw en aardwerk als
minderwaardigen, speciaal voor galeiboeven bestemden arbeid.
Hoewel zij niet slaagden er zich aan te onttrekken, bleef toch
een groot aantal personen door rang of stand van deze werk-
zaamheden uitgesloten. Deze, de officieren inbegrepen, werden
door Ver Huell vereenigd tot een corps d'�lite, dat hij met geweer
deed oefenen. Een Fransch chirurgijn-majoor begon op zekeren
dag dat geexcerceer te vervelen; hij verklaarde ronduit zich
sneer geroepen te voelen wonden te heelen, dan ze te maken,
waarom hij ontslag verzocht uit 't keurkorps. Streng antwoordde
de admiraal hierop : �Ik ben groot-officier van 't keizerrijk, en
als het er op aan mocht komen, zal ik een der eersten zijn om
den Franschen naam met eere te verdedigen en het geweer op
te vatten. 1k heb me in U bedrogen ; ge zijt onwaardig langer
1) Waarschijnlijk de Scarborough en de Bedford onder den sellout bij nacht Ferrier.
nacht Ferrier.
16 NOVEMBER -7 DECEMBER 1813. 153
lid van dit korps te zijn". Hij gelastte den overste De St. Just
den chirurgijn-majoor van zijnen rang te casseeren en aan te
teekenen in 't stamboek als gewoon soldaat. Te vergeefs poog-
den de overste en de chef van den geneeskundigen dienst op
het eskader, Sper, ten bate van dezen �lijntrekker" genade
voor recht te doen gelden ; de admiraal bleef onvermurwbaar.
Den 30en November deden berichten de ronde dat de Kozak-
ken tot Alkmaar waren voortgerukt en enkele zich reeds in
't Zand bevonden. De admiraal liet de post aan de Groote Keet,
uit de bemanning der brik le Genie bestaande en belast met
de afsluiting der stelling aan de landzijde, terugtrekken. Het
detachement voerde enkele gestolen schepen en koeien binnen
de stelling mee, die echter later aan de eigenaars zijn vergoed.
Op den Zen December bezetten de Kozakken de Groote Keet, op
twee uur gaans van de Fransche voorposten gelegen. De wacht
aan de barriere bleek 's ochtends overgeloopen. Op dien datum,
herdenkdag van de kroning des Keizers, was 't verre van rustig
in Den Helder. Men vreesde de nadering der Kozakken waarom
de admiraal het geschut van Lasalle en dat der schepen op de
gebouwen van het dorp deed richten. Bij gebrek aan bezettings-
troepen als gevolg van desertie en pasporteering, werd tevens
bevolen, de forten l'Ecluse en Dufalga te doen ontruimen en
slechten 1).
Dienzelfden dag bereikte den admiraal eene sommatie van den
prins van Oranj e, gedateerd op 1 December, luidende : �Wij Willem
Frederik, bij de gratie Gods Prinse van Oranje en Nassau � �
� � sommeeren den Commandant van Den Helder, om
zich met de schepen en manschappen, onder zijn commando
staande onmiddellijk over te geven aan de Hollandsche Natie,
die Wij op dit oogenblik het geluk hebben te representeeren, en
daar Wij niets vorderen dan hetgeen Haar w ettig eigendom
is, maken wij staat op eene prompte voldoening, stellende
Wij Hem, Commandant verantwoordelijk aan God en het Vader-
land".
1) Het slechten dezer forten op den Zen December schijnt zeer onvol-
komen te zijn geschied, daar het fort l'Ecluse op den 10en Februari en 't
fort Dufalga op den 22en Februari 1814 afdoende moesten worden vernield.
154 HET VOORSPEL DER BLOKKADE ENZ.
Hierop antwoordde de admiraal, zijnen krijgsraad gehoord, den
3en December : �Monseigneur, Les forces, que j'ai l'honneur de
commander, m'ont �t� confiees par S.M. l'Empereur des Francais.
Les moyens, que j'ai en mon pouvoir, sont plus qu'en kat
pour faire respecter le Pavillon, qui flotte encore sur mon
vaisseau, par une arm�e entiere. Mon devoir m'impose ainsi
qu 'a tons les Braves, qui sont sous mes ordres, de nous main-
tenir jusqu' a l'extr�mite. Je domine du Fort Central du
Helder l'Escadre et tous les ouvrages avoisinans et si Votre
Altesse attache du Prix a voir conserver la Flotte et ce Point
maritime, qui est si important pour la Hollande, il est
n�cessaire, qu' Elle prescrit de ne point m' attaquer ici et de
faire respecter les limites du Helder, pour que les evenements
de la Guerre d�cident de son sort. Les lois sacrees de l'honneur
m'ordonnent de le cl�fendre".
Den 4en December verzond Ver Huell eeri soortgelijk schrijven
aan den �genkral commandant les troupes Russes dans la Nord-
Hollande". Deze missive kwarn in handen van den luitenant
Bezemer die zich waarschijnlijk in 't Zand beyond en haar door-
zond aan den schout bij nacht Verdooren te Amsterdam.
Op voorstel van Ver Huell had de krijgsraad besloten de na-
tuurlijke zucht zucht naar vrijheid der Spaansche krijgsgevangenen
niet langer op de proef te stellen. Te midden der woelingen,
onder zware vermoeienissen en groote verleidingen, hadden deze
flinke soldaten nimmer reden tot klagen gegeven. Elke poging
hen tot verzet te verleiden was afgestuit op hunnen hooghartigen
Andalusischen trots. Den 4en December vertrokken zij, nadat de
admiraal persoonlijk hun zijne hooge tevredenheid had betuigd
over hun voorbeeldig gedrag en hechte trouw. Ten onrechte
werd deze invrijheidstelling toegeschreven aan de nadering der
Kozakken.
Den 6en December werd in Den Helder het nieuws bekend
van de overrompeling der Franschen op Texel. Dien nacht be-
zetten de Kozakken de Kleine Keet, doch trokken 's ochtends op
Groote Keet terug. Ver Huell deed daarop den post aan 't wees-
huis versterken en eene andere met 2 stukken geschut op den
dijk van 't Nieuwe Diep plaatsen. Ingekomen berichten wezen
namelijk op eene poging nit Holland, zich bij verrassing van het on-
DE BLOKKADE. 155
bemande eskader meester te maken. Toen bleek, dat zelfs met
verzwaarde lading de mortieren op de flanken van Lasalle de
vloot in 't Nieuwe Diep niet konden bestrijken, liet de admiraal onder den overste De Foucauld mortieren van ander type en
onder den overste De Foucauld mortieren van ander type en
wijder dracht uit Morland naar Lasalle overbrengen. De proeven
op 9 December hiermede genomen loonden alleszins deze z ware
en moeilijke manoeuvre ; de bommen bleken over Dugommier
en het eskader den Zuidwal te bestrijken, waardoor de vloot uit
Lasalle kon worden beschermd of vernield.
De blokkade.
(7 December 1813-4 Mei 1814).
Op den 6en December 1813 ontving de generaal-majoor Cor-
nelis Francois De Jonge namens den prins van Oranje bevel
van den fungeerenden commissaris-generaal van oorlog, L. graaf
Van Limburg Stirum, zich onverwijid naar Alkmaar te begeven,
aldaar zijn hoofdkwartier te vestigen, Den Helder ten strengste
te bewaken en de herhaalde strooperijen van het garnizoen tegen
te gaan. Den Ten December kwam de generaal to Alkmaar aan,
en bracht later op 23 Januari 1814 zijn hoofdkwartier over naar
't Zand. Op den 9en December rapporteert hij o.m. dat hij te
Alkmaar slechts 50 nationale garden aantrof die 6 bruikbare ge-
weren bezaten ; buiten den kortelings bijeengeraapten landstorm
vond hij daar overigens niet anders dan een honderdtal Ukrainer
Kozakken, waarvan een 25tal onder den luitenant A. Bezemer
zich op voorposten tegen Den Helder en de rest zich te Alk-
maar bevonden. Behalve de Kozakken in 't Zand, Oudesluis en
Groote Keet beschikte hij over 30 landlieden tot bestrijding der strooperijen. Een aanvraag om ruiterij en geschut bleef aan-
strooperijen. Een aanvraag om ruiterij en geschut bleef aan-
vankelijk zonder gevolg, waarop de generaal voorloopig eene
cavalerie improviseerde nit vrijwilligers en manschappen van den landstorm. Deze zgn. landkozakken waren niet anders dan
landstorm. Deze zgn. landkozakken waren niet anders dan
boeren to paard, in boerenkleedij, met sporen aan de laarzen
en een muts van vossenvel op het hoofd, waarvan de staar-
ten koddig naar achter afhingen ; hunne bewapening bestond
uit boonenstaken met een spijker erop bevestigd. Wat
156 DE BLOKKADE
de artillerie betreft kreeg de generaal eerst 8 Februari 1814 de be- schikking over twee veldstukken, afkomstig van de gewapende
schikking over twee veldstukken, afkomstig van de gewapende
burgermacht te Purtnerend en 2 ijzeren 12-ponders der zee-artillerie uit Medemblik ; in verwaarloosden staat gevonden, werden ze te
uit Medemblik ; in verwaarloosden staat gevonden, werden ze te
Alkmaar in eenigszins bruikbaren toestand gebracht en aan de
voorposten geplaatst.
Op 1 Januari 1814 bestonden de Nederlandsche troepen in Noord-
Holland uit : 2 kapiteins, 1 officier, 6 onderofficieren, 2 tamboers en 139 korporaals en soldaten van het 15e bataljon infanterie
en 139 korporaals en soldaten van het 15e bataljon infanterie
van linie ; 2 officieren met 48 korporaals en soldaten van het le
regiment infanterie van linie ; 3 officieren, 2 onderofficieren en
102 Russische Kozakken ; 1 officier, 2 onderofficieren en 28 kust-
kanonniers en 2 onderofficieren met 12 jagers van het voormalige
Fransche regiment strangers.
Het commando van generaal De Jonge over Noord-Holland
werd den 17e11 Januari veranderd in dat over het 2e militaire
arrondissement, van het le arrondissement gescheiden door de
lijn Beverwijk�Wijk aan Zee.
Omstreeks 20 Januari 1814 waren de voorposten aan Groote
Keet, 't Zand, Calantsoog, Oudesluis enz. bezet door : 164 man
infanterie nit het depot der algemeene werving van Noord-Holland,
41 man voormalige nationale gardes uit Alkmaar en Hoorn, 71
gewapende landlieden, 38 landkozakken te paard, 6 bereden
ordonnansen tot het onderhouden der gemeenschap en 64 land-
lieden met stokken en hooivorken gewapend.
Een sterk staaltje van de onschadelijkheid dezer troepen-
macht geeft het volgende voorval : Op een der wandelritten
in den omtrek van het fort Lasalle reed Ver Huell in Januari
1814 het verlaten fort l'Ecluse binnen waar hij plotseling op
eene bende potsierlijk toegetakelde landkozakken stiet. Zijn
staf had reeds het zwaard ter verdediging ontbloot, wat weldra
overbodig bleek toen de gevreesde horde den admiraal beleefd
groette. Deze reed zonder zich een oogenblik te bedenken op
hen af, sprak hen vriendelijk toe en vertrok ongemoeid, glim-
lachend opmerkend : �Waar laten die goeie menschen zich al
niet voor gebruiken" !
Mochten gestadige oefening en uitbreiding zijner troepenmacht
generaal De Jonge allengs, hoewel met moeite, in staat stellen
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 157
eene blokkade vol te houden en de vijandelijke strooperijen
tegen te gaan, toch maakten eenerzijcls het besef der noodzake-
lijkheid, om het kostbaar eskader in 't Nieuwe Diep ongeschonden
onder Nederlandsche vlag te brengen, anderzijds het gebrek aan
materieel, de onkunde en ongeoefendheid van meerderen en
minderen, met het bewustzijn, dat de regeering in Den Haag
den uitslag zijner pogingen ongeduldig verbeidde, zijne opdracht
tot een der ondankbaarste, die men zich denken kan.
Den 9en December ontving de admiraal eene tweede opeisching,
nu van den Souvereinen Vorst, gedateerd 7 December, waarin deze
te kennen gaf, dat het antwoord op de eerste sommatie in geenen-
deele aan zijne verwachting had beantwoord en weinig strookte
met de situatie waarin Ver Huell zich beyond, welke de S. V.
ieder oogenblik hachelijker vermocht te maken door zijne troepen
tegen Den Helder te doen oprukken. �Gij hebt genoeg gedaan
voor Uw eer als krijgsman en voor Uwe vermeende verplich-
tingen als onderdaan van den Franschen Keizer. Zijne troupes
trekken gestadig verder of en denken niet meer om de vloot
en het fort Lasalle . . . Het is nu nog tijd eene capitulatie te
sluiten op goede termen; later zijn er geen andere mogelijk
dan krijgsgevangenscbap en vervoering naar verre gewesten.
Maar gelief steeds voor oogen te houden, dat welke ook Uwe
beslissing zijn moge, Gij mij met Uw hoofd verantwoordelijk
zijt voor het behoud der Hollandsche schepen, die zich momenteel
onder Uw bereik bevinden". Hierop antwoordde de admiraal dd.
11 December: �Plusieurs cent milliers de livres de poudre se
trouvent a bord des vaisseaux arm�s, les soutes de ceux d�sarm�s
sont pleines. Sur le port it se trouve un magasin, qui est plein
de haut en bas. Une etincelle mettra tout en feu et je verserai
des larmes en voyant disparaitre l'escadre, qui m' �tait si chere
comme le faible reste de l'ancienne marine hollandaise et des
travaux immenses, qui sont si importants pour la Hollande. Le
tout sera sauve avec l'aide de Dieu, quel que soft le sort de la
Guerre, et si je dois succomber, je ne p�rirai pas sans gloire
avec tour les braves, qui m'entourent. Je ne redoute aucune
attaque du cote de la mer, ni de la terre. J'ai eloign6 de moi
tout cequi pouvait me trahir. On a debauch� ones equipages
158 DE BLOKKADE
de la maniere la plus cruelle pour un chef, qui a �t� toujours
si fortement pen�tr� de l'honneur de sa nation. Ii y a meme des
officiers, qui ont d�sertes le Pavilion. Je les considere comme des
raches et j'espere que V. A. les chassera des rangs oil ils voudront se ranger ; sur de tels hommes on ne peut pas compter dans aucune
ranger ; sur de tels hommes on ne peut pas compter dans aucune
circonstance. us ont diminue les moyens pour surveiller les
vaisseaux . . . . La France entiere a les yeux fixes sur la con-
duite de ses G�n�raux, et je ne souillerai jamais mon nom
et celle de la Nation hollandaise en devenant infidele et parjure
a mes serments . . . . Je desire, que les avant-postes russes ne
d�passent point la ligne du Grote Keet, afin de pouvoir tenir
l'ordre dans toutes les limites du Helder, et d'�carter de la
flotte tons les dangers qui pourront compromettre sa suret�.
Tons mes voeux portent a la voir sauv�e".
Uit dit antwoord blijkt tevens des admiraals oordeel over
het prinselijk decreet, speciaal gericht tegen de zeeofficieren van
het Texelsch eskader, waarin alien, die nog in Franschen dienst
waren, werden opgeroepen terug te keeren, onder bedreiging
met uitsluiting buiten 't georganiseerde korps zeeofficieren.
Op den 9en December deed de S. V. eene derde poging om
den admiraal tot overgave te bewegen, door den commissaris-
generaal van marine Van der Hoop in persoon naar 't Zand te
zenden. Op diens aan Ver Huell gericht schrijven antwoordde
deze dd. 14 December : �Mon unique desir se porte a conserver ces
objets d'une si grande valeur pour la Hollande, dans queue circon-
stance que ce soit. Si on vent les exposer aux chances d'une attaque,
les lois les plus sacre�s du devoir et de l'honneur imposent de
les d�fendre jusqu' a l'extremite contre toute agression hostile et
les suites infaillibles seront la destruction totale de tout. Aucun
des chefs du Fort Lasalle se fait une illusion de se sacrifier avec
tout le reste. La Hollande n'y gagnera rien, que d'avoir fait
perir quelques braves guerriers qui ont �te jusqu'au dernier
instant fideles a leur prince et l'honneur. Et elle gagnera tout
en accordant ma demande. Pent-etre le seal et unique moyen
de parvenir dans leur possession est que des troupes �trangeres
n'occupent pas ces formidables travaux. Avant de consentir a
cela ii n'en restera qu'un morceau de terre et des debris de
mines. Le commerce de la Hollande serait encore plus enchain�
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 159
que jamais, parce que les Etrangers en feraient toujours les
lois. Elle n'en sera pas maitresse. De sorte la Raison et l'interet
du prince meme de la Hollande sont tout pour moi. Dans
trois mois de temps ce sera danitivement decide, si ce Pays
pent conserver son inapendance". In een particulieren brief
dd. 14 December aan Van der Hoop uit de admiraal zich ge-
heel op gelijkluidende wijze. Echter toont hij zich in dit schrijven
geneigd tot onderhandeling over eenen wapenstilstand voor drie
maanden en geeft zijne vrees voor Engelsche interventie aldus
te kennen : �Zo de Engelschen er zich eenmaal inwerpen, zal
het niet in de vermogens van den Prins zijn, 0111 dezelve er
weder uit te drijven, en de Dependentie van het Land zal slechts
van naam verwisseld hebben". Van der Hoop zond dit voorstel
aan den S. V. ter beslissing toe.
Op den lien Dec. liet een officier zich tegen de bevelen
des admiraals verleiden tot eene schermutseling met de voor-
posten waarbij van beide zijden manschappen sneuvelden , de
admiraal strafte dien officier met streng arrest.
Tij dens het verblijf van Van der Hoop in 't Zand, werd boven-
dien den 13en December den secretaris-generaal der marine May
gelast, �zich onverwijld naar 't Zand te begeven tot het houden
eener conferentie met HH. Gedeputeerden uit het Gemeentebestuur
van Den Helder om zoo mogelijk de capitulatie dier plaats te be-
vorderen"1). Ook hij schijnt onverrichterzake teruggekeerd te zijn.
Den 18en December drong eene bende Kozakken het fort Du-
1) J. Van Dam den Bouwmeester spreekt in zijne �Bescbrijving van den
Helder" (1847) over eene commissie, bestaande nit den maire A. Van Wester-
holt met de heeren J. Giltjes sr. en Jb. Hooglandt, die zich op 3 December
�naar den vijand begaven". Zij keerden 's avonds terug, werden bij den ad-
miraal ontboden en verzocht naar Den Haag te gaan, om den S. V. voor te
stellen op zekere voorwaarden te capituleeren. Hun verzoek zou schriftelijk
door den commissaris-generaal Van Stralen den S. V. ter hand gesteld zijn, die
te kennen zou hebben gegeven, dat zoo een schip niet voldoende was voor overtocht
der bezetting naar Frankrijk, gaarne twee ter beschikking stonden. Volgens
getuigenis van een dier heeren zou Z.K.H. gevraagd hebben, of Ver Huell niet
in Hollandschen dienst zou willen treden, wat ze toestemmend beantwoordden.
Uit andere bescheiden is gebleken, dat op 3 December de maire met den
beer Simon Riekels en den notaris Cornelis Van Her werden werden afgevaar-
digd naar beide strijdende partijen om de belangen der gemeente bij even-
tueele vijandelijkheden of ingeval van capitulatie te bepleiten.
160 DE BLOKKADE
gommier binnen, slechts bewaakt door eenen enkelen magazijn-
meester, die in eene hem onbekende taal werd bedreigd. De
magazijnen werden doorzocht en eenige onbelangrijke dingen
meegenomen. Ver Huell liet daarop het fort bezetten door 20
man onder een officier en een adelborst. Een Boer uit Huis-
duinen had den vijand de doorwaadbare plaatsen in de fortgracht,
die slechts weinigen bekend waren, gewezen. Toen de verrader,
trillend van angst en met den dood voor oogen, voor den ad-
miraal werd gebracht, schonk deze hem het leven op de bede
van een oud moedertje, dat knielend om genade smeekte voor
haar eenig kind.
Op 20 December ankerde een Engelsch fregat dicht onder de
kust. Eenige officieren verkenden op de duinen 't fort Lasalle,
doch werden door mortiervuur verdreven. Onder het lossen van
enkele schoten koos het fregat weder zee.
Dienzelfden dag (20 Dec.) richtte de kapitein ter zee Rijster-
borgh, mede namens zijne collega's Siccama, Frederiks, Cambier
en Coertzen, een schrijven aan den S. V. houdende copie van
een verzoek dd. 17 Dec. aan Ver Huell, om �schriftelijk te
onzer kennis te willen brengen de verzekering, welke dezelve
ons meermalen gedaan heeft, namentlijk ons verbeijden alhier
op de voorgeschreven voet en wijze, als bij den Heere Prince
van Oranje niet dan ten goede geduid zal worden". Hij verze-
kerde den S. V. �dat zij alleen blijven om de schepen voor roof,
plundering en andere ongelukken te bewaren, het getal man-
schappen, zich aan boord bevindende, is zeer gering en het is
te voorzien, dat de resteerende spoedig het voorbeeld der subal-
terne officieren zullen volgen, die meestal zijn vertrokken, niet- tegenstaande de admiraal ons verzekert heeft niet tot de defensie
tegenstaande de admiraal ons verzekert heeft niet tot de defensie sneer behoorde en dus van dien kant gewaarborgd waren". De
sneer behoorde en dus van dien kant gewaarborgd waren". De
brief werd geschreven ingevolge de oproeping van den commissaris- generaal tot dienstneming der Hollandsche zeeofficieren.
generaal tot dienstneming der Hollandsche zeeofficieren.
Den Den December berichtte Van der Hoop den stelling-
commandant, dat de S. V. genegen was over eenen wapenstil-
stand te onderhandelen, waarop Ver Huell de luitenant-kolonels
Francke, chef van den marinestaf, en De Foucauld, commandant
der genie tot afgevaardigden benoemde ; tot plaats van samen-
komst koos hij Groote Keet. Deze beslissing werd door Van der
11, 1-11111 '111it
'll 111 Ili ,111.1,11,^11,1'1,1 l'::111)11
I,: 111 1,1-1111 ill' -1 1111 ,
l'111111.11111illi:1!"1 ' I
!
.
Sdiaal 1 88800
700 1400 2100
mit RS DIE P
Batt9
I' Union
Batt!) l'Indmsibilite
Batty le Reparateur(i)
Batt` le Rol de Rome(4
Batt` la Revolutw
Ft Lasa
HET BUITENVELD
(1) Gedurende bet heleq geslecht
12)Gedurende bet beleq gebouzed urt matertaal van Batty le Reparateur
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 161
Hoop den 23en December aan den S. V. gerapporteerd. Niettegen-
staande de admiraal had verzocht de voorposten der Kozakken
op 't Zand terug te trekken en zich wederkeerig had verbonden,
de bezetting achter de lijn van verdediging te houden, stak eene
bende Kozakken in den nacht van 21-22 December het wees-
huis in brand. Dit gesticht, bestemd voor 150 kinderen, die
reeds bij de ingezetenen waren ondergebracht, werd geheel in
de asch gelegd. Met lichtkogels uit Lasalle ontdekt, werden de
brandstichters door geschutvuur verdreven.
Den 27en December kwamen de Nederlandsche afgevaardigden,
de schout bij nacht May en de onder-equipagemeester der marine
Moyaart in 't Zand aan. Alle verdere onderhandelingen over
een wapenstilstand stuitten echter of op den beslisten eisch
van den Souvereinen Vorst, stelling en eskader op een bepaald
tijdstip over te geven.
Gedurende de lange winteravonden werd in Lasalle 't nuttige
met 't aangename gepaard : in de admiraalsbarak vonden nu en
dan muziekavondjes plaats, opgeluisterd door de in 't fort aan-
weziue dames.
b
Den Zen Januari greep aan de voorposten eene ernstige scher-
mutseling plaats, waarbij de Franschen 8 dooden en 13 krijgs-
gevangenen verloren, terwijl aan Nederlandsche zijde 2 Kozakken
zwaar en 2 licht werden gewond 1).
Omstreeks 4 Januari werd de commandant der korvet Venus,
de fregats-kapitein Cambier, zoo ernstig ongesteld dat noodig
werd geoordeeld den patient naar Amsterdam te vervoeren. Daar
de aanwezigheid des vijands zulks over land onmogelijk maakte,
wilde men trachten het vervoer per boot te doers geschieden.
1) Generaal De Jonge schrijft omtrent deze schermutseling in zijn �dag-
verhaal", dat een vijandelijk detachement, uit cavalerie en infanterie bestaande,
voor het aanbreken van den dag zich op het Buitenveld vertoonde om eenige
verlaten boerenhoeven te plunderen. Langs Kleine Keet marcheerende om de
vijandelijke voorposten aan te tasten, werden ze aldaar ontdekt en opgehouden
totdat versterking der Kozakken van Groote Keet was aangerukt. Zij werden
toen aangevallen en op Morland teruggeworpen. Daar de Franschen, die zich
reeds hadden overgegeven, weer begonnen te vuren, kostte het veel moeite,
de gevangenen in veiligheid te brengen ; deze werden 4 Januari naar Woer-
den opgezonden.
Gedenkboek. II. IA
162 DE BLOKKADE
De luitenant Bronovo werd door den admiraal naar den maire
Reinbach te Texel gezonden, om te trachten aldaar een voor dit
doel geschikt vaartuig te bekomen, hetwelk in Den Helder niet
te verkrijgen was. De maire aarzelde geen oogenblik, aan het
verzoek te voldoen en de kolonel der gewapende burgerij gaf
daartoe dadelijk de noodige bevelen. Een gedeelte der officieren
echter weigerde te gehoorzamen, wilde den parlementair arres-
teeren en de zending van het bedoelde vaartuig verhinderen. Na
langer dan een dag oponthoud en hevigen tegenstand werd
niettemin aan het bevel van den maire gevolg gegeven.
De weinige Nederlanders, die vrijwillig in Lasalle waren
achtergebleven kregen, zoo zij dit wenschten, vergunning om te
vertrekken ; de eenigen die vastbesloten het lot van den admiraal
wenschten te deelen, waren de drie officieren van zijnen staf:
Francke, Van Son en Rijk, de adspirant Van Karnebeek en zijne
beide neven Ver Huell, van wien de een zijn particulier secre-
taris was en de andere fregats-kapitein op het linieschip Dog-
gersbank 1).
Bij de heerschende felle vorst drukte de afmattende be-
wakingsdienst even zwaar op belegerden als op belegeraars, welke
laatsten, schamel gekleed, over geen andere dekking dan eenig hooi,
beschikten. De admiraal spoorde alom door zijne persoonlijke tegen-
woordigheid tot ijverige plichtsbetrachting aan ; midden in den
nacht bezocht hij vaak de bastions, waar hij zoo noodig de be-
trokken officieren ontbood om hunne stukken van sneeuw te doen
reinigen. Nauwelijks waren de grachten om Lasalle verstijfd of
er werd gelast het ijs te breken. In weerwil van vermaningen
en bedreigingen waagde de bezetting zich echter niet op de
dunne korst. Toen besloot Ver Huell zelf het voorbeeld to
geven ; hij waagde zich echter op eene te zwakke plaats en
zakte door 't ijs. Gelukkig bijtijds gered, weigerde hij been to
gaan voor met 't werk was begonnen en wachtte doornat,
1) Deze laatste vervaardigde op verdienstelijke wijze twee aquarellen van
het inwendige van fort Lasalle, die later door zijn zoon aan de gemeente
Den Helder ten geschenke zijn gegeven en thans in de raadzaal aldaar prij-
ken. Dank zij de groote welwillendheid van burgemeester en wethouders
dier gemeente konden de reproducties dezer belangrijke schilderstukken in
dit werk opgenomen worden.
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 163
rillend van koude, de uitwerking van zijn voorbeeld af. Onder
de kreten: �Vive l'amiral" toog de bezetting aan den arbeid.
Na dien tijd werd nimmer taptoe geslagen voordat, met behulp
van boeren nit den omtrek, eene ijsvrije geul van 20 voet breed
het geheele fort omringde. Nijpend drukte de barre winter op de
bewoners van Den Helder en Huisduinen, waar door de heerschende
omstandigheden de welvaart in armoede was verkeerd. Naast voor-
beeldig commandant toonde Ver Huell zich toen een weldoener
in nood, door de armen ruimschoots van levensmiddelen uit den
voorraad op 't eskader te voorzien. Tengevolge van uitputting door
vermoeienis en zelfverloochening overviel den admiraal in Januari
eene ernstige ongesteldheid ; groot was de bezorgheid van bezet-
ting en burgerij over zijn toestand en uitbundig hunne geest-
drift, toen hij zich weer voor 't eerst in 't openbaar vertoonde.
23 Januari werd door de voorposten een man aangehouden
en voor den admiraal gevoerd, die voorgaf inwoner van Den
Helder te zijn. Hij berichtte dat de vreemde troepen Noord-
Holland hadden ontruimd en dat de blokkade uitsluitend aan
Nederlanders was overgelaten, wier toestand hij hoogst ongunstig
afschilderde 1). De Fransche bezetting, hierdoor begeerig gewor-
den den vijand te overrompelen, toonde zich zeer ontevreden
over 't bevel des admiraals, om geen vijandelijkheden te plegen.
1 Februari stierf de commandant van Morland, overste Harel,
die met militaire eer in 't bastion Huisduinen van Lasalle werd
begraven ; hij werd vervangen door den commandant van Dugom-
mier, overste Fermund, die op zijn beurt werd opgevolgd door
den kapitein der infanterie Targes.
In den morgen van 9 Februari werd bij hevigen noordwester-
storm een schip in nood ontdekt op de Noorder-Haaks. De
admiraal zond een schokker tot redding in zee onder zijn
adjudant Rijk. Eene kaag onder J. Giltjes en Laurens Giltjes,
eveneens met voorkennis van Ver Huell tot redding uitgevaren,
1) Den Zen Januari hadden de Kozakken bevel gekregen naar Den Haag
af te marcheeren. De generaal De Jonge prostesteerde heftig tegen deze
order, daar zijne voorposten hierdoor werden verzwakt. Niettemin werd op
5 Januari het bevel herhaald, waarop dien dag een gedeelte en op '10 Januari
de rest der Kozakken naar Den Haag vertrok. Bij ontstentenis van cavalerie
schiep de generaal toen de zgn. landkozakken.
164 DE BLOKKADE
werd ten gevolge van een verzuim bij overgeving der bevelen
door een der batterijen beschoren, gelukkig zonder nadeelige
gevolgen. Twee Texelsche loodskotters mochten ten slotte er in
slagen de schipbreukelingen op hun eiland aan wal te brengen 1).
Enkele Texelsche schepen, eveneens ter redding uitgegaan, waren
naar 't Nieuwe Diep afgedreven. Toen de admiraal van de
bemanning vernam dat op het eiland gebrek aan voedsel heerschte,
gelastte hij direct, aan de kaag levensmiddelen mede te geven
� dit was zijn wraak jegens hen, die de Oranjevaan op hun
eiland hadden geplant !
Op den 8en Februari gelastte de Souvereine Vorst den gene-
raal De Jonge andermaal eene poging tot overgave der stelling
te beproeven. Werd bij de onderhandelingen van 27 December
aan de bezetting vergund in transportschepen naar Frankrijk
terug te keeren, thans luidde de eisch onverkort : �In alle con-
dition welke gij zoudt kunnen voorslaan, is de eerste bedinging,
dat het garnizoen krijgsgevangen in Holland moet blijven". De
admiraal antwoordde hierop den 10en Februari, dat hoezeer
onvoldoende ingelicht omtrent alle gebeurtenissen, die op politick
gebied en op 't oorlogstooneel plaatsgrepen, hij zijn eigen toe-
stand als onveranderd beschouwde en met gelatenheid het lot
afwachtte, dat de krijg hem had beschoren.
Bij verzoekschrift aan den Souvereinen Vorst dd. 10 Februari
boden een 20-tal schippers uit Amsterdam zich aan �om het Fort
aan Den Helder met deszelfs Vloot uit de Fransche hunne klau-
wen te rukken, hebbende vele jaren met onze schepen op die
stroome gevaren, waardoor wij met de ligging van deszelfs vloot
bekend zijn". De Vorst dankte hen voor dit vaderlandslievend en
stoutmoedig aanbod en beloofde hiervan gaarne gebruik te zullen
maken als de omstandigheden hem hiertoe mochten noodzaken.
1) Zij behoorden tot een Engelsch transportschip, komende van Plymouth,
bestemd tot overbrenging van een detachement, sterk 7 officieren en '101
onderofficieren en soldaten van het 2e regiment lichte infanterie van Nassau
naar Hellevoetsluis. Van dit detachement werden slechts 3 officieren, 2 onder-
officieren en 22 man gered. Hunne ledernaten waren bevroren ze werden
met de grootste menschlievendheid door de burgers op Texel verzorgd. Eerst
16 Maart, toen de ijsgang ophield, werden ze op last van generaal De Jonge
overgebracht naar Petten en tot herstel van gezondheid in het hospitaal te
Alkmaar opgenomen, of op hun korps gedirigeerd.
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 165
Den 14en Februari vergunde de admiraal aan eene deputatie
van Texel zich binnenslands te begeven, om de Nederlandsche
regeering in kennis te stellen met den toestand op hun eiland.
Verstoken van alle officieele berichten, besloot Ver Huell ten
slotte door zijn adjudant, den luitenant Rijk, te doen beproeven
een der Fransche havens te bereiken om vandaar verder naar
Parijs te reizen, de Fransche regeering omtrent de omstandig-
heden der stelling in te lichten en machtiging te vragen tot
ontruiming als de heerschende toestand zich mocht bestendigen.
13 Februari vertrok Rijk, als visscher vermomd, met twee vis-
schers in eene boot van slechts 24 voet lengte uit Den Helder.
Dwars door de Engelsche kruisers wist hij met groot beleid en
onversaagde stoutmoedigheid Boulogne te bereiken en op gelijke
wijze van daar den 25en Maart in Den Helder terug te keeren,
gesierd met het kruis van 't legioen van eer, hem door Napoleon
geschonken. Hoe geheim zijne zending ook was voorbereid, ras
was zij glom bekend. Generaal De Jonge waarschuwde den com-
mandant van het Engelsche eskader ter hoogte van Eginond
(captain Sam G. Pechell) tegen den terugkeer van Ver Huell's
adjudant met, naar de geruchten luidden, versterkingen uit Frank-
rijk. Rijk wist de waakzaamheid der Engelschen echter te ver-
schalken en bezat zelfs de vermetelheid hunne positie te ver-
kennen, door persoonlijk aan boord der Britsche schepen visch
te verkoopen. De Keizer beval Ver Huell de vloot geenszins te
vernietigen en de verdediging nog zes weken te rekken, daar hij
dan zou worden ontzet. Groote lof werd den admiraal uit
Frankrijk toegezwaaid over zijne standvastigheid de Fransche
bulletins gewaagden van zegepraal der Grande Arm6e, wat Ver
Huell ter goeder trouw moest gelooven en op bevel van den
minister van marine Decres moest salueeren met 101 schoten, ten
teeken dat Napoleon met zijne heirscharen nog geenszins was
bezweken. De reden dezer kanonnade met eene kleurrijke schil-
dering van Rijk's avontuurlijken tocht werden door den maire
A. baron Van Westerholt den 25en Maart aan den generaal De
Jonge bericht.
14 Februari werd op last van De Jonge uit het verlaten fort
Dufalga al het materiaal, benoodigd voor den bouw eener batterij
aan de Groote Keet, met 8 wagens zonder eenig beletsel weg-
166 DE BLOKKADE
gehaald. Daar de belegeraars zich geschikt in dit onvoldoend
vernielde fort konden nestelen, beval de admiraal op 22 Februari
dit werk gedurende den nacht te slechten. De overste De St.
Just kreeg de opdracht het detachement, met de slechting belast,
te dekken door eene demonstratie in de richting der vijandelijke
voorposten. Om 4 uur 's ochtends keerde hij terug zonder een
schot te hebben gelost ; het fort Dufalga was vernield.
22 Maart viel eindelijk de dooi in na eene aanhoudende vorst
sinds 15 Februari. Naar aanleiding der verontrustende praatj es,
die in Den Helder de ronde deden, (de admiraal zou met de
bezetting der fregatten Meuse en Issel de stelling verlaten, de
vloot verbranden e.d.) begaf zich op 23 Maart eene deputatie,
bestaande uit den maire Van Westerholt met den baljuw Van
Herwerden en den predikant De Koning naar Lasalle, waar Ver
Huell hen spoedig gerust stelde.
Daar het beleg nog zes weken moest worden gerekt, werd eene
inspectie over de levensmiddelen gelast onder den commissaris-
ordonnateur der marine De Prigny. Dit onderzoek wees niet
alleen een diefstal van 28 vaten vivres uit, welke in Den Helder
werden ontdekt en in beslag genomen, doch tevens bleek het
gezouten vleesch en spek, voor Lasalle bestemd, bedorven. Er
waren nog voor vier maanden levensmiddelen voorradig, als het
gewone ration werd gehandhaafd, en voor vijf maanden als dit
werd verminderd. Het eenige water in den grooten regenbak
van 't fort bleek met zoutwater verontreinigd en ondrinkbaar ;
het grachtwater aan de zijde van Huisduinen werd nu onder-
zocht en bij filtratie geschikt bevonden voor koken der spijzen.
Ver Huell gaf zelf weer het goede voorbeeld door nooit anders
dan dit water aan zijne tafel te gebruiken ; een groot aantal
watervaten, gevuld met putwater uit Huisduinen, werden naar
Lasalle overgebracht.
Op uitnoodiging van het ministerie van marine verzocht de maire
den admiraal den nen Maart het kustvuur op het Kijkduin te
mogen ontsteken, wat onder bepaald voorbehoud werd toegestaan 1).
1) Deze voorwaarden luidden o. a.... �en condition formelle, qu'on ne le
fera point servir h guider les batiments de guerre anglais, pour diriger une
attaque sur ce point ou pour tenir en allarme les fortifications du Helder
par des apparitions sans autre fin, ni pour y faire entrer des lAtiments pen
7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 167
De gelden, door den overste De St. Just te Alkmaar gelicht,
waren evenzeer uitgeput als de leening van 20.000 francs, die de
admiraal den Ten Januari had uitgeschreven onder de bewoners
van Den Helder en Huisduinen in wissels op de Fransche
ministeries van oorlog en marine, waarvoor hij zijne eigen midde-
len had borg gesteld ; zij was bij gebrek aan vrijwillige inteekening
den 13en Januari verplichtend onder bepaalde ingezetenen omge-
slagen en werd later geheel afgelost. Een cijferbrief van den
commandant van het berende Naarden, dd. 22 Maart bij de
vijandelijke voorposten gevonden op een spion Muller, toont hoe
zorgvol de toestand der geldmiddelen binnen Lasalle was.
Den Ten April zond generaal De Jonge andermaal een parle-
mentair naar de voorposten met eene hernieuwde opeisching.
Hij schilderde den zegevierenden opmarsch der Verbondenen
naar Parijs en de ellende van verdere voortzetting der blokkade
voor bezetting en burgerij. De eisch van krijgsgevangenschap
der geheele bezetting deed echter den 8en April Ver Huell ant-
woorden �de preferer plutOt toutes les rigueurs d'un siege, ayant
les forces en main pour se defendre, que de se soumettre a des
conditions, dont on ne connait point les fins".
Schril staken de sombere berichten van den generaal De Jonge
of tegen de heugelijke tijdingen uit Frankrijk, die met kanon-
gebulder waren begroet. Opden Ben April gelastte de Souvereine
Vorst den generaal De Jonge om den admiraal Ver Huell in kennis
te stellen met de declaratie van 31 Maart 1814, door Alexander
den keizer aller Russen namens de Bondgenooten uitgevaardigd
aan de Parijzenaars. Daar Lodewijk XVIII was uitgeroepen tot
koning van Frankrijk, werd �den admiraal en zijn garnizoen
voorgeslagen met hunne bagagie naar hun Vaderlandt te retour-
neren, op voorwaarde, dat zij de zaak van hunnen nu weder
herstelden wettigen Souverein zullen dienen". Hierop antwoordde
Ver Huell den lien April : �Le Prince, Votre General en Chef, ne
pent pas avoir eu l'intention d'humilier de braves militaires. . . .
dant la nuit par voie de surprise ... le feu sera sous la surveillance directe
du commandant du fort Morland. Personne que le gardien ne s'approche
pendant la nuit du feu, on tirera dessus sans aucune consideration, le feu
etant a porter du fusil du fort Morland".
168 DE ONDERHANDELINGEN
it dolt etre pen�tr�, qu'il n'y a point de crime plus ignominieux
pour tout soldat, que de trahir son Souverain, et un heros, qui
les a conduits a plus de cent victoires. Les garnisons des Forts
du Fielder seraient l'une et l'autre, s'ils acc�daient a cette pro-
position". Intusschen had de S. V. den generaal bevolen, de aan-
geknoopte onderhandelingen met kracht voort te zetten en inge-
val de admiraal bleef weigeren de gestelde voorwaarden aan
te nemen, hem bovendien te veroorloven, wapenen en paarden
volgens het effectief getal der troupes met twee gemonteerde veld-
stukken mede te voeren. Zoodoende kwam de generaal den 12en
April andermaal op zijne voorstellen terug, waarop Ver Huell den
volgenden dag in veel gematigder termen dan den lien antwoordde.
Vooral na aankomst van zijn broeder Alexander, burgemees-
ter van Doetinchem, met berichten van buiten, genoegzaam over-
tuigd dat het oogenblik van onderhandelen was gekomen, stelde
Ver Huell den generaal nu voor, twee hoofdofficieren of te vaar-
digen ter opheldering van nog twijfelachtige punten, die zich
beter mondeling dan schriftelijk lieten behandelen. Tevens schijnt
hij op dien datum Z. K. H. te hebben verzocht een vertrouwd
officier naar Parijs te mogen zenden, waartegen echter volgens schrij- ven dd. 23 April van den commissaris-generaal van oorlog aan den
ven dd. 23 April van den commissaris-generaal van oorlog aan den
generaal De Jonge bezwaren bij den Souvereinen Vorst bestonden.
Schriftelijk den 24en April aan den schout bij nacht May, en
mondeling aan Van Westerholt uitte Ver Huell den wensch,
den S. V. persoonlijk te kunnen spreken. Twee brieven van den
maire dd. 13 April, van welke de laatste de toestemming des
admiraals tot vrije vaart door 't Texelsche zeegat introk, die
bij den eersten eenige uren te voren was verleend, toonden hoe
weinig de krijgsraad de zienswijze van den stellingcommandant
deelde.
De onderhandelingen.
(15 April-3 Mei 1814).
Den 15en April werden in 't Zand de onderhandelingen ge-
opend tusschen de luitenant-kolonels Francke en De Foucauld
aan Fransche en den generaal De Jonge, bijgestaan door den
schout bij nacht May en den kolonel Norman Mac-Leod, corn-
15 APRIL-3 MEI 1814. 169
mandant van het 15e bataljon infanterie van linie, aan Nederland-
sche zijde. De bezetting toonde zich tegen alle verwachting be-
reid Lodewijk XVIII als koning van Frankrijk te erkennen,
doch verlangde harerzijds le een voorschot van f 120.000 tot
betaling der achterstallige soldijen, en 2e nadere toestemming ter
capitulatie door de nieuwe Fransche regeering. Ten teeken der
openstelling van de vrije vaart zou, na machtiging door het nieuwe
Fransche gouvernement, eene witte vlag op het Kijkduin wor-
den geheschen.
Bij resolutie dd. 16 April werd de commissaris-generaal van
financien gemachtigd, de gevraagde som ter beschikking van den
generaal te stellen, aan wiens beleid verder werd overgelaten,
hiervan een zoo zuinig mogelijk gebruik te maken. De S. V.
verlangde zijnerzijds de sluicing eener behoorlijke overeenkomst,
waarbij binnen den kortst mogelijken tijd de overgave van vloot,
forten en toebehooren zou worden geregeld. Van de vergunning
des generaals tot aanvoer van ververschingen voor zieken en
verlichting der briefwisseling met 't binnenland werd weldra
schromelijk misbruik gemaakt, wat tot rechtmatige klachten van
Nederlandsche zijde bij Ver Huell leidde. Voorloopig bleef op last
van den commissaris-generaal van oorlog J. H. Mollerus de blok-
kade gehandhaafd. De kapitein-luitenant ter zee Noy werd door
generaal De Jonge met instruction op Texel gedirigeerd om
approviandeering der stelling van deze zijde te beletten, daar
men in Amsterdam tal van vaartuigen met voorraden gereed
maakte, meenende dat de overgave der stelling reeds eene be-
klonken zaak was. De voortzetting der blokkade gaf echter tot
onrust onder de bezetting van Den Helder aanleiding, waaroin Ver
Huell ter afleiding deed voortwerken aan de fortification en
o. a. de munitie op de bastions bomvrij liet opstellen.
Niettegenstaande de admiraal nog den Then April op het aan-
bod van den commissaris-generaal Mollerus : �een vertrouwd
officier naar den Haag te zenden om zich aldaar te overtuigen
der plaats gegrepen gebeurtenissen" had geantwoord : �Je crois
inutile d'exp�dier quelqu'un a la Haye, je ne doute aux nou-
velles, que S. A. R. a fait parvenir officiellement", werd op aan-
dringen van den krijgsraad de commissaris-ordonnateur De Prigny
hiermede belast ; deze keerde den 20en April terug met bevesti-
170 DE ONDERHANDELINGEN
ging der voor de Franschen meest sombere berichten. Op den
21en April werd daarop onder saluut van 21 schoten de Fransche
driekleur verwisseld tegen de witte vlag der Bourbons 1) en de
witte kokarde in 't fort op de hoeden geplaatst. De admiraal
schilderde in eene treffende redevoering de gebeurtenissen, die
tot deze verandering hadden geleid. Twee Fransche hoofdofficie-
ren werden naar den generaal De Jonge gezonden om dezen
met het gebeurde in kennis to stellen. In Den Helder werd
met nationals kleuren gevlagd en oranje gedragen, wat evenwel
door den maire vooralsnog werd verboden.
Op den 22en April bracht de generaal een bezoek to Lasalle.
Bij zijne aankomst in Den Helder wapperden alom Nederlandsche
en Oranjevlaggen , de burgerij, met oranje getooid, ontving
hem zeer geestdriftig. Op verzoek van den maire maande
generaal De Jonge de bewoners in eene toespraak tot rust en
kalme afwachting aan. De Fransche bezetting bleef binnen de
forten geconsigneerd, daar reeds door enkele burgers op de sol-
daten was geschoten. De onderhandelingen tusschen beide be-
velhebbers leidden tot eene ontwerp-conventie, waarover het
gevoelen van den krijgsraad nader zou worden gehoord. De
generaal schreef 22 April aan. den commissaris-generaal van
oorlog : �Voor zooverre ik 't fort Lasalle gezien heb, is dit alles
van een zeer groot gewicht en verre boven mijne verwachting".
De sterkte der bezetting bedroeg 975 man en de bewapening 315
vuurmonden, sommige ter waarde van f 10.000. Daar de bezetting
den eisch handhaafde, een officier naar Frankrijk to zenden
ter overreiking eener akte van adhaesie aan de Fransche regee-
ring, werd hiermede op 23 April de overste De St. Just belast. Na
een oponthoud van 8 dagen in Den Haag, kreeg hij toestem-
ming zijne reis to vervolgen ten einde het Fransche gouvernement
orntrent den stand van zaken in Den Helder voor to lichten, mach-
tiging tot capitulatie to verzoeken en de plaats van ontscheping
der bezetting in Frankrijk to regelen.
Eerst den 25en April bereikte het antwoord op de ontwerp-con-
1) Op de vloot had men de Fransche driekleur wel gestreken, doch gewei-
gerd deze te vervangen door de Bourbonsche vlag, daar de H.ollandsche zee-
officieren niet wenschten te commandeeren onder de Fransche koningsvaan.
15 APRIL-3 MEI 1814. 171
ventie van 22 April het Nederlandsche hoofdkwartier in den
vorm eener tegen-conventie, die volgens generaal De Jonge �vele
nieuwigheden en zelfs door mij afgewezen pointen" bevatte. Die
�nieuwigheden" waren : de bevoegdheid voor den admiraal Ver
Huell om de plaats van ontscheping der bezetting in 't oude-
Frankrijk te bepalen ; betaling aan de aanneiners der vesting-
werken van 't verschuldigde over 't jaar 1813 (een aanzienlijk
bedrag !); het recht voor alle geboren Nederlanders der bezetting,
zonder vervolging om politieke redenen naar hunne haardsteden
terug te keeren ; handhaving der officieren in hunnen rang,
hunne gelijkstelling met hen, die gedurende de overheersching
Frankrijk hadden gediend en uitbetaling hunner achterstallige
tractementen. De �afgewezen pointen" handelden over vervoer
naar Den Helder van allen die zich tegen hunnen wil in Neder-
land bevonden, ten einde zich met de bezetting naar Frankrijk
in te schepen, overgave der bescheiden van de Fransche sche-
pelingen aan in Nederland achter te blijven Fransche kwartier-
meesters en uitbetaling van particuliere gelden der Fransche
officieren berustende in de �caisses des invalides de la marine
et des gens de mer". De eisch om de brik le Genie, in Frankrijk
gebouwd en uitgerust, te behouden en te voorzien van een maand
vivres, werd in gunstige overweging genomen. Bij deze tegen-
conventie was door den admiraal een begeleidend schrijven
gevoegd, waarin o. a. stond te lezen : �Je ne d�sisterai point sur
celui (le d�sir) de laisser la facult� a tous les Francais, qui se
trouvent contre leur gre en Hollande, par suite du changement
de gouvernement, de retourner avec les garnisons en France,
ni de celui qui traite l'int6ret des officiers Hollandais qui ser-
vent sous mes ordres". Deze toon werd Ver Huell aan Neder-
landsche zijde vrij kwalijk genomen. De regeering was overi-
gens van oordeel dat de voorstellen der tegen-conventie geen
beletsel voor capitulatie der stelling mochten vormen, daar der-
gelijke kwesties niet behoorden geregeld te worden bij over-
eenkomst tusschen twee bevelhebbers, doch bij tractaat tusschen
de wederzijdsche regeeringen.
Daar �de staat der onderhandelingen geheel van gedaante
was veranderd", werden deze den 25en April door generaal De
Jonge afgebroken; de wapenstilstand bleef gehandhaafd doch de
172 DE ONDERHANDELINGEN
aanvoer van levensmiddelen en het verkeer met 't binnenland
werden geschorst. Hierdoor achtte de bezetting zich verongelijkt,
daar ze, als aanhangers der Bourbons, meende te behooren tot
eene bevriende natie. Hunne klachten bereikten den generaal
bij schrijven van Van Westerholt dd. 27 April, waarop Ver Huell
kennelijk invloed had uitgeoefend. Hierop antwoordde generaal
De Jonge o. a.: �Het garnizoen van Lasalle schijnt volgens
Uwe vermelde in de meening te zijn, dat men van de hande-
lingen aan deze zijde de rekenschap aan hunne officieren ver-
schuldigd zoude wezen; zulks is eene grove dwaling".
Den 27en April berichtte de generaal den stelling-comman-
dant officieel het weigerend antwoord der Nederlandsche regee-
ring op de tegen-conventie van 25 April, waarop Ver Huell den
28en zijne handelwijze aldus rechtvaardigde : . . . ,,Ne s'agissant de part et d'autre que des projets je n'ai trouv� aucun incon-
de part et d'autre que des projets je n'ai trouv� aucun incon-
venient d'y ins�rer ces articles . . . je suis bien loin de pre-
tendre a prescrire au Prince-Souverain la bienveillance pour
ces officiers it est naturel qu'un Chef s'inthesse pour des
braves gens qui ont servi avec taut d'honneur sous ses ordres".
Verder vervolgde hij : �Je me soumets entierement a la decision
des deux gouvernements sur le mode d'evacuation des garrisons
de ce point du pays, si telle dolt etre la decision, et nous atten- drons avec patience les resultats".
drons avec patience les resultats".
Den 29en April vond op voorstel van Ver Huell eene
nieuwe samenkomst plaats te Kleine Keet, tusschen beide
meergenoemde Fransche hoofdofficieren, den kolonel Norman
Mac-Leod en den brigadier ter zee Wolterbeek. Beide laatsten
hadden besliste bevelen ontvangen zich met geene onderhande-
lingen in te laten, doch den geest der Fransche bezetting uit te
vorschen. De Fransche stafofficieren verklaarden, dat zij en de
krijgsraad �volkomen ignorant waren van de termen, door
admiraal Ver Huell gebruikt (�Je ne d�sisterai point sur" etc.),
dat indien men zulks had geweten, hetzelve geen plaats 'zoude
gegrepen hebben en dat men die termen niet moest aanmerken,
als in een onmiddellijk verband met de conventie te staan".
Zij verklaarden zich overigens alleszins bereid tot onderhandelen
en vertrouwden �dat het Gouvernement wegens de soldijen en
een convenabel transport te water billijke schikkingen zouden
15 APRIL--3 AIEI 1814. 173
willen maken en het garnizoen zoo mogelijk in hun volkomen
gebrek aan vleesch (hetgeen zij ��nmaal in de week bekomen)
zouden willen voorzien". Volgens hen werd in Den Helder alge-
meen oranje gedragen.
Onder dagteekening van 29 April stelde de commissaris-gene-
raal van oorlog den generaal De Jonge in kennis met de over-
eenkomst door de Verbondenen op 23 April te Parijs gesloten.
Tien dagen na dato moesten dientengevolge de plaatsen, forten
en militaire inrichtingen in Nederland door de Franschen wor-
den ontruimd. De majoor Nacquart, door de Fransche regeering
benoemd tot commissaris bij de ontruiming der stelling van
Den Helder en der vesting Naarden, kwam reeds in den avond
van 29 April in Den Helder aan met de officieele manifesten
van Napoleon's val en de bevelen tot ontruiming der stelling.
Generaal De Jonge werd benoemd tot gevolmachtigde der
Nederlandsche regeering, terzijde gestaan in technische aange-
legenheden door de kapiteins der artillerie Kellner en Gueriot
de Betzeaud, den luitehant der genie van Asperen en voor zaken
het eskader betreffende door den brigadier ter zee -Wolterbeek.
Op den 30en April werd de Oranjevlag in Den Helder gehe-
schen en aan de Nederlandsche regeering verzocht eenige belasting-
ambtenaren te zenden tot inklaring der binnenvallende schepen.
Zondag 1 Mei, 's ochtends om 8 uur, werd bekend gemaakt,
dat ieder vrij de Nederlandsche vlag mocht hijschen. De leeraren
der verschilleride gemeenten werden uitgenoodigd hunne ge-
beden voor den Souvereinen Vorst ten hemel te zenden. Dien-
zelfden dag beantwoordde de admiraal het bezoek van den
generaal De Jonge aan diens hoofdkwartier in 't Zand. Beide
bevelhebbers kwamen Coen in hoofdzaak tot een vergelijk over
de voorwaarden van ontruiming der stelling en overgave van
het eskader. Omtrent drie punten verzocht echter de generaal
alsnog nadere machtiging van zijn gouvernement nl.: toekenning
van een geldelijk voorschot aan de bezetting, meevoering van
drie stukken geschut en levering van eenige bepaalde transport-
middelen. Spoedig daarop werd hij gemachtigd aan de be-
zetting een voorschot van f 10.000 te verleenen, waartoe hij
kon beschikken over het hem in der tijd verleend crediet van
f 120.000. De medevoering van drie stukken geschut werd toege-
174 DE ONDERHANDELINGEN.
staan voor zooverre dit betrof stukken van bepaald voorge-
schreven typen tot hoogstens 6 pond ; de beschikbaarstelling
van transportmiddelen werd aan de bevoegdheid des generaals
overgelaten.
Tengevolge van de langdurige discussion werden eerst op den
3en Mei, datum waarop de stelling reeds volgens de Parijzer
overeenkomst had behooren te worden ontruimd, de convention
eindelijk wederzijds bekrachtigd. De generaal De Jonge had zich
daartoe op den Zen Mei andermaal naar 't fort Lasalle begeven,
waar de onderhandelingen over het mede te voeren geschut en
de transportmiddelen werden hernieuwd ; doch ten slotte de over-
gave en ontruiming van vestingwerken en eskader in twee over-
eenkomsten werden geregeld. De Parijzer conventie bepaalde,
dat een nader vredes-tractaat het lot zou beslissen der oorlogs-
schepen en maritieme inrichtingen in de oorlogshavens aanwezig.
De admiraal bezat alzoo geen besliste bevelen voor overgave van
het eskader, terwiejl generaal De Jonge en majoor Nacquart slechts waren benoemd tot commissarissen bij de ontruiming der forten.
waren benoemd tot commissarissen bij de ontruiming der forten.
De generaal trachtte nu de bezwaren des admiraals te weerleg-
gen door er op te wijzen, hoe het bevel tot vertrek der Fran-
sche matrozen van zelf eene overgave van 't eskader in zich
sloot ; deze echter eischte hiervoor eene afzonderlijke overeen-
komst, waarin hij zich ongeveer aldus rechtvaardigt : Daar de
bezetting ingevolge de conventie van 23 April 1814 de stelling
van Den Helder ontruimt, hierdoor het Texelsch eskader en
de maritieme inrichtingen van toezicht worden ontbloot, het
vertrek van 't garnizoen de bewaking der schepen noodig
maakt en dit niet anders kan geschieden dan door troepen van
den Souvereinen Vorst, besluiten de wederzijdsche bevelhebbers
tot hetgeen nader in de overeenkomst is vervat. Deze overeen-
komst had tot belangrijk gevolg, Coen de latere onderhandelin-
gen de verdeeling der oorlogsschepen regelden tusschen Frankrijk
en de betrokken nation in reden van 2 : 1, dat �hiervan werd
uitgezonderd het Texelsch eskader, welks overgave op den 4en
Mei moest worden beschouwd als een voldongen feit". Den
admiraal Ver Huell dankt Nederland dus het behoud harer ge-
heele vloot.
In een zeer vreemdsoortig schrijven dd. 3 Mei herriep het
DE ONTRUIMING. 175
Nederlandsche gouvernement plotseling al hare toezeggingen en
stelde de conventie van Parijs tot uitsluitende basis van onder-
handeling vast. De generaal De Jonge echter, die niets gedaan
had zonder voorkennis van zijne regeering, handhaafde de reeds
bekrachtigde verdragen.
De ontruiming.
(4 Mei 1814).
Hoewel de admiraal Ver Huell den generaal De Jonge had
aangeboden het fort Dugommier reeds 3 Mei door de Neder-
landsche troepen te doen bezetten, achtte deze laatste eene ge-
deeltelijke overneming om verschillende redenen ongewenscht.
In den nacht van 3-4 Mei werden door dronken Fransche
soldaten in de forten Lasalle en Morland verschillende zaken
vernield en beschadigd.
Den 4en Mei, 's ochtends vroeg, marcheerden de Nederlandsche
troepen de linie binnen. Om 8 uur voormiddags werden de
forten Morland en Dugommier door hen bezet en om 9 uur
een detachement infanterie met eenige artillerie naar Lasalle
gezonden tot overneming der noodige posten.
Om 10 uur 's ochtends liet de admiraal de geheele bezetting
aantreden en dankte haar voor hare bewezen diensten, trouw en
standvastigheid. Hij vereerde haar een wit vaandel tot vereenigings-
teeken op 't veld van eer ; daarbij wees hij haar op de schitte-
rendste tijdperken der Fransche geschiedenis.
Met vliegende vaandels en slaande trommen trok Ver Huell te
paard 's ochtends om 11 uur aan 't hoofd der bezetting uit fort
Lasalle. Generaal De Jonge stond aan 't hoofd zijner troepen op
eenigen afstand ; beide bevelhebbers bewezen elkaar de militaire
eer. De generaal trok daarna het fort binnen, waar de Neder-
landsche vlag werd geheschen en gesalueerd. De admiraal ge-
leidde de bezetting tot een half uur buiten Den Helder en gaf
daar het bevel aan den brigade-generaal Mayer over. Diep ontroerd
scheidde hij onder de kreten �Vive l'amiral" van zijne trouwe
krijgsmakkers 1).
1) Zij marcheerden ter sterkte van 950 man, vergezeld door 2 Hollandsche officieren via Schagen, Alkmaar, Haarlem en Wassenaar naar Rotterdam
officieren via Schagen, Alkmaar, Haarlem en Wassenaar naar Rotterdam
176 DE ONTRUIMING
Bij zijn terugkeer in Den Helder had zich eene groote menigte
aan den ingang van 't dorp verzameld. Onder de kreten �leve
admiraal \Ter Huell, onze redder en weldoener" geleidde de
bevolking hem in triomf naar Lasalle, waar hem door generaal
De Jonge werd verzocht eene wapenschouwing over de provisio-
neele Nederlandsche bezetting te houden, bestaande uit 40
landkozakken, het 15e bataljon infanterie van linie, een detache-
ment van het 13e bataljon infanterie van linie en 4 compagnieen
landstorm uit Alkmaar. Fen kapitein van den landstorm trad
bij die gelegenheid uit om den admiraal namens de ingezetenen
van Noord-Holland te bedanken voor het behoud der provincie
en de handhaving der rust.
De aandoening en geestdrift der inwoners van Den Helder bij
het binnenrukken der Nederlandsche troepen is niet te beschrijven.
Om half vier 's middags arriveerde de staatsraad-gouverneur van
Holland voor het noordelijk gedeelte, Van Tets van Goudriaan, die
namens den Souvereinen Vorst eene proclamatie aan de inwoners
uitvaardigde.
Ook op het eskader werd de Nederlandsche vlag geheschen.
De Engelsche oorlogsbrik The British Mare kwam op de reede
ten anker ; de commandant, captain Riddle, meldde zich bij den
admiraal om hem de verzekering te geven dat in Engeland hem
algemeen lof wegens zijn standvastig gedrag werd toegezwaaid ;
hij stelde namens zijn gouvernement de brik ter beschikking
van Ver Huell. Deze echter dankte voor de hulde, hem door de
Engelschen bewezen. Reeds op den Zen Mei had hij zijn adju-
dant Rijk naar Den Haag gezonden met een brief aan den
commissaris-generaal van marine, waarin hij dezen verzocht den
S. V. zijne positie onder 't oog te brengen en Z. K. H. zijne
diensten aan te bieden. In afwachting van het antwoord bleef de
admiraal met zijnen staf nog twee dagen in Lasalle, waarna hij
zich op 6 Mei aan boord van het jacht Boreas inscheepte. In-
tusschen gelastte hij zijnen gewezen schipper Matthijsen de brik
waar zij 9 Mei een rustdag moesten houden en over Willemstad, via Hooger-
heide op 12 Mei Lillo moesten bereiken. Door onvoorziene moeilijkheden te
Rotterdam opgehouden, is de marsch aldaar afgebroken; de troepen werden
ingescheept en naar Lillo overgebracht.
4 MEI 1814. 177
le Genie gereed te maken voor een overtocht naar Frankrijk.
Den 7en Mei kwam het bescheid van Van der Hoop, luidende
�dat het van Ewe Excellentie (Ver Huell) en Uwe drie adjudanten
zal afhangen, om hetzij ter verantwoording of ter voortzetting
van Uwe dienst naar Frankrijk te vertrekken, hetzij, om hier
te lande te verblijven, in welk geval Uwe Excellentie en hun
alle die wetten te stade zullen komen, welke de veiligheid van
stille ingezetenen verzekeren". Dit antwoord bevestigde het bericht van Rijk uit Den Haag, hoezeer men veeleer geneigd was Ver
van Rijk uit Den Haag, hoezeer men veeleer geneigd was Ver
Huell te verwijderen dan te behouden.
Dat hem in Frankrijk eene betere ontvangst werd bereid blijkt
uit eenen brief van jhr. mr. H. J. Van der Graaff, dd. 16 April
1814. Deze schrijft : �Ik heb de Franschen hooren zeggen : Nous
esp�rons tous, que Mr. Ver Huell sera bien acceuilli par le gouver- nement francais, puisque it le m�rite, et que votre prince ne
nement francais, puisque it le m�rite, et que votre prince ne
pourrait jamais lui rendre dans sa patrie ce qu'il perdrait en
France".
De maire van Den Helder betuigde namens de ingezetenen
schriftelijk den admiraal dank voor alle goedheid, aan de in-
woners bewezen en voor de wijze, waarop hij deze steeds had
ontzien. Hij hood Ver Huell de eerste jonge groenten aan uit zijn
tuin. Later werden de bewijzen van erkentelijkheid der ingezetenen
door eene deputatie van notabelen uit de burgerij mondeling
herhaald.
Na persoonlijk afscheid genomen te hebben op alle schepen
van het eskader, begaf de admiraal zich 9 Mei aan boord van
de brik le Genie onder bevel van den lieutenant de vaisseau Des
Landes. Door tegenwind opgehouden vertrok Ver Huell eerst op
den lien Mei naar Havre de Grace, waar hij door de Fransche
autoriteiten met alle eerbewijzen, aan zijnen hoogen rang ver-
bonden, werd ontvangen.
Met zijn vertrek uit het vaderland eindigt de geschiedenis der
Fransche overheersching in de stelling van Den Helder.
Gedenkboek. II. 12
ALKMAAR
DOOR
C. W. BRUINVIS.
Alkmaar heeft rijkelijk deel gehad in den druk der Fransche
overheersching. Sedert de omwenteling van 1795 was de vroegere
welvarende toestand steeds ongunstiger geworden. Door de oorlogen
met Engeland kwijnden de takken van nijverheid, die in be-
trekking stonden tot scheepvaart, visscherij en handel 1). In-
legeringen van troepen stelden de burgerij op zware lasten ;
vooral de invasie der Engelschen en Russen en de vele trans-
porten en requisition der Bataafsche en Fransche troepen in
1799 vorderden groote opofferingen. Den 26en Juli 1805 was het
binnen 2 jaren bij de burgers ingekwartierde aantal militairen
gestegen tot 30.000, en daarop volgden tot 4 Augustus nog 23.000.
Het was in den tijd der uitrusting eener expeditie tegen Engeland
te Boulogne en aan Den Helder ; maar toen deze onderneming
tengevolge van oorlogsverklaring door Oostenrijk niet doorging,
kwamen den 3en, 4en en 5en September telkens 9000 man van
Den Helder terug om een nacht in Alkmaar te verblijven. In
1810, toen de inkwartiering nog alleen op de binnenpoorters
(7788 zielen) drukte 2), kreeg ieder daartoe geroepene 19 maal
een beurt, meermalen 7 dagen achtereen. Toen Napoleon Den
Helder door Spaansche krijgsgevangenen deed versterken, moest
men aan deze ongelukkigen op hunnen doortocht steeds hulp
1) Alleen de bierbrouwerij bloeide door den hoogen prijs van koffie en thee. In 1812 gold de koffie f 3 : 3 : �, de joosjesthee f 8 per pond.
thee. In 1812 gold de koffie f 3 : 3 : �, de joosjesthee f 8 per pond.
2) De zeer uitgestrekte buitenwijken telden een goede 900 zielen. Eerst sedert October 1811 deelden de bewoners in de inkwartiering, waarvan zij
sedert October 1811 deelden de bewoners in de inkwartiering, waarvan zij vroeger tegen eene geldelijke bijdrage � welke zeer traag betaald werd �
vroeger tegen eene geldelijke bijdrage � welke zeer traag betaald werd � ontheven waren.
ontheven waren.
ALKMAAR. 179
verleenen 1). De stad bezat 8 kazernes, plaats biedende voor 850
man, en een militair hospitaal, en moest met 1 Januari 1812
gereed hebben 633 bedden. Plaatscommandant was sedert Maart
1811 de bataillonschef Nicolas Chaudron, ridder van het legioen
van eer.
De tierceering der staatsschulden, nadat reeds 2 jaren de
renten niet betaald waren, was voor vele ingezetenen een ramp
en evenzeer voor de stad en de godshuizen, waarvan ook de
subsidien bij geldgebrek weggebleven waren. De burgemeester
Verschuir berichtte den 8en Augustus 1810 aan den prins-stede-
houder Lebrun, dat de stad voor meer dan f 500.000 aan staats-
papieren bezat (vermoedelijk met inbegrip der gestichten, van de
stad zelf bleek ons niet meer dan nagenoeg f 380.000); en dat
de som, uit de publieke kas verstrekt voor het onderhoud der
armen, in 1795 f 3000.� bedragende, tot f 46.000 gestegen was,
in weerwil der voor de godshuizen beraamde bezuinigingen. De
vlottende schulden stegen tot aanzienlijke bedragen, de leveran-
ciers wilden aan de stad en de gestichten, de gevangenis inbe-
grepen, geen crediet meer verleenen, de weinige contanten werden
voor het allernoodzakelijkste gebezigd 2) , de toestand der behoef-
tigen was, zooals de onder-prefect Fontein Verschuir den lien
Maart 1813 aan den prefect De Celles schreef, ellendig, hunne
bedeelingen behoorden drie maal meer te zijn dan men hun kon
toeschikk en.
Het burgerweeshuis en het R.K. weeshuis hadden elk meer
dan 100 kinderen, het gasthuis gemiddeld 40 zieken to ver-
1) De Alkmaarders moeten in weerwil van geldheffingen, ti�rceering, in-
kwartiering en kwijning der bedrijven nog al wel bij kas of zeer liefdadig
zijn geweest. Zij lieten zich bij rampen gansch niet onbetuigd. Zoo offerden
zij in 1807 aan Leiden f 4333 : 15 : � (de stad zond 2000 ponden kaas), in 1809
aan de watersnoodlijdenden langs de rivieren meer dan f 4000. De leden der
Hervormde gemeente brachten verscheidene duizenden bijeen, om de zeer
verachterde diaconiekas in staat te stellen hare bedeelingen vol te kunnen
houden, en sedert het laatst van 1812 stelde de burgerij een commissie uit
de verschillende gezindten in staat om de behoeftigen elken winter van
warme spijs te voorzien.
2) Wat de stad aangaat schreef de maire 13 Mei 1811 aan den onder-
prefect, dat hij alle betalingen geschorst had (Deze brief is niet in het
copieboek opgenomen).
180 ALKMAAR.
zorgen. Nog 31 December 1813 bedroegen de vlottende schulden
van de stad over de jaren 1807-13 f 44.939, van het gasthuis
over 1808-13 f 10.331, van het burgerweeshuis over 1809-13
f 21.017, van het R.K. weeshuis over 1807-13 f 4440. Sedert het
najaar van .1811 moesten de regenten van het burgerweeshuis
voor hunne verpleegden hier en daar een onderkomen zoeken,
omdat hun gesticht was in beslag genomen voor militair hospitaal.
De heeren Cuvier en Noel gaven in hun rapport over het
onderwijs in de zgn. Hollandsche departementen hunne bevreem-
ding te kennen, dat de Latijnsche school in een stad van 8000
zielen, in eene landbouwende en om haar rijkdom bekende streek,
slechts 3 leerlingen telde 1) , de stads-armenschool was in een
uitmuntend lokaal (de voormalige kerk der Friesche doopsgezin-
den) geplaatst, maar haar bestaan werd bedreigd bij gebrek der
f 1000, welke zij jaarlijks behoefde.
Voor de handelaars in bouwmaterialen en de ambachtslieden
was het een slechte tijd, want er werd meer gesloopt dan ge-
bouwd. Menig huis stond onverhuurd en vele perceelen, waar-
onder enkele kapitale werden afgebroken sedert zulks vergund
was, indien men de grondbelasting tot 1818 vooruit betaalde.
Van de vele tabaksverkoopers mochten slechts 4 hun bedrijf als
debitanten der keizerlijke regie voortzetten.
Maire der stad was sedert October 1811, toen zijn voorganger
mr. Gijsbert Fontein Verschuir 2) tot onder-prefect bevorderd
werd, mr. Nanning van Foreest van Petten, commissaris van
politie sedert Mei 1811 P. Speet 3), in September 1812 vervangen
door J. T. Boogaard, en commandant der nationale garde, welke
in 1812 de gewapende burgermacht vervangen had, Frits Van
de Graaff, hier van 's-Hertogenbosch gekomen, broeder van mr.
1) Zulks was na de zomer-vacantie van 1811; overigens beliep het aantal
leerlingen tijdens de Fransche heerschappij slechts 5 a, 6.
2) Deze had als maire en aanvankelijk als onder-prefect een veeleischend
en moeilijk te voldoen chef in den graaf De Celles, zoodat hij meermalen
verzocht van zijn ambt ontheven te worden , later werd hun onderlinge ver-
standhouding beter.
3) De plaatscommandant liet dezen in Augustus 1812 naar de gevangenis
brengen, zich door hem miskend achtende , de commissaris hervatte, op raad
van den onder-prefect, echter zeer spoedig zijne functie.
Mr. GYSBERT FONTEIN VERSCHUIR. NAAR EEN STEENDRUK VAN J C. ELINK STERK.
EEN STEENDRUK VAN J C. ELINK STERK.
ALKMAAR. 181
Hendrik Jan, die lid der rechtbank en behuwdbroeder van den
onder-prefect was. Zij bestond uit eene compagnie grenadiers en
eene compagnie jagers, elk met 4 officieren en 50 a 60 onder-
officieren en manschappen. Behalve het contingent voor het
leger had de stad eerst 12, daarna steeds 42 kanonniers-kustbe-
waarders te leveren bij eene der 2 compagnieen aan Den Helder.
Den 15en April 1813 gaf de maire aan den onder-prefect de namen
op van 11 jongelieden, die in de termen vielen om garde d'hon-
neur te worden ; aan Gualtherus Jan De Raadt, Willem De Raadt,
Hendrik Adriaan Daey en Willem Speelman werd den 29en
per deurwaarder beteekend, dat zij op de lijst der gardes van
het arrondissement gebracht waren.
Al spoedig na zijne benoeming moest Van Foreest ervaren
hoe weinig zelfstandigheid een maire bezat. Toen in October
het voor de straatverlichting te karig toegestane bedrag ver-
bruikt was en twee menschen door de nachtelijke duisternis ver-
dronken waren (een derde kwam met een nat pak vrij), deed
hij in de Alkm. Courant van den 28en een beroep op de inge-
zetenen om zich te vereenigen ten einde voor de verlichting
zorg te dragen, waartoe hij de oude lantarens weder zou doen
plaatsen. De onder-prefect zond hem namens den prefect den
Zen November een geduchten uitbrander wegens deze zonder
voorafgaande vergunning gedane publicatie.
In 1811 vielen 's avonds straatgevechten voor tusschen burgers
en het personeel van het militair hospitaal, maar, hoe gehaat
de conscriptie en de douanen ook waren, van eenig verzet tegen
de Fransche wetten en overheden is ons niets gebleken. Gehoor-
zaam aan het bevel, illumineerden de ingezetenen hunne huizen
voor de keizerlijke feestdagen en zegepralen, baden en dankten
de pastoors en predikanten in de kerken voor 's Keizers gezin
en overwinningen 1), en stelde de municipale raad den 18en
Januari en den glen October 1813 adressen vast ter betuiging
van trouw aan den heerscher van het rijk.
1) Ds. 0. Porjeere mocht in den dankstond op '13 Juni 1813 voor de over- winning bij Wurschen (Bautzen) niet voorgaan. Was het wellicht zijn beurt
winning bij Wurschen (Bautzen) niet voorgaan. Was het wellicht zijn beurt op den 23en Mei geweest om voor die te Liitzen te danken en had hij toen
op den 23en Mei geweest om voor die te Liitzen te danken en had hij toen
niet aan de verwachting voldaan ?
182 ALKMAAR.
Alkmaar schijnt reeds voor het begin der omwenteling, toen
de Franschen hunne krijgsmacht naar de versterkte plaatsen te
zamen trokken, door de bezetting verlaten te zijn. Ook de Fran-
sche ambtenaren, de geemployeerden der registratie (ontvanger
Letteron) en enkele van het octrooi uitgezonderd, zochten eerlang een goed heenkomen, maar de plaatscommandant Chaudron bleef
een goed heenkomen, maar de plaatscommandant Chaudron bleef
nog het keizerrijk vertegenwoordigen.
In den avond van Dinsdag, 16 November, begon men hier
en daar �Oranje boven !" te roepen, maar de minste aanmaning
was genoegzaam om zulks te doen ophouden. Den volgenden
dag echter, toen het juist koemarkt en de stad met landlieden
opgevuld was, veroorzaakte de komst van eenige met oranje
getooide Langedijker groenteschippers, die, van Amsterdam terug- keerende, door het Luttik-Oudorp voeren en van den daar uit-
keerende, door het Luttik-Oudorp voeren en van den daar uit-
gebroken opstand verhaalden, hier en daar beweging. Vele land-
lieden en schippers sierden zich met de geliefde kleur, welke
hier en daar te koop gehangen werd. De maire vaardigde er
een scherp verbod tegen uit en zond afdeelingen der nationale
garde uit om het te beletten en de ontstane opgewondenheid te
stillen, vooral buiten de Boompoort bij �het Schelvisehje", waar eenige varensgezellen zich vrij luidruchtig aanstelden.
eenige varensgezellen zich vrij luidruchtig aanstelden.
Hij had, aangezien op het budget niets voor de nachtwacht
was toegestaan, zich verplicht gezien haar met het einde van
Juni of te scliaffen, zoodat hem slechts 4 politie-agenten voor
de handhaving der orde gebleven waren. Uit hoofde der heer-
schende onrust machtigde de onder-prefect hem den lien Novem-
ber om de stille- en klapwacht weder van wapenen te voorzien ,
hij deed dadelijk de pieken afgeven, maar de sabels waren met
de voorhanden geweren door den heer Van Vladeracken naar
Amsterdam gezonden. De onder-prefect, vergezeld van een paar
vertrouwde vrienden, beijverde zich persoonlijk om het te koop
hangers en dragen van oranje te doen ophouden en hij onder-
vond daarbij geen verzet , bovendien verzekerde hij zich van de
ordelievende gezindheid der kaas- en turfdragers en hij gelastte den lien den hoofdontvanger W. C. P. Van Rappard om zonder
den lien den hoofdontvanger W. C. P. Van Rappard om zonder
zijne speciale vergunning geene betalingen of overstortingen te
doen. De te Utrecht zijnde prefect keurde dit niet goed en beval de aanwezige gelden, zoo niet geheel dan ten minste grooten-
de aanwezige gelden, zoo niet geheel dan ten minste grooten-
ALKMAAR. 183
deels, aan den onder-prefect De Wit over te maken , maar Ver-
schuir oordeelde hieraan niet te moeten voldoen. Ook gelastte hij
den �receveur particulier" van het arrondissement M. A. Daey
om voort te gaan met de ontvangst der stortingen van zijne
onderhoorigen, maar niets te betalen zonder machtiging van hem
onder-prefect. Hij achtte zich hiertoe gerechtigd, omdat dadelijk
na de bewegingen te Amsterdam en bet vertrek der hooge autori-
teiten van daar de betalingen uit de departementale kas waren
opgehouden, en hij dus zonder middelen was voor het onderhoud
van het militair hospitaal en de gevangenis, waarin zich 160
boosdoeners bevonden. Den 20en verleende de secretaris-generaal,
belast met de functien van den afwezigen prefect der Zuiderzee,
goedkeuring op dezen maatregel.
Den 18en ontving de maire van den onderprefect eene notificatie,
waarbij, uit overweging dat, zoo te Amsterdam als in verschei-
dene andere plaatsen het dragen van oranje of uitdrukkelijk vrij-
of oogluikend toegelaten was, den inwoners, ten einde alle partij-
schappen en oneenigheden zooveel mogelijk tegen te gaan,
aanbevolen werd zich de oranjekleur aan te schaffen en die
openlijk te dragen , echter had de maire te zorgen, dat niemand
eenige overlast werd aangedaan, geen oproerige kreten aan-
geheven, geen vlaggen uit torens gestoken of aanstootelijke
vreugdebedrijven aangericht werden 1). Terwijl de nationals garde
aan de hoofdwacht in 't geweer stond, werd deze notificatie
1) In de later te noemen Memorie van defensie van G. A. 1)e Lange wordt
gezegd, dat deze bekendmaking sedert teruggenomen en in de archieven nooit
te vinden geweest is. Ten onrechte: een in plano gedrukt exemplaar is ge-
bonden bij de ingekomen stukken en een tweede nog afzonderlijk in het
gemeente-archief aanwezig. Wat de houding van den onder-prefect in deze
betreft is opmerkelijk hetgeen de secretaris-generaal van het dep. der Zuiderzee
J. De Stuers schreef aan den minister van binneni. zaken, graaf De Mon-
talivet: 19 Nov. Men heeft oranje-kokardes gedragen te Alkmaar en Hoorn.
De onder-prefect van Alkmaar verzekert mij alle oproerige kleuren te hebben
doen wegnemen, en heeft het dragen ervan verboden tot de wetten ze ver-
(=fund zullen hebben; 20 Nov. De onder-prefect te Alkmaar is in functie ge- b
bleven en verzekert mij het vast voornemen te hebben zich zoolang als
Fransch ambtenaar te beschouwen tot het geweld of de wetten hem ontslaan;
21 Nov. De onder-prefect van Alkmaar houdt zich flunk in de hoofdplaats van
het arrondissement ; hij is tot de tanden gewapend en verzoekt mij zijne
184 ALKMAAR.
afgekondigd. Zij was, zooals de onder-prefect aan den admiraal
Ver Huell, wien hij een exemplaar toezond, den 24en schreef, door
voorzichtigheid, door den drang der omstandigheden geboden,
ten einde de plannen der lieden die den regeeringsvorm wilden
omverwerpen te doen mislukken. �Je suis silr � voegde hij er
bij � que je ferai 6-ter la couleur au premier jour que jQ croirai
qua., la prudence puisse le permettre." Geen partij kiezende,
bevredigde hij dus niet hen die wilden doortasten of, zooals een
's morgens aan de waag geplakt gevonden versje het geuit had,
meenden dat men al voor goed met de Franschen gebroken
en de zelfstandigheid herkregen had 1). Het personeel der recht-
bank gaf nog den 18en November schriftelijk kennis, dat het gemeend
had zich aan den verordenden maatregel te moeten onderwer-
pen, maar zijne gevoeligheid niet te moeten verbergen, dat die
genomen was zonder eePige de minste medewerking van, ten
minste zonder dadelijke officieele kennisgeving aan de judiciaire
autoriteiten.
De gisting verminderde niet, doch omtrent 20 uit Groningen
en Friesland over de Zuiderzee gevluchte gendarmes, die hier
's namiddags kwamen, werden niet gemoeid en behoorlijk ver-
pleegd. De commandant der stad vond niettemin 's avonds ge-
raden, den onder-prefect en den maire te berichten, dat hij voor
het oogenblik haar moest verlaten, namens den generaal Moli-
gehechtheid aan Frankrijk te betuigen ; 22 Nov. De onder-prefect te Alkmaar... .
schijnt vol ijver voor onze zaak.
Hoe de Franschen over Fontein Verschuir dachten, leeren wij uit een brief
van den directeur-generaal van politie te Amsterdam Devilliers Duterrage
aan den minister van politie Savary, d.d. 1 Juni 1812: �De vrees van zich
verdacht te maken door het aannemen van betrekkingen uit de hand van
het Fransch gezag kwelt hen, en er 'zijn, b.v. de onder-prefect van Alkmaar,
die te dien opzichte de voorzorgen zoover drijven van luide te verkondigen,
dat zij zich slechts met de ambten hebben belast opdat die niet aan
Franschen zouden toevertrouwd worden, maar niet minder gehecht blijven
aan hun oude partij". En uit een anderen brief van den gouverneur-generaal
der Hollandsche departementen Lebrun aan den Keizer, dd. 24 April 1813:
�wij hebben te Alkmaar een bekwaam en goed aangeschreven onder-prefect,
die gevaarlijk zou zijn indien hij ons niet verknocht ware".
1) De rijmer was C. G. Van Genderen, tweede commies van het tweede
bureau van den burgerlijken stand.
ALKMAAR. 185
tor bijstand verzoekende voor de Franschen die daarom zouden
vragen en voor het vervoer hunner goederen, en de hier ach-
terblijvende Fransche zieken recommandeerende. 's Nachts ont-
deden de notarissen, tabaksverkoopers enz. zich, naarmate hunner
gezindheid, al of niet van hunne Fransche wapenborden.
Bij de kennisgeving van den plaatscommandant nopens zijn
vertrek, den 19en ontvangen, was er nog een van dien dag., de
komst aankondigende van 200 man, die gekazerneerd moesten
worden. Des morgens naar Haarlem vertrokken gendarmes keer-
den met dezen troep, die 's nachts Haarlem had moeten verlaten,
terug. 't Was het overschot van het 4e batalj on 4e regiment strangers onder den overste De Saint Just en bestond meest nit Pruisen.
onder den overste De Saint Just en bestond meest nit Pruisen.
Zij werden ontvangen door de drie hoofdbeambten, met Oranje-
kokarden op de hoeden en desgelijks den volgenden morgen
uitgeleid, toen zij hun tocht naar Den Helder vervolgden, echter
zeer in getal verminderd, daar een deel zich in den nacht ver-
wijderd had, vooral naar het bosch van Bergen. Zij maakten
het land onveilig en bedreigden in genoemd bosch de tot hen,
wegens een aanval op twee ruiters, gezonden veldwachters met den
dood, indien men hen niet volkomen vrijliet. Den 20en vertoonde
zich een veertigtal in de stad en hare omgeving, zeer tot be-
kommering van den onder-prefect, die wel twee geweren vermees-
terde, maar geen middelen bezat om in hun onderhoud te voor-
zien, zoodat zij het door berooving der ingezetenen moesten
verkrijgen.
De magazijnmeester der oorlogsvivres Debaray verliet den
19en de stad, na den onder-prefect de sleutels en den inventaris
te hebben overgegeven. De admiraal Ver Huell wenschte de over-
brenging van het magazijn naar Den Helder, maar de onder-
prefect berichtte hem den 21e11, niet aan dit verlangen te kun-
nen voldoen, omdat hij geen voldoend geleide kon medegeven,
en ook omdat hij na de wegvoering onmogelijk in voeding en
onderhoud der militaire gevangenen, der zieken in het hospitaal
en van zes te Alkmaar aanwezige Spaansche krijgsgevangenen
zou kunnen voorzien.
Ten gevolge der door de administratie der vereenigde rechten
gegeven orders was niet alleen de heffing der landsbelastingen
opgehouden, maar ook die der stedelijke impositien, zoodat de
186 ALKMAAR.
stadskas den bodem liet zien. De maire kondigde daarom den
19en af, dat, hoe het gouvernement ook mocht heeren, niette-
min de belastingen moesten geheven worden, waarom hij, na
raadpleging met den onder-prefect, gelastte bij provisie en tot
daarin nader door hoogere autoriteiten zou worden voorzien, de
stedelijke accijnsen te innen, met vervanging van zulke ambte-
naren als zich verwijderd hadden of bleven onthouden. Omdat
voor de inning met de zaak vertrouwde lieden noodig waren,
stelde hij den volgenden dag eenige personen in requisitie, o.a.
den controleur Morel 1) en den hoofdontvanger Van Rappard,
de tack van den met andere Fransche employ�'s vertrokken
hoofdcontroleur Tiquet opdragende aan het raadslid F. C. W.
Druyvesteyn, ontvanger der domeinen en hypotheekbewaarder.
Chaudron, die zijn heengaan, wellicht wegens de aanwezig-
heid der militairen, nog wat vertraagd had, vertrok den 20en,
met medeneming van een kilt geweren, naar Den Helder, nadat
hem kennis was gegeven, dat de onder-prefect de nationale
garde gemachtigd had de keizerlijke adelaren af te leggen en
mede de kokardes op te zetten, ten einde de tamelijk opgewon-
den marktbezoekers den volgenden dag geen aanstoot te geven.
Genoemde ambtenaar berichtte denzelfden dag den maire, dat
hij met groot genoegen ontvangen en bewilligd had het aan-
bod van eenige notabele burgers om in tijden van gevaar op
te komen en zich onder zijn bevel of dat van den maire te
stellen , de laatste verleende ook zijne toestemming en verzocht
den heeren W. Schut, J. Van Leeuwen, H. J. Van de Graaff
en J. C. Van Veen een inschrijving van vrijwilligers te openers 2) ,
mede riep hij, wegens het geringe beschikbare aantal nationale
gardes 3), 88 leden der oude schutterij op om bij de 2 compag-
1) In het begin van December verklaarde deze, wijl Alkmaar zich aan het
nieuwe gouvernement van den prins van Oranje onderworpen had, niet
langer zijne betrekking te kunnen waarnemen.
2 ) Volgens Bosscha, Gesehiedenis der Nederl. Staatsomwenteling hebben
zich te Alkmaar 35 personen ter bewaring van de rust bijeengevoegd, �waar-
onder slechts zes met geweer en wapenen voorzien".
3) De maire gewaagt in zijne aanteekeningen van slechts 50 in dienst
zijnden, daarmede ongetwijfeld bedoelende het aantal van een anderdaagsch
piket bij eenigen tijd volgehouden wachtdienst. G. A. De Lange zegt, dat
ALKMAAR. 187
nieen ingelijfd te worden. Zij werden den 21en ingedeeld, maar
toen een twintigtal 's avonds ter hoofdwacht kwam om de nacht-
posten te bezetten, liet de kolonel De Graaff hen weder uiteen-
gaan, zoodat deze maatregel vooreerst zonder gevolg bleef. De
Zaterdagsche marktdag was overigens ongestoord voorbijge-
gaan.
Under hen, -die ontevreden waren over den gang van zaken
en een beslister houding verlangden, stond vooraan de vischaf-
slager Geldoif Adriaan De Lange, die tevens kapitein-comman-
dant van de grenadiers-compagnie der nationale garde was,
een zeer anti-Fransch gezind maar lastig en heftig man 1),
die geen slot voor zijn mond droeg. Hij had al vergeefs getracht
zijn overste te bewegen om den onder-prefect te overreden de
nationale garde tegen de Franschen te doen optreden, en had
de Duitschers van het vreemdelingenkorps over willen halen om
zich tegen Frankrijk te verklaren, om dus, met vermeestering
der in de stad aanwezige wapenen, eene geregelde militaire macht
te vormen. Toen den 21en eene ongewone beweging in de straten
heerschte en zij, die zich tot nu toe onzij dig gehouden hadden,
van hunne gezindheid blijk gaven, stelde hij met de heeren
de 2 compagnieen der nationale garde voor den actieven dienst niet sterker
waren dan 80 koppen. 't Is evenwel aan te nemen dat de wapenvoorraad
ook niet voor het halve aantal genoegzaam was. H. J. Van de Graaff meldt
dat men bij het begin der omwenteling slechts '15 bruikbare geweren en zeer
weinig scherpe patronen bezat.
1) In 4795 was hij gruttersgezel, zeer omwentelingsgezind en werd hij
door den oud-vroedschap G. C. Van Vladeracken, een der leden van het
comite-revolutionair, bode gemaakt van het collegie der Uitwaterende Slui-
zen; vervolgens adjudant der gewapende burgermacht, �om zijn schreeuwen
te stillen", schrijft mr. H. J. Van de Graaff in een brief van 5 December
1813 aan mr. G. Fontein Verschuir. Den 9en Juni 4802 werd hij schout-bij-
nacht en 30 December '1803 tevens majoor der stille- en klapwacht, 29
Februari '1808 vischafslager. In zijn nachtelijk ambt, dat faute d'argent eer-
lang werd afgeschaft, werd hij in 1810 wegens mishandeling van een nacht-
wacht gedurende eene maand geschorst. Bij de Fransche overheid stond hij
slecht aangeschreven: reeds den Ten November '1813 liet de prefect De Celles
in een brief aan den onder-prefect, aandringende op kalmte en kloekheid
en meldende dat bij Wesel een korps van meer dan 40.000 man gevormd
werd, zich dus uit: �surveillez les turbulents comme ce M. De Lange". Ge-
boren 11 Januari 1773, overleed hij 13 December 1840.
188 ALKMAAR.
J. Van Leeuwen, W. Schut, T. H. Blom en J. Groenendijk eene
�acte van verbintenis" op, waarbij ieder die haar zou onder-
teekenen zich verbond om op het eerste alarm op het plein der
Groote kerk te verschijnen. Hij geraakte in twistgesprek met
zijn overste, die de kans voor het slagen der beweging slecht
en voor hare bevorderaars gevaarlijk achtte, waarop D. L. van
oordeel was, dat men maar dadelijk een aanvang moest maken
om al wat Fransch of Franschgezind was den nek te breken en
dus dezer wraakneming te voorkomen. Dit antwoord gaf Van
de Graaff, die al meer met De Lange in botsing was geweest,
aanleiding om op eigen hand de nationale garde van alle gehoor-
zaamheid aan den kapitein D. L. te ontslaan. Deze ontdeed zich
van zijn uniform, om des te vrijer propaganda te gaan maken
voor de door hem zoo vurig voorgestane zaak. Hij werd echter
den 24en door zijn chef in functie hersteld.
Den 9en Juli had de onder-prefect den maire vertrouwelijk
aangeschreven, dat de stad, in geval van nood, 40 koeien tegen
contante betaling zou te leveren hebben ter proviandeering van
het fort Lasalle aan Den Helder. Den 20en November werd eene
vordering daartoe ontvangen van den commissaris van oorlog
aan Den Helder, dd. 19, waarop de maire, aangezien de meeste
eigenaars alhier hun vee op de afgeloopen najaarsmarkt ver-
kocht hadden, aan Klaas Kroon te Warmenhuizen opdroeg het
vee op de markt te Hoorn te koopen. Een schrijven van den
onder-prefect, den 22en ontvangen, bevatte de bedreiging, dat men de koeien, werden zij niet gezonden, zou komen halen. Kroon
de koeien, werden zij niet gezonden, zou komen halen. Kroon
schreef den 22en uit Hoorn, dat hij ze gekocht had en leveren
zou, mits hem de betaling binnen 14 dagen verzekerd werd,
waarop hij antwoord per estafette verwachtte , de maire schreef
hem weerom, dat, wilde hij zich niet aan de taxatie en betaling
van Den Helder onderwerpen, de zaak moest geacht worden niet
geschied en de opdracht als vervallen te zijn. Elders in het
arrondissement geschiedde op eene algemeene aanschrijving van
den onder-prefect de levering, voor zoover die niet op eene
mondelinge raadgeving, dat zij thans minder dringende was,
achterwege bleef, hetgeen op vele plaatsen het geval was.
In den avond van den 22en kwam Anne Gerrit Du Tour,
ambtenaar bij de belastingen te Dordrecht, wiens vader mr. Jo-
ALKMAAR. 189
han Du Tour te Alkmaar woonde, aldaar aan, medebrengende
Haagsche couranten en de proclamatie der heeren Van der Duyn
van Maasdam en Van Hogendorp, waarbij, uit naam van den
prins van Oranje, alle Nederlanders ontslagen werden van den
aan den Keizer gedanen eed, het opvolgen van bevelen der Fran-
sche regeering streng verboden, bij provisie het opbrengen der
bestaande belastingen en den Hollandschen ambtenaren het blij-
yen in hunne betrekkingen geboden werd. Hij vervoegde zich
met een en ander, zich voordoende als zendeling van de onder-
teekenaars der proclamatie, bij den notaris Michiel Johan De
Lange, ouder broeder van Geldolf Adriaan, anti-Franschgezind als deze maar zich minder bloot gevende. Zij spraken of dat, indien
deze maar zich minder bloot gevende. Zij spraken of dat, indien
de onder-prefect, die den volgenden dag per post de proclamatie
zou ontvangen, haar niet afkondigde, zij de crisis, waarin de
bevolking verkeerde, tot eene beslissing zouden brengen. Dat
G. A. spoedig voor dit voornemen gevonden werd en de aan dezen
en genen gegeven couranten hoop en blijdschap verwekten, laat
zich denken.
Den volgenden dag ontving ook de onder-prefect de procla-
matie, maar hij achtte het niet geraden tot de afkondiging over
te gaan; niet alleen omdat zij niet vergezeld was van eene aan-
schrijving van den prefect, de namen harer uitvaardigers gedrukt en niet geschreven waren en de afkondiging niet gelast was,
en niet geschreven waren en de afkondiging niet gelast was,
waarover hij dus te 's-Gravenhage bericht verlangde in te win-
nen, maar ook omdat de ongunstigste berichten aangaande den
gang der omwenteling elkander opvolgden en de voorzichtigheid
gebood de bezetting van Den Helder in den waan te houden,
dat Alkmaar den Keizer getrouw bleef.
A. G. Du Tour, die 's morgens nog met de gebroeders De Lange
als hun bondgenoot overlegd had, hield zich op het ontvangen
der slechte tijdingen weg en verdween den 24en uit de stad,
nadat 's middags het bericht van het weder bezetten van Dord-
recht door de Franschen vernomen was.
Den 24en scheen de door den onder-prefect geuite vrees voor
de gevaarlijke nabijheid van Den Helder zich voor de ingezetenen te zullen bevestigen, toen de hier wonende aannemer van het
te zullen bevestigen, toen de hier wonende aannemer van het
vervoer voor de versterkingen en hare bewapening aan Den Hel-
der J. M. Van Doorn de tijding bracht, dat eene talrijke afdeelin
190 ALKMAAR.
koloniale troepen, voorzien van geschut, herwaarts kwam tot op-
eisching der in 's lands kassen voorhanden gelden en der bevorens
over het arrondissement gedane vordering van 300 koeien, hooi
enz. De geestdrift maakte Coen plaats voor schrik en men dacht
niet anders of de weerlooze stad zou aan plundering worden prijs-
gegeven, doch de zaken schikten zich beter dan men gevreesd
had. De naderende krijgsmacht hield te Koedijk stand en de
bevelhebber, de luitenant-kolonel De Saint Just, noodigde den
onder-prefect schriftelijk uit zich derwaarts te begeven. Hij over-
handigde hem een brief van den admiraal Ver Huell van den
23en, inhoudende, dat de oproerige bewegingen te Amsterdam
de toezending van geld ter betaling der land- en zeemacht had-
den doers staken, waarom hij, tot een buitengewonen maatregel
moetende overgaan om te voorzien in de eischen van den dienst,
verzocht aan den heer Millet, ontvanger der douanen aan Den
Helder, over te dragen de gelden, aanwezig bij den �receveur
particulier" en in andere lands-kassen, zulks tegen recepissen
onder het visa van den luitenant-kolonel De St. Just, onder zijn
bevel hebbende infanterie der marine, artillerie (twee kanonnen)
en cavalerie, welke troepen de stad niet mochten betreden en
zich van alle geweld moesten onthouden indien aan de vordering
voldaan werd. Rekenende dat er alleen van de gemeenten Helder
en Huisduinen ongeveer 80.000 fr. bij den generalen ontvanger
in kas was, zou er wel genoeg wezen om in de behoeften van
het garnizoen van Den Helder en het eskader te voorzien, waar-
voor hij omtreeks 500.000 fr. noodig achtte. Voldoende aan het
verzoek, begaf de onder-prefect zich naar Koedijk, keerde hij met
de beide hoofdpersonen naar de stad en stelde hij hen in staat
bij den ontvanger te quiteeren voor ..... fr. 10.970.62 ! � pas
den lien was overstorting geschied � slechts f 320 behoudende
tot voorziening in de door velen verzuimde of geweigerde be-
taling van waakgelden aan remplacanten der nationale garde 1).
Den onder-prefect werd den 24en, vermoedelijk door den heer
J. Du Tour, overgebracht eene lastgeving van het Algemeen
Bestuur der Vereenigde Nederlanden van den 23en, onderteekend
1) Den 25en zond de onder-prefect den admiraal een schrijven ter verkla-
ring van het geringe bedrag der kas.
ALKIVIA AR. 191
�voor den Heer Van der Duyn en voor mij zelven Gijsbert Karel
Van Hogendorp", om de proclamatie te affigeeren en in geheel
Noord-Holland te doen proclameeren en affigeeren. Hij schreef
den volgenden dag aan Van Hogendorp : dat hij, steeds gehecht
aan het Huis van Oranje, niet voor 1803, toen de zaak van dat
Huis verloren scheen, in staatsdienst getreden was en zich steeds
beijverd had om alles ten goede der bestuurden te keeren ; dat
hij, gebonden door zijn eed van trouw aan den Keizer, zich
daarvan niet ontslagen kon achten dan door eene macht, sterk
genoeg om tegenstand kinderachtig te noemen, of door geheele
ontruiming van het departement door de Franschen ; dat hij
in moeilijke positie verkeerde door de nabijheid van Den Fielder,
en de afkondiging der proclamatie erge gevolgen zou hebben,
immers den vorigen dag was een gewapend korps herwaarts
gezonden om zich van de kas van den ontvanger meester te
maken, had Ver Huell met eigen woorden geschreven, dat bloed-
storting het gevolg van ongehoorzaamheid zou zijn, was hij,
V erschuir, den troep tegemoet gereden, had hij den commandant
overreed niet verder te trekken, niet zonder openlijke spijt van
het krijgsvolk, voor een groot gedeelte nit Fransche kolonialen
bestaande, �het slegtste schuim van het krijgsvolk hetgeen zich
op plundering had gespitst", en slechts met veel moeite door
de officieren in toom werd gehouden ; voorts dat het door Ver
Huell geeischte approvisionnement meest overal geweigerd werd,
zoodat het dagelijks uitzenden van gewapende benden ter
requisitie te wachten en het dus hoogst ongeraden, ja ondoenlijk
was een stap van overhaasting te doen, welke waarschijnlijk een
aantal ingezetenen het leven kosten zou. Ten slotte verzocht hij
ernstig voor het overbrengen van lets vertrouwelijks niet weder
de hand te gebruiken welke hem de lastgeving had overgebracht.
Voor zoover dit schrijven het den 24en gebeurde betreft, verschilt het nog al wat van het hiervOOr gegeven alleszins juist verhaal.
het nog al wat van het hiervOOr gegeven alleszins juist verhaal.
Ook de maire had dien dag de proclamatie van den 21en van
het Algemeen Bestuur en spoedig daarop den schriftelijken last
ontvangen om, otider het uitsteken der vlaggen, tot de openbare
afkondiging over te gaan. De plaatselijke regeering wist toen
inderdaad niet wat te doen : aan den eenen kant dreigde de
(later gelogenstrafte) verzekering van den admiraal Ver Huell, dat
192 ALKMAAR.
hij de stad ter plundering zou overgeven, zoodra hij de opstands-
vlag zag wapperen, aan den anderen kant de opgewondenheid
der landlieden, die op den volgenden marktdag lichtelijk met
geweld de vlag zouden uitsteken, en de meer en meer klim-
mende geestdrift, welke door de terugkomst van naar 's-Graven-
hage gereisde personen telkens nieuw voedsel bekwam en zich
somwijlen onder de min bezadigde menigte op bedenkelijke wijze
zocht te uiten. De geheele grenadier-compagnie werd dus den
26en uit voorzorg aan de hoofdwacht geplaatst, 't geen niet be-
lette, dat de boeren luidruchtig hunne ontevredenheid te kennen
gaven en enkele schippers namens velen den onder-prefect verlof
vroegen de oude driekleur te laten wapperen. Eerst werd dit
met aanvoering van redenen daartegen geweigerd, doch ten
laatste, toen een grooter menigte zich met krachtigen aandrang
deed gelden, voor den accijnstoren toegestaan en wel met een
daartoe te verstrekken vlag. Ongelukkiglijk werd een Fransche
vlag uitgereikt, met het gevolg dat een opstootje ontstond, het-
geen de onder-prefect deed besluiten zijn gezin in het provenhuis
van Jutphaas in veiligheid te stellen en de Fransche vlag door
eene nationale te vervangen.
Ook de maire werd door een honderdtal boeren, die De Lange
opgezocht hadden en door hem vergezeld waren, over het plaatsen
van de vlag op den toren aangesproken , hij verklaarde aanvan-
kelijk dat hij dit niet zou toestaan, maar in het nauw gebracht
en door De Lange, die aanvoerde dat men zijne autoriteit moest
eerbiedigen, verdedigd, beloofde hij aan het verlangen te zullen
voldoen. Van dit voornemen schijnt hij teruggehouden te zijn
door den onder-prefect, althans de boeren werden ongeduldig en
begonnen de groote klok van de waag te trekken. De onder-
prefect, die vergezeld was van den rechter Van de Graaff, den
advocaat J. G. De Loches en den notaris M. J. De Lange 1),
1) Deze was 's morgens uit Den Haag teruggekeerd en had, naar zijn
broeder Geldolf verhaalt, op de stoep zijner woning tegenover de hoofdwacht
staande, de daar verzamelde burgers toegeroepen, dat zij gerust konden zijn,
wip het alles wel en zeker Oranje boven was; maar naar laid van een meer
geloofwaardigen brief van J. C. Du Tour, van den 27en, aan den Souvereinen
Vorst, was hij uit zijn huis gestoven, roepende : �Oranje boven ! Zet den vlag
voor den donder op den toren !" De commandeerende officier der grenadiers,
ALKMAAR. 193
slaagde er in zulks tegen te gaan, maar teruggaande werd hij
door zulk eene dreigende menigte gevolgd, dat hij op den hoek
der Houttil- en Langestraten zich verplicht vond stand te houden
en de ijveraar8 tot voorzichtigheid aan te manen. Hij verklaarde
zooveel voor het Huis van Oranje te zijn als iemand, maar de
zaak daarvan nog niet zeker te achten en de orde te moeten
handhaven. En op de vraag : waarom hij dan de vlag niet
op den toren zette, terwij1 het in het heele platteland reeds
gedaan was, zeide hij : �ik verheug mij dat er iemand onder
ulieden is die spreekt. Het opzetten der vlaggen ten platten
lande is ook door ulieden slecht genoeg gedaan ; ik heb u genoeg
gewaarschuwd ; en ik kan u zeggen, dat de generaal Molitor
aan mij geschreven heeft, dat hij de plaatsen, die de vlag op
den toren hebben laten zetten, zal laten verbranden en uitplun-
deren, en dat men bereids het voorbeeld daarvan te Woerden
gezien heeft."
Hoewel onstuimige kreten van sommigen blijk gaven dat men
zijne houding mistrouwde, vonden zijne redenen bij meerderen
ingang en kon hij veilig zijne woning bereiken ; dan nauwelijks
was hij daar aangekomen, of een aantal schippers, door zijn last
om de poorten te sluiten nog meer opgewonden, kwam met on-
stuimigen en herhaalden aandrang de vlag voor den waagtoren
eischen, hetgeen ten laatste noch toegestaan noch geweigerd
maar voor hunne verantwoording gelaten werd. Nu snelde men
naar de stadstimmerwerf om de gewenschte vlag te halen, en
vandaar naar de waag om haar van den toren te doen wappe-
ren. De toegang tot den trap gesloten zijnde, bond een rappe
gast, Johannes Douwes, knecht van schipper Brouwer, zich de
vlag om het lijf en bestond hij het waagstuk om, ten aanschouwe
luitenant G. Van Vladeracken, vragende of hij de stad in oproer wilde bren-
gen, wilde hem doen arresteeren, maar de heeren Van de Graaff en Du Tour
beletten dit en brachten De Lange bij den onder-prefect, Wien hij den staat
der zaken in Zuid-Holland mededeelde, met aandrang om, vermits men overal
de vlaggen liet waaien, hetzelfde te doen. Verschuir antwoordde, dat gebrek
aan wapenen en ammunitie hem belette te handelen gelijk hij wel begeerde,
en dat hij nog niet kon besluiten om aan de bevelen van het provisioneel
bestuur te voldoen. De Lange gaf zich gewonnen en hood, ten blijke zijner
goede gezindheid, aan om den onder-prefect naar de waag te vergezellen en
door zijn invloed bij de boeren het luiden der klok te doen staken.
Gedenkboek. 3
194 ALKMAAR.
van honderden stadgenooten en vreemdelingen, die hem met
spanning gade sloegen, den toren buitenom te beklimmen en
het doek aan den stang te bevestigen, hetgeen een langgerekte
juichtoon deed opgaan 1). Nu het eenmaal zoover gekomen was,
gaf de onder-prefect last 's lands oude vlag ook van de torens
van de Groote kerk en het stadshuis te doen wapperen, hetwelk
den volgenden dag, tot kennelijk genoegen der boeren, gebeurde.
Hoe dit alles hem tegen de borst moest stuiten is op te makers
uit een brief aan den graaf Ver Huell, dd. 28 November, ten
geleide van een voor den secretaris-generaal waarnemende de
functie van prefect bestemd rapport over de hachelijke omstan-
digheden, waarin hij en het arrondissement zich bevonden. Zoo
ooit de dag van wraak mocht komen, hoopt hij, dat de graaf
zich zou willen herinneren, dat het beste deel der bevolking van
Alkmaar zich van de ongeregeldheden onthouden had en dat
er zelfs niets gebeurd zou zijn, indien het gouvernement daaraan
de noodige wapens en ammunitie had willen toevertrouwen. In
het rapport werd o.a. vermeld, dat G. A. De Lange, niet ge-
slaagd zijnde in zijne pogingen om de nationale garde tot afval
te bewegen, zich tot de landbewoners, vooral te Oudkarspel en
Scharwoude gewend had, zoodat deze de klok luidden, seinvuren
ontstaken en de stad bedreigden. Ook M. J. De Lange werd in
dit rapport niet vergeten : deze droeg de schuld van de oproerige
beweging, maar was door hem onder-prefect zoo onder handers
genomen, dat hij van vrees verbleekte.
1) Douwes was in 1788 te Terkaple in Friesland geboren en overleed 18
Augustus '1866. Bij de viering van het halve eeuwgetijde van 's lands her-
stelling was hij de held van het feest, heesch hij de vlag en wimpel op den
Waagtoren en werd er geld bijeengebracht om zijn levensavond zorgvrij te ma-
ken. 1k heb mij toen vruchteloos beijverd om van zijne klimpartij het juiste te
vernemen : men verzekerde, dat hij van den grond of bij den muur opgeklau-
terd en over goot en dak ook den geheelen toren beklommen had, terwijl
mij waarschijnlijker voorkwam, dat hij den toren eerst halverwege, waar
zich de uur- en speelwerken bevinden, gesloten had gevonden en vervolgens
buitenom gegaan was. De gevierde 75-j arige liet er niets afgaan van hetgeen
men nopens hem geliefde te vertellen, en hij gaf dien overeenkomstig in de
A lkm. Courant van 15 November 1863 een verhaal, 't welk, naar ik meen,
gevloeid was uit de pen van E. Masdorp. In het stedelijk museum hangt
zijn geschilderd portret.
JOHANNES DOUWES. NAAR EEN IN 1863 DOOR
B G TEN BERGE GESCHILDERD PORTRET in het Ste- deliik Museum to Alkmaar.
deliik Museum to Alkmaar.
ALKMAAR. 195
Dat hij niet inging op de uitnoodiging der heeren Kemper
en Fannius Scholten van den 24en om te Amsterdam over den
staat van taken te komen confereeren, zal, het verhaalde in
aanmerking genomen, geenszins bevreemden. Hij schreef den
26en, den heer Van Hogendorp reeds kennis gegeven te hebben
van de bijzondere omstandigheden waarin hij zich beyond, en
te vreezen dat de tot nog toe bewaarde goede orde en rust door
zijn vertrek zouden worden verstoord.
Van de den 25en te Amsterdam door de commissarissen-gene-
raal van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden na-
mens den prins van Oranje uitgevaardigde proclamatie, waarbij
geldelijke hulp gevraagd werd voor de verdedigers des vader-
lands, te storten in door de overheid aan te wijzen kisten, wer-
den bij den onder-prefect en den maire eenige exemplaren ont-
vangen. Laatstgenoemde schreef den 29en aan de afzenders, dat
de nabijheid van Den Helder en de onmogelijkheid om een
militair bezoek van daar tegen te gaan, zooals in de vorige
week hier en nog gisteren in De Zijpe gebleken was, hem
niet toegelaten hadden om de publicatie alsnog te publiceeren,
wilde hij zijne gemeente niet aan de grootste onaangenaam-
heden en gevaren blootstellen. Den volgenden dag kon hij
echter ander en beter bericht zenden. In den namiddag van
den 29en had de onder-prefect de civiele, justitieele en militaire autoriteiten opgeroepen om zich onverwijld in de groote zaal
autoriteiten opgeroepen om zich onverwijld in de groote zaal
van het stadshuis te laten vinden, �ten einde over een poinct
van het eerste gewicht te raadplegen", en in de daarop gehou-
den bijeenkomst de vraag gesteld, of men onderling begreep dat
hij nog mocht voortgaan als tot dusver, of dat men op het voor-
beeld van andere steden de proclamatie van den prins van
Oranje moest publiceeren. Tot het laatste werd, nu men met
zekerheid onderricht was dat stad en land van Utrecht en daar-
mede het geheele departement door de Fransche autoriteiten
verlaten was, en dewijl de omliggende steden en het platteland
zich voor het provisioneel gouvernement te 's-Gravenhage ver-
klaard hadden, met algemeene stemmen, uitgezonderd van den
keizerlijken procureur Teunissen en den municipalen raad Jacob
Nuhout Van der Veen, besloten en zulks in eene akte vastgelegd,
en tevens in het belang van het behoud van rust en orde
196 ALKMAAR.
bepaald, aan het yolk kennis te geven, dat deze stad zich bij
de overige steden en plaatsen van Holland had gevoegd. Tevens
was besloten eene afzonderlijke proclamatie van inhoud als de
gezondene van 21 November of te kondigen, en den onder-prefect
en den maire, desnoods op verantwoordelijkheid der vergaderden,
opgedragen het beslotene uit te voeren 1). Reeds 's avonds te
6 uur waren de proclamation van den 21en en den 25en bij toorts-
licht na trompetgeschal afgelezen, en met het luide gejuich van
�Oranje boven !" en het spelen van het Wilhelmus door de mu-
ziek begroet. Bij gedrukte notificatie van den 29en werd den
volke nader kond gedaan van het dien dag goedgevondene en
van de overwegingen die daartoe geleid hadden.
Aangezien men geene wapenen bezat om ingeval van een
aanslag op de stad weerstand te bieden, werden er onder bevel
van den kolonel Van Leeuwen, met J. C. Du Tour als ordon-
nans, drie compagnieen gevormd, de eerste van notabele ingezete-
nen met jachtgeweren, de tweede van stedelijke geemployeerden en
de derde van de stille wachts met pieken gewapend. 't Is geluk-
kig, dat deze macht zich niet met goed geoefende en gewapende
militairen heeft behoeven te meten.
G. A. De Lange was den 25en met vier vrienden naar de Lange-
dijker dorpen gegaan, waar hij de inwoners aangaande mogelijke
kwade gevolgen van hun ijver voor de goede zaak gerust stelde.
Hij beyond dat men zich wel tegenover vijandelijke strooperijen
wilde te weer stellen, maar dat het aan een aanvoerder ontbrak.
Den 27en had hij, zich noemende �Capitein der (gewezene) garde
nationaal", een manifest doen drukken, waarin hij de bewoners
van het Noorderkwartier aanmaande slechts de klokken te luiden
ingeval van een aanval en alsdan elkander gewapend met wat
maar bruikbaar was te hulp te snellen en den vijand te ver-
pletteren en krijgsgevangen te nemen, belovende zich dadelijk
naar de Zijpersluis te begeven om de opgekomenen te comman-
deeren. Exemplaren dezer oproeping werden overal heen gezon-
1) Volgens eene aanteekening waren, nevens den onder-prefect en den maire,
28 personen aanwezig. Het proces-verbaal der vergadering telt 35 onder-
teekeningen, waaronder wel die van den onder-prefect maar niet die van
den maire.
NEDERLANDEB
in het bizonder die van h(
NOORDER-QUARTIER
Daar is diets meer te vreezen de Franfche onderdrukkir,
een einde genornen, door lien mannen van moed zich aan he
der Regering hebben geplaatst, en, op nieuw de Hollandfche
die zoo lang gefluimert heeft hebben doen ontwak.en , onz4
ders in het Zuider-Quartier hebben reeds wonderers van Held
gegeven, laten wii dan ook alzoo toonen, mode deel te with
ben aan de heilrijke Verlosfing pan ons Vaderland, te meet
wij in de gelegentheid zijn om onzen Held.enmoed aan den
leggen., want wie onzer is Diet bekend, dat er nog een kl
deelte ongelukkige FranfGhe zig aan den Helder bevinden , d.
zoude kunnen geedvinden, om door benau.wtheid geprangt (
Verraders van ons Vaderland aangevoerd , de ftillen Landbew
uit te Plunderers, en dan met hun fluid in hunne fchuilhoek
te keeren, waarom ik dan bedagt ben geweest, om is het nu
ook in het Noorder-Quartier aloe onzekerheden te doen ophouc
tot dat einde proponeeren aan elke refit Vaderlander, dat he
der Klokken en voor al in den Nagt ophouden, ten einde wij
der door het geklep der Klokken op den minfteh aanval van di
van den Helder elkander kunnen waarfchouwen , en optrekke
die Been, die zich zou durven verflou.ten ons nog langer te
drunken, te verpletten en bun Kriigsgevangen ite nemen. .
mijn kant beloven om mii dadeliik naar de diver Shiiis to 7.111
ALKMAAR. 197
den en aangeplakt. Volgens eigen verzekering van De Lange
had tot zijne handeling zeer bijgedragen, dat de generaal
Kraijenhoff, tot wien zich een inwoner van St. Maarten, Frans
Groet, gewend had om hulp voor volkswapening, dezen naar hem
verwezen had als in staat hem ten beste te raden. De overste Van
de Graaff ontnam, tegen den raad van de geraadpleegde offi-
cieren en onderofficieren, aan D. L. zijn rang, omdat deze van
de gewezene nationale garde gewaagd had. Den 28en zich met zijn
vriend Dirk De Wit naar Medemblik begeven hebbende om zich
te vergewissen of men, ingeval van een vijandelijken overval
uit Den Helder, van het noodige geschut voorzien was, had hij
den vorigen avond den luitenant Groen verzocht den overste van
zijn vertrek kennis te geven, omdat hij vreesde dat hem een
gevraagd verlof zou geweigerd worden.
In den avond van den 30en kreeg men bericht van de nadering
van een afdeeling Kozakken, die � ten getale van ruim hon-
derd � te half twaalf binnentrokken en zich op de Paardenmarkt
legerden. Zij waren vergezeld van de heeren Teyler van Hall,
commissaris van het departement van oorlog, en andere geleiders,
die bij den onderprefect afstapten, waarna zij met den hetman
hunnen intrek namen in de Roode Leeuw. Een dertigtal der
Kozakken verliet de stad spoedig weder, om aan Het Zand en
de Groote Keet de bezetting van Den Helder te verontrusten ; de
overigen bleven hier eenigen tijd en werden in hun vreemd-
soortig kwartier druk door nieuwsgierigen bezocht 1). Van hen
werden in den loop van December nog 40 a 50 naar de voor;
posten gezonden.
Den len December verscheen de Alkmaarsche Courant, sedert
2 Dec. 1811 Affiches, Annonces et Avis divers d' Alkmaar genoemd,
voor het eerst weder in het Nederduitsch en onder haar oude
benaming, en werd G. A. De Lange, die weder een paar dagen
buiten de stad was bezig geweest, op het stadshuis ontboden,
daar op last van den officier van justitie en den rechter van
instructie, des schriftelijk verzocht door eenige voorname inge-
1) Den 7en December waren er nog 50 gestationneerd, die dagelijks 470
ponden vleesch en 90 brooden vorderden. Omstreeks het midden van Januari
4814 vertrokken zij, tot spijt der altijd nog voor uitvallen van het garnizoen
van Den Helder bevreesde Alkmaarders.
198 ALKMAAR.
zetenen die van zijn ijveren onrust en wanordelijkheden vrees-
den, voorloopig gearresteerd en in het tuchthuis, verwarming en
verlichting voor zijn eigen rekening blijvende, opgesloten, op elken
marktdag nog bewaakt door een piket nationale garde. Den vol-
genden dag ontving de maire van den onder-prefect de proclamatie,
door den prins van Oranje bij zijne komst in Holland aan zijne
�waarde landgenooten" uitgevaardigd, welke dadelijk afgekondigd
werd. Den 4en berichtte de commissie, waarnemende de zaken
der sous-prefecture 1), dat er, ter voorziening in de behoeften der
troepen, waarvoor magazijnen te Alkmaar en aan het Zand aan
te leggen, tot daarvoor door het gouvernement zou worden ge-
zorgd, in dit arrondissement een omslag van f 7000 over de
gemeenten gemaakt en Alkmaar daarbij op f 1000 gesteld was ,
en mede vernam de maire, dat den volgenden dag 1500 uit
Den Helder weggezonden gewezen Spaansche krijgsgevangenen
zouden aankomen. In overleg met genoemde commissie besloot
hij die op het koor der Groote kerk onder dak te brengen en
daartoe de godsdienstoefening op den volgenden dag te doen
stilstaan. Er kwamen 1441, die van soep, ligstroo, brood, kaas
en kaarsen voorzien werden en den 6en, met behulp van vier
wagens en begeleid door nationale garde, hun tocht naar Bever-
wijk�Haarlem vervolgden 2).
Dien dag verdeelde de maire de werkzaamheden, door den
in- en doormarsch der troepen veroorzaakt wordende, onder drie
verschillende commission en werd aan de ingezetenen bekend
gemaakt, dat de prins van Oranje, vier dagen bevorens, de
1) Den Zen ingesteld door den onder-prefect, die door commissarissen-generaal
van het Algemeen Bestuur tegen den 3en naar Amsterdam geroepen was om
over zaken van groot belang te raadplegen. Zij hestond uit de heeren H. J.
Van de Gra aff, meergenoemd, mr. J. Schouten, rechter van instructie, A. A.
Van der Ley, vrederechter van kanton Alkmaar nr. 2 en J. Van Leeuwen,
commandant der vrijwillige gewapende burgers.
2) Den 11e' werden nog 21 van Den Helder gekomen reconvalescenten ge-
logeerd en 's anderen daags met eenige hier in het hospitaal verpleegden
met vijf wagens verder gevoerd. De kosten van deze verzorgingen, benevens
het schoonmaken der kerk enz. beliepen f 625 : 2 : 8, en moesten, volgens
schrijven van den arrondissements-commissaris van den nen, door den heer
Teyler van Hall betaald worden, hetgeen eerst 13 Sept. 1817, met aftrek van
f 66 : 1 : �, geschiedde.
ALKMAAR. 199
hem opgedragen souvereiniteit had aangenomen en aanvaard.
Op een den 30en November door den onder-prefect aan de te
Amsterdam zetelende commissarissen-generaal van het Algemeen
Bestuur gerichte mededeeling van het den vorigen dag genomen
besluit en der daarop gevolgde afkondiging, met de verzekering
dat hij, slechts toegevende aan den wensch van alle fatsoenlijke lieden en overtuigd dat regeeringloosheid en wanorde de ge-
lieden en overtuigd dat regeeringloosheid en wanorde de ge-
volgen van het staken zijner functie zouden geweest zijn, die
met gevaar voor eigen veiligheid was blijven waarnemen, werd
den 4en December een antwoord verzonden, eene volkomen
goedkeuring behelzende op al het door hem verrichte, met uit-
noodiging om provisioneel in functie te blijven, �edoch op eene
Hollandsche voet", en de maires in het arrondissement te ver-
zoeken op dien voet hunne betrekkingen te blijven vervullen.
Den Ten schreef de generaal C. F. De Jonge, dat hij de
gewapende macht in Noord-Holland commandeerde en zijn hoofd-
kwartier te Alkmaar had gevestigd. Den 8e1 herstelde de maire,
wegens gebleken noodzakelijkheid, het in Maart 1812 ingevolge
de Fransche wetten opgeheven collegie van wijk- en buurt-
meesteren.
Den 10en zond de arrondissements-cominissaris, in de lijn
blijvende van hetgeen onder het Fransche bestuur gebruikelijk
was, den maire een concept-besluit met machtiging om ter
behandeling daarvan onverwijld den gemeenteraad samen te
roepen, en het na goedkeuring, waaraan hij geen oogenblik
twijfelde, zonder vertraging aan hem terug te doen brengen.
Het strekte om te verklaren, dat de gemeente niets hartelijker
wenschte, niets vuriger verlangde dan Z. K. H. den prins van
Oranje te huldigen en als Souverein Vorst van Nederland te
erkennen, en het de gevestigde wensch, het voornemen en de
begeerte van alle ingezetenen was om zich als getrouwe onder-
danen van H. D. te gedragen en voor het behoud der tegen-
woordige regeering al wat in hun vermogen was op te zetten.
Het schrijven, eerst den 13en ingekomen, werd nog denzelfden
dag door den raad behandeld en het adres door de leden �
zooals de maire bij de inzending schreef � met geestdrift ge-
teekend.
In de Alkmaarsche Courant van 15 December bedankte de corn-
200 ALKMAAR.
missaris van het arrondissement Alkmaar de burgerij der stad
voor haar goed gedrag gedurende de verloopen dagen, toen het
zoo gemakkelijk was geweest de goede orde en rust te ver-
storen, inzonderheid de autoriteiten en bijzondere personen voor
hunne krachtdadige ondersteuning, zelfs verre boven hetgeen hij
verwachten konde � �en waardoor hij tot dusverre in staat was
geweest, in weerwil der onbesuisde schreeuwerijen van eenige zeer weinige inwoners en van eenige troepjes hier en daar opgeruide en
weinige inwoners en van eenige troepjes hier en daar opgeruide en verkeerd geleide landlieden, de rust en goede orde te bewaren, en
verkeerd geleide landlieden, de rust en goede orde te bewaren, en de stad zoowel als het grootste gedeelte van het platteland te
de stad zoowel als het grootste gedeelte van het platteland te
beveiligen voor de gevolgen van losbandigheid en regeeringloos-
heid". Inzonderheid bracht hij dank aan de aanzienlijke inge-
zetenen, die dag en nacht bij een gekomen waren en zich gereed
gehouden hadden om, desnoods gewapenderhand, alien moedwil
tegen te gaan, en lof aan de nationale garde, welke bijkans zon-
der uitzondering zich niet minder betoond had dan de beste
krijgsbende, welke immer tot eenigen plaatselijken dienst was
opgeroepen geworden.
Wat aangaat den wensch van den Souvereinen Vorst, uitge-
drukt in diens proclamatie van den 6en, waarin een beroep ge-
daan werd op de offervaardigheid der bevolking ten behoeve
van de verdediging des vaderlands, schreef de commissaris
van het arrondissement Alkmaar aan de commissarissen-generaal
van het departernent der Zuiderzee, dat de proclamatie niet alle
gemeenten bereikt had, en hij, om de inzameling des te beter
te doen slagen, het wenschelijk achtte aan alle ingezetenen te
verzoeken bij verzegeld biljet het bedrag hunner bijdragen te
willen opgeven, opdat men zich niet van het geheim blijven der
gaven kon bedienen om geene of geringe te offeren. Hij verzocht
toestemming voor dien maatregel, zulks ook om niet in te drui-
schen tegen de voorschriften van uitvoering, welke de Vorst van
de commissarissen-generaal van binnenlandsche zaken en van
financier had gevraagd. Den 20en bericlitte de maire bij aan-
plakking van gezegde proclamatie en hare toezending aan alle
bedienaars der kerkgenootschappen, dat op alle werkdagen stor-
tingen konden plaats hebben in eene op de kleine burgemeesters-
kamer staande kist; maar den 27en maakte hij bekend, dat de
storting was bepaald op 4 dagen 's weeks, aanvangende 3 Januari,
ALKMAAR. 201
en dat hij een commissie (van 6 municipale raden) had benoemd
tot surveillance op de inzameling der vrijwillige giften. De com-
missie berichtte den Ten Januari, dat f 100: 8 : � ontvangen en
den 13en, dat bij de opening van de kist daarin f 45 : 6 : 8 be-
vonden was. De burgemeester schreef den 10en Maart de com-
missie en hare thesauriers, en laatstgenoemden nogmaals den 22en
aan om, ter voldoening aan bekomen last, aan den commissaris-
generaal van de financier opgaven te verstrekken nopens het
ingeschrevene en ontvangene. Men had niet stilgezeten, want
reeds den 24en werd het verlangde ingezonden. In het geheel
was bekomen : aan inschrijvingen f 5218 : 15 : 8 (met uitzondering
van f 300 van den generaal De Jonge alles van ingezetenen),
1 russische coupon van f 50, twee zilveren tabaksdoozen te
gelde gemaakt voor f 49 en 5 giften buiten inteekening van
samen f 10 : 10 : 8. De commissie had bij den ontvanger Daey ge-
stort f 4583 : 6 : �, aangezien de heer Fontein Verschuir daar
zelf zijne storting van f 200 had gedaan, A. G. Du Tour f 200,
J. C. Du Tour f 200, J. Du Tour f 100 en J. T. Bogaard, com-
missaris van policie f 7, na herhaalde aanmaning niets van zich
hadden doen hooren en G. A. De Lange f 38 te kennen had
gegeven het fournissement op andere wijze te willen doen 1).
Inmiddels was den 29en December, ingevolge een van de com-
missie van onderstand te Woerden ontvangen verzoek, door de
wijk- en vier buurtmeesters eene inzameling van f 842 : 15 : 12
gehouden, ten behoeve van hen, die aldaar den 24en November
geleden hadden door de uit Utrecht door den generaal Molitor
gezonden Fransche moord- en plunderbenden 1).
De Lange, die door zijne vrouw, Johanna Neeltje Van den
Burgh, een verzoek om gerechtigheid aan den Souvereinen Vorst
had doen richten, en, nadat zijne zaak ter kennis was gebracht
van den heer C. F. Van Maanen, president van het hoog gerechts-
hof, den 17en voor het eerst legaal was verhoord over zijn uit-
gevaardigd manifest, was op bevel van den eersten advocaat-
generaal bij het hoog gerechtshof A. W. Philipse (die den 27en
over het rekest en over de omstandigheden waaronder de gevan-
1) Men beschouwe dit en het in den vorigen zin vermeld bedrag in ver- band met den inhoud van root 1 op bl. '179.
band met den inhoud van root 1 op bl. '179.
202 ALKMAAR.
gennerning was geschied rapport uitbracht) in den avond van
den 24en op vrije voeten gesteld. Toen de generaal De Jonge hem
den volgenden dag ontbood, vleide hij zich met loon of lof voor
zijne bewezen diensten aan de goede zaak, maar hij bekwam eene
vermaning om zich in het vervolg stil en bedaard te gedragen.
Eerst den 13en April verklaarde de rechtbank, dat er geene ter-
men hoegenaamd waren om de zaak tegen De Lange (het op
publieke plaatsen houden van discoursen, strekkende om de in-
gezetenen tegen de geconstitueerde autoriteiten op te zetten en de publieke rust in gevaar te brengen) te vervolgen. Inmiddels
publieke rust in gevaar te brengen) te vervolgen. Inmiddels
had De Lange reeds een ander vonnis beloopen. Hij meende
voor zijne bemoefingen aanspraak te mogen maken op een kapi-
teinsrang bij het leger of den landstorm, of minstens op een niet minder bezoldigd burgerlijk ambt, en aanvankelijk scheen het
minder bezoldigd burgerlijk ambt, en aanvankelijk scheen het
of de minister van oorlog hem hiervoor te wille zou zijn; maar
men trok zich eerlang terug en vorderde een staat van dienst,
welken hij niet bezat en dus niet kon leveren. Daarom verzocht
hij den 9en Februari den burgemeester Van Foreest een bewijs
van goed gedrag, maar daar deze dit weigerde zoolang de recht-
bank geen uitspraak had gedaan, geraakte hij in zoo heftige
woordenwisseling, dat een aanklacht tegen hem ingediend, hij
tegen den 24en gedagvaard en den 18en Maart tot f 25 boete en
de kosten veroordeeld werd.
Bij uitvoerig adres aan den Souvereinen Vorst had hij zijnen
ijver voor de volkswapening als vaderlandlievend verdedigd, op
grond van zijn voormalig adjudant- en kapiteinschap bij de natio- nale garde, bij de organisatie van den landstorm of de land-
nale garde, bij de organisatie van den landstorm of de land-
militie een officiersplaats verzocht, en 25 complete nieuwe mon-
teeringen voor de nationale garde (schako, rok, vest, broek en
slopkousen) aangeboden � een bedenkelijke royaliteit met het
oog op zijn gering inkomen en vergrootend gezin, dat hulp van
andere personen behoefde; en de Vorst had dit adres den Zen
Januari aan het departement van oorlog gerenvoyeerd met aan-
beveling op het gedaan verzoek te letten, en last om het aanbod
der monteeringen dankbaar aan te nemen. Den 17en waren deze
verzonden en den volgenden dag in 's lands kleedingmagazijn
te 's-Gravenhage ontvangen.
Bij advertentie in de A lkmaarsche Courant van 6 Mei verklaarde
TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN ALKMAAR EN DEN HELDER 203
De Lange zijne vervolgers en belagers voor verachtelijke lage
wezens, en bedankte hij zijne vrienden en vriendinnen voor de
vertroostingen hem en den zijnen toegebracht. Hij deed meer en
liet drukken eene Memorie van defensie, �met eerbiedigen ootmoed
onder het oog gebragt van Zijne Koninglijke Hoogheid", met de
bijlagen 334 bladzijden in 8�. groot. Daarin worden inzonderheid
Fontein Verschuir, de gebroeders Van de Graaff en de rechter
van instructie J. Schouten fel aangevallen, van Franschgezindheid en van samenwerking om hem te verderven beschuldigd, en ook
en van samenwerking om hem te verderven beschuldigd, en ook
andere personen op voor hen krenkende of nadeelige wijze be-
sproken. De exemplaren zijn opgekocht en, zeer enkele uitge-
zonderd, vernietigd.
Ten platten laude tusschen Alkmaar en Den Helder
DOOR
C. W. BRUINV1S.
Gelet op de neiging onzer dorpelingen om hunne winsten en
besparingen liever te beleggen in land dan in staatspapieren, is
het aan te nemen, dat de tierceering voor hen en hunne kerken
en diaconieen niet zulk een ramp is geweest als voor de inwoners
der steden. Afgezien van hetgeen daardoor geleden mag zijn,
was de economische toestand van het platteland tijdens de
Fransche overheersching niet ongunstig : sedert 1799 had het
krijgsgeweld Noord-Holland verschoond, de belastingen waren ma-
tiger dan te voren, de gewassen brachten redelijke prijzen op
en de landhuren waren daarmede in overeenstemming ; al stond
de uitvoer van zuivelproducten naar Engeland stil, op het vaste-
land was het afzetgebied vergroot. Niettemin werd het vreemde
juk met spijt gedragen : dat de plaatselijke autoriteiten zich
noode konden voegen naar de strenge eischen hunner meesters
was zoo erg niet ; maar dat vreemden onze meesters waren en
in een vreemde taal regeerden, dat de koloniale producten schier
onverkrijgbaar waren, en vooral dat de door den Keizer gevoerde
oorlogen de uitlevering, dikwijls het leven onzer jongelingschap
opvorderden, deed pijn en de al duidelijker wordende teekenen
eener naderende bevrijding hoopvol begroeten. Bovendien onder-
204 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN
vond het vervoer met schuiten en wagens der producten naar
de markten veel last van de aanhoudingen door de douanen,
die alzoo poogden hun zak te spekken ; de onder-prefect Verschuir, het verloopen der Alkmaarsche graanmarkt vreezende, klaagde
het verloopen der Alkmaarsche graanmarkt vreezende, klaagde
hierover 6 Februari 1813 aan den prefect De Celles.
Te Oudkarspel, het noordelijkste der vier Langedijker dorpen,
vernam men den 15en November 1813 geruchten over de onze
grenzen naderende Pruisische en Russische troepen en het verlaten van Amsterdam door de Fransche bezetting. Zij verwekten daar
van Amsterdam door de Fransche bezetting. Zij verwekten daar
algemeene vreugde. �Thans zijn wij weer Hollanders en met een
eigen yolk", hoorde men en de jongelieden lieten het �Oranje
boven ! Vivat onze pries" ! luide weerklinken. 's Avonds ver-
eenigde het raadslid Cornelis Eecen een aantal ingezetenen bij
zich om de blijde verwachtingen met een glas wijn te bezegelen.
Nadat de 16e onder afwisselende geruchten was voorbijgegaan,
vertrokken den 17e11 de Fransche douanen. Toen eischte men de
nationale vlag, de Fransche werd met verwoedheid behandeld,
de Hollandsche op den toren gesteld en het klokluiden aange-
vangen, dat eenige dagen schier nacht en dag werd voortgezet,
hoezeer men geen beslissende tijdingen vernam. Op schrijven
van den commissaris-ordonnateur aan Den Helder en den onder-
prefect, om het te voren bepaalde aantal koeien voor het Hel-
dersche garnizoen te leveren, vergaderde de maire Jacob Paarl-
berg den municipalen raad en besloot deze niet aan de vorde-
ring te voldoen, tot deze weigering versterkt door het geroep
der burgers, dat men ze maar moest komen halen en ze dan
nog niet zou krijgen.
In den avond van den 22en ontving Eecen per expresse van
zijn vriend G. A. De Lange uit Alkmaar een der door den heer
A. G. Du Tour aldaar aangebrachte Haagsche couranten, waarin
de proclamation der heeren Van Maasdam en Van Hogendorp
voorkwamen, met bijgevoegd verzoek er een nuttig gebruik van
te maken, en het bericht dat de onzekerheid, waarin het Noor-
derkwartier zich beyond, den volgenden dag zou ophouden. Toen
werden eenige publication ontvangen, waarvan het gerucht wel-
dra van mond tot mond ging en de ingezetenen voor het huis
van den maire deed te hoop loopen onder het geroep van
�Oranje boven !" De maire, Eecen en Abraham Borst traders met
ALKMAAR EN DEN HELDER. 205
elkander in overleg en besloten de bestaande op Franschen leest
geschoeide regeering om te zetten tot een voorloopig bestuur,
den overleden adjunct-maire vervangende door genoemden Borst,
en met Matthijs Kroon als voorloopig secretaris en Albert Rus
als voorloopig gerechtsbode. In den avond van den 24en werd
eene proclamatie van den graaf Van Limburg Stirum, gouver-
neur van Den Haag, ontvangen en liep terstond het huis van
den maire vol. Den volgenden morgen 10 uur vergaderde de
raad, werd de regeeringsverandering bewerkstelligd en werden
na klokkeslag afgekondigd de publication van Zijne Hoogheid
en het Algemeen Bestuur, door het publiek met algemeen ge-
juich begroet. Mede werd kennis gegeven van de verandering
der plaatselijke regeering. Vooral de oproep om zich te ver-
eenigen en de Franschen van ons grondgebied te verjagen vond
bijval, en reeds 's avonds kwamen eenige personen zich aanmel-
den om vrijwillig te dienen. Men meende door eene linie van
Oudesluis tot de Keeten 1) allen toevoer naar Den Helder te
kunnen afsnijden en dus de vesting door uithongering tot den
overgaaf te kunnen dwingen, deed zich maar een geschikt aan-
voerder op, waartoe Eecen zijn vriend De Lange niet onbe-
kwaam achtte. Het raadhuis bekwam ook een vlag en de dorps-
klok werd tot in den nacht geluid. 's Avonds kwam van den
onder-prefect bericht, dat Dordrecht door de Franschen was in-
genomen en zwaar gebrandschat , hij ried aan de vlaggen te
strijken en zich ingetogen te houden. Ook vernam men 's avonds,
dat een bende van Den Helder te Koedijk ingekwartierd was 2).
Eenigen wilden er met allerlei wapentuig op afgaan en den
vijand gevangen nemen, doch men liet het na nit overweging
dat een paar honderd man een aanvoerder behoefden, die ont-
brak. Den volgenden dag hoorde men, dat de vijand alweer
1) Enkele boerenhuizen ten noorden van Callantsoog, op den hoogen west-
kant van het Koegras, tegen den tot duinen verstoven zanddijk van Olden-
barnevelt.
2) In Het leven en karakter van Carel Hendrik graaf Ver Huell wordt
verhaald, dat hij de tot lichting der kassen naar Alkmaar gezonden troepen
onder strenge tucht gesteld had en dat de bevelhebber De Saint Just ze in
de kerk opsloot van een dorp, waar hij verplicht was den nacht door te
brengen.
206 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN
vertrokken was; G. A. De Lange kwam toen met vier vrienden
de vier dorpen bezoeken en de bewoners bemoedigen, met het
gevolg, dat zij als bewijs van vreugde de klokken gingen luiden.
Reeds den 20en had de onder-prefect den prefect geschreven,
dat het in het meerendeel der gemeenten onmogelijk zou zijn
het zetten der vlaggen op de torens te verhoeden. Den glen
meldde hij aan de maires, dat de admiraal Ver Huell de dade-
lijke proviandeering der forten van Den Helder en Texel had
gelast, en hij, op order van den commissaire de guerre, den
maires op hunne verantwoordelijkheid gelastte, onverwijld het
bij de circulaire van 4 Juli bepaalde aantal beesten naar de
forten te brengen , hij wist zeker dat, werd hieraan niet aan-
stonds voldaan, een korps gewapenden het ontbrekende zou
komen vermeesteren. Bij aanbreng zou het vee naar marktprijs
worden geschat en � zoo hem was bericht � de commissaire
ordonnateur had de fondsen in handen om contant te betalen.
Drie dagen later richtte hij tot de maires nog eene, voor hunne
onderhoorigen toonbare, aanschrijving, waarin hij de ingezetenen
bezwoer bedaard te blijven en zich door hunne opwinding geen
onherstelbare rampen op den hals te halen. Met het te Oud-
karspel gebeurde kon hij geen vrede nemen : hij erkende den
zonder hem aangestelden Abraham Borst evenmin als raadslid,
als hij brieven wilde ontvangen van eene voorloopige regeering.
Naar Warmenhuizen, waar de prefect den 14en September, op
voordracht van den onder-prefect, den maire Jacob Bregman,
wegens zijne ziekelijkheid en gemis van kennis der Fransche
taal ontslagen en door den notaris Teunis Waagmeester 1) ver-
vangen had, zond de heer Verschuir den 17en den maire een
schrijven over zijn gebrek aan egards en den toon nu en dan
in zijne brieven aangeslagen, alsmede over de nalatigheid van
het bestuur in het verschaffen van geld, paarden enz., met
bedreiging een en ander niet te zullen dulden en des noods
met geweld te zullen tegengaan , en denzelfden dag met instruc-
1) In den nacht van 4/5 Januari '1814 liet hij door den veldwachter een
lindeboom omhakken, die in 1795 als vrijheidsboom was geplant, om te
voorkomen dat lieden nit Oudkarspel en De Zijpe de burgers tot verwijdering
zouden komen noodzaken.
ALKMAAR EN DEN HELDER. 207
tier' een bericht, dat in Alkmaar alles rustig was en te Amsterdam
oproerige bewegingen plaats hadden, �welke zeer ernstige gevolgen
kunnen hebben"; voorts den Men, dat hij de inwoners van Alkmaar
gelast had zich van eenige oranje-versierselen te voorzien, met
opdracht zulks ook ter voorkoming van oneenigheden te bevelen.
In De Zijpe, waar C. Fuhne maire was, had men wegens de
nabijheid van Den Helder grootelijks reden om niets te doen 't
welk de Franschen zou kunnen tarten. Om zich eenigszins tegen
een onverhoedschen overval te beveiligen werd er evenwel een
wacht gevormd, waarvan als hoofd optrad zekere Jacob Zane-
geest. In den nacht van 25 op 26 November hield de nachtwacht
op de brug te Schagerbrug (het hoofddorp van den polder) twee
losse paarden van de gendarmes aan, welke de maire bij den
herbergier liet stallen om ze tegen betaling der vertering aan de
eigenaars terug te geven, hetgeen 's morgens met het eene paard
reeds gebeurde. Genoemde Zanegeest bezorgde het andere in zijn
eigen stal en weigerde uit naam van den maire het den eigenaar,
zelfs vergunde hij den man niet een hemd uit zijn mantel te
halen. En den maire ontmoetende, verweet hij dezen op hoogen
Loon de afgifte van het eerste paard, zonder hem als kapitein van
de wacht in deze zaak te kennen. Fuhne trachtte te vergeefs te
betoogen, dat men geen recht had de paarden te behouden en
beriep zich ten laatste op het publiek, vragend of het goed vond
dat hij zijn post nederlegde. Men riep hem toe, dat hij het hoofd
moest blijven en men van Zanegeest als commandant niet wilde
weten. Het kostte nog wat moeite het paard aan den gendarme
te doen teruggeven, waarbij de maire nogmaals dreigde te zullen
vertrokken indien men hem niet gehoorzaamde , maar de me-
nigte verklaarde hem alleen als hoofd te willen kennen en geen
twee marten op an schip te dulden. Zij bewees zulks door 's avonds
op zijn verzoek het luiden der klok te staken. De dankbaar met
zijn paard vertrokken gendarme werd aan Het Zand door een
troep inwoners van Oudesluis aangehouden en verplicht �Oranje-
boven !" te roepen.
Fuhne ontving in den avond van den 27en de oproeping tot
volkswapening van G. A. De Lange, met verzoek die aan te
plakken. Hij schreef dadelijk aan de militaire overheid te Alk-
maar met de vraag hoe hij hiermede moest handelen.
208 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN
In den nacht van 27 op 28 werden de bewoners der Keeten
overvallen door een troep Franschen van Den Helder met 1 stuk
geschut, die hen deed komen en bewaken in het huis van
C. Vader. Toen requireerde men van deze 10 koeien en 35 schapen, van A. Tilman 6 koeien en 25 schapen, van T. Schager 1
van A. Tilman 6 koeien en 25 schapen, van T. Schager 1
koe en 2 schapen en van L. Blom 5 koeien en 13 schapen.
De onteigenden gingen zich beklagen en om bescherming vragen
bij den maire van De Zijpe, die, geen hulp kunnende bieden,
het gebeurde door den herbergier aan den onder-prefect deed
weten, doch ten antwoord ontving, dat hij, niet zooals hem ge-
raden was aan de requisitie van den admiraal hebbende willen
voldoen, zich nu ook maar verder redden moest. De heer mr.
I. Van Homrich, in 1788 als prinsgezind lid der vroedschap naar Alkmaar gezonden, daar hoofdofficier gedurende 1789 en 90,
Alkmaar gezonden, daar hoofdofficier gedurende 1789 en 90,
burgemeester gedurende 1793 en 94, door de omwenteling van
1795 van zijn raadszetel beroofd maar in Mei 1811 door keizer
Napoleon daarop hersteld en in November van dat jaar als
vrederechter naar De Zijpe verhuisd, liet zijne onderhoorigen
den volgenden nacht gewapend wacht houden, van zins zijnde
daarmede voor te gaan zoolang het noodig mocht schijnen.
De tijding van het voorgevallene, vergroot tot plunderingen
der Franschen in den Hazepolder en de Wieringerwaard, bereikte
welhaast de nachtwacht te Oudkarspel, die er mededeeling van
deed aan zijne overheid. Het bestuur vergaderde en besloot de
burgers te wapen te roepen, hetgeen ook te Noord- en Zuid-
Scharwoude en te Broek geschiedde. Aangevoerd door C. Eecen
trok een paar honderd man nit en een gedeelte bracht het tot
Schagen, waar men vernam dat de vijand reeds teruggekeerd was.
De maire bedankte voor de betoonde bereidvaardigheid tot
hulp en onthaalde alien op �een goed glas jenever" en een mor-
gen ontbijt. G. A. De Lange was 's morgens met zijn vriend Dirk
De Wit naar Medemblik gegaan, om met den maire Pont over
den staat van zaken en den voorraad van wapens en ammunitie
te raadplegen ; 's namiddags op zijn terugtocht naar Schagerbrug te Colhorn en te Barsingerhorn komende, vond hij daar de
te Colhorn en te Barsingerhorn komende, vond hij daar de
lieden vol vrees door het looze gerucht, dat hij uitgestrooid
waande om hem door het verwekken van angst tegen te werken,
en beslist tegensprak. Hij gaf echter den maire van Barsinger-
ALKMAAR EN DEN HELDER. 209
horn den raad, zijne onderhoorigen te wapenen en het kleppen
der klok te vermijden.
Den 29en en 30en trokken eenige honderden schepelingen van
Nederlandsche geboorte, die op het eskader van den admiraal
Ver Huell gediend hadden en ontslagen waren, door De Zijpe
zuidwaarts. Zij waren vroolijk en opgewonden doch verstoorden
de orde niet. Voor de kust bij Callantsoog vertoonden zich den
30en vijf Engelsche schepen, waarvan een 's morgens zoo kort
onder den wal kwam, dat de bemanning met de burgers kon
spreken. Op een duintop was naast de telegraaf door de vrouwen
een Hollandsche vlag geplant.
De naar Noord-Holland gekomen Kozakken bezetten den Zen
December den post aan de Groote Keeten, welke op het gerucht
hunner nadering door de Fransche bemanning van de brik le Genie
ontruimd was. Toen de generaal De Jonge den 7en zijn hoofd-
kwartier te Alkmaar gevestigd had, nam hij de insluiting van
Den Helder ter harte, waartoe hij zich aan het hoofd stelde der
vrijwilligers uit Noord-Holland en van eenige weinige kanonniers
en soldaten uit Medemblik. Toen later de Kozakken verder
moesten, stelde hij op de voorposten 78 met lansen gewapende
ruiters, die voor de Franschen Russen moesten schijnen.
De commissie a. i. waarnemende de zaken der onder-prefectuur
schreef den 7en namens den prins van Oranje de maires aan,
dat er met zekerheid nu genoeg troepen in aantocht waren om
Den Helder des noods met geweld te nemen, en de admiraal
Ver Huell, daarvan onderricht, bedacht zou worden om stroope-
rijen aan te richten, waartegen op energieke wijze behoorde ge-
waakt te worden. Daarom oordeelde de schrijver (H. J. v. d. Graaff)
het noodig bekend te zijn met alle middelen van verdediging,
welke zich in de gemeenten bevonden en waarvan men in geval
van nood gebruik zou kunnen maken. Hij beval alzoo op de
eerste nadering van den vijand de klokken te luiden, en den
maires zich aan het hoofd hunner zooveel mogelijk gewapende
ingezetenen te stellen en al hun invloed tot een krachtig verzet
aan te wenden, ingeval naburige gemeenten bedreigd werden
met hunne mannen derwaarts te trekken en hunne naburen naar
vermogen te helpen ; voorts onverwijld op te geven de hoeveel-
heid ammunitie en andere middelen van verweer, opdat daarover
Gedenkboek II. '14
210 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN
beschikt zou kunnen worden zooals de omstandigheden en het
belang des lands mochten vorderen.
De maire Fuhne herinnerde den Ten den heer Verschuir aan
de belofte van den heer Van de Graaff, om eene kennisgeving
to zenden van zijne continuatie als maire door het Algemeen
Bestuur, en dat men dus hem alleen in het beheer der gemeente-
zaken had to gehoorzamen. Men had hem verzocht eene reke-
ning ten laste der gemeente to voldoen, anders zou men zich
beklagen bij de commissarissen, die zich bij de troepen aan Het Zand bevonden. Om in de stagnatie der heffing van het octrooi
Zand bevonden. Om in de stagnatie der heffing van het octrooi
(De Zijpe was de eenige plattelands-gemeente in het arrondisse- ment waar dit bestond) to voorzien had hij, in navolging van
ment waar dit bestond) to voorzien had hij, in navolging van
Alkmaar, eene advertentie opgesteld en aan zijnen raad voorge-
legd ; maar men achtte de heffing voor vervallen ; had de ge-
meente geld noodig, dan moest men maar tot een anderen vorm
van belasting besluiten. Hoe was het gevoelen van den beer
Ver'schuir daarover ? Overigens moest hij erkennen, dat geen
fatsoenlijk man hierin .dien heer zou gehoorzamen. Den volgen-
den dag gaf hij hem de namen op der drie personen, die met de
uitdeeling der vivres aan Het Zand belast waren, en hood hij
een voordracht aan voor dergelijke personen to Schagerbrug.
Hij zond tien man van Schagerbrug en evenveel van St. Maar-
tensbrug naar Het Zand, om daar ingevolge de bevelen van
den heer Verschuir dienst to doen.
Den 9en kwamen Kozakken, die bij de burgers ingekwartierd
en van alles voorzien werden ; het was onmogelijk hen naar Het
Zand to krijgen. Ook kwamen van Den Helder 21 Spanjaarden,
die in de kolfbaan van de herberg op stroo gelegd en dadelijk
van aardappelen met boter en vervolgens van bier en jenever
voorzien werden.
Het concept voor een adres aan den Souvereinen Vorst werd
den 12en van den heer Verschuir ontvangen en in raadszitting
na lange beraadslaging, daar men tegen alles was wat van dien
kant kwam, door alle leden onderteekend. Van Het Zand kwam
men gedurig vivres en fourage vragen, waarbij geen orde heerschte en het onmogelijk was van al het geleverde recu's to bekomen.
en het onmogelijk was van al het geleverde recu's to bekomen.
Behalve een burgerwacht was er ook een korps vrijwilligers, to
zamen ongeveer 150 man, die zich mede van levensmiddelen voor-
ALKMAAR EN DEN HELDER. 211
zagen. 't Was zaak hun niet het voile magazijn aan Het Zand
te vertrouwen, maar het te Schagerbrug te houden en hun
daaruit rations te verstrekken.
Ongesteldheid, wellicht door overspanning veroorzaakt, dwong
Fuhne zijne betrekking aan twee zijner raadsleden over te dragen.
Den iLien kwam eene bende van een 80 personen, een vlag voe-
rende, op zijn huis of onder het lossen van pistolen en een
nabij wonenden man bitter slaande ; men joeg hem van zijn bed
en dwong hem in de buurt een vlag te vragen en de ladder te
dragen. Boterhammen, bier, jenever, koffie, tabak en pijpen
werden hem afgevorderd voor den troep, die ook nog zijn gereed-
staand middagmaal verslond, twee groote spiegels, onder bedreiging
ze stuk te slaan, roofde, boter op den grond vertrapte. Daar
zijne huisgenooten op het land gevlucht waren, moest hijzelf
de boterhammen gereed maken. Van Fuhne, dien de muiters
gewaarschuwd hadden verder te komen plunderen als Den Helder
over was, trokken zij naar Keinsmerbrug, den 66-jarigen Jan
Gootjes aan een touw medevoerende. De knecht van den maire
liep ook klappen op. �Nu zijn wij baas � heette het � ik heb
reeds f 600 voor mijn remplacant gegeven !" Tot opluistering
van dit spel werden nog eenige vlaggen uitgestoken, zooals op
de Roomsche kerk en de huizen van Fuhne en Zanegeest.
De maire vluchtte naar Alkmaar, waar hij 's avonds te 12 uur
aankwam en 's nachts te 3 uur een verhaal van het voorgeval-
lene aan den heer Verschuir voltooide. Deze zond den 15en een
afschrift aan den commissaris-generaal van het departement der
Zuiderzee met betuiging zijner sterke afkeuring, te meer omdat
de tijd om zich voor de nationale vlag en den Prins te verklaren
reeds lang voorbij was, de vlaggen op alle torens wapperden,
alle proclamation gedaan waren en in naam van Zijne Hoogheid
geregeerd werd. Hij zou den volgenden dag met den rechter
Aran instructie en den procureur en geleid door eenige man-
schappen der nationale garde naar De Zijpe gaan om een onder-
zoek in te stellen en de schuldigen gevangen te nemen. Hij
vaardigde ook een �Notificatie" uit, waarbij hij de in eene plaats
van het arrondissement gepleegde ongeregeldheden, hoezeer mis-
schien gewekt door ijver en liefde voor den Prins, ernstig af-
keurde als geschikt om de partijschappen te doen herleven en
212 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN
de daders als strafbaar beschouwde. Alle bestaande wetten be-
hoorden geeerbiedigd, alle in hunne betrekkingen gehandhaafde
autoriteiten gehoorzaamd, alle samenloopingen van gewapenden
en ongewapenden streng verboden te worden ; die gewapend wil-
den medewerken om den vijand afbreuk te doen, moesten zich
uitsluitend richten tot het hoofdkwartier van den generaal De
Jonge en de onder hem commandeerende offi.cieren.
De departements-commissaris-generaal verzocht den 17en, en
gelastte desnoods, den generaal De Jonge de commissarissen in
de arrondissementen met gewapende manschappen bij te staan ;
evenzoo verzocht hij den commissaris-generaal voor de binnen-
landsche zaken, om de commissarissen-generaal van oorlog en van
politie tot spoedige maatregelen te nopen, aangezien van het regi-
ment schutterij van het departement de manschappen der steden
maar weinig georganiseerd en beschikbaar en die van het platte-
land ontslagen waren ; ook omdat ylaats hebbende afpersingen
schade zouden doen aan de vrijwillige giften voor den lande.
De commissaris-generaal van binn�nlandsche zaken adviseerde
den 20en , onder goedkeuring van den bij den generaal De Jonge
gedanen stap, naar elk der arrondissementen Alkmaar, Hoorn,
Utrecht en Amersfoort (te Bunschoten was het ook niet pluis
geweest) een specialen commissaris te zenden, om de gisting
onder de laagste volksklasse ten platten lande ten spoedigste te
stuiten, als hoedanig hij reeds voor Hoorn aanwees den heer
J. H. Van Wickevoort Crommelin, lid der rechtbank aldaar.
Van dergelijke maatregelen hoopte hij elders het beste. Hij was
geInformeerd, dat vele bewegingen en onlusten plaats hadden
op naam van zekeren Van Homrich, die eene qualificatie voor-
wendde en waarnaar een onderzoek noodig was 1).
De heer Verschuir schreef den 25en den departements-com-
missaris-generaal, dat hij de zending van commissarissen niet
doelmatig achtte tot onderdrukking der onlusten, verwekt door
onordelijke, door wraakzucht en sterken drank opgehitste per-
sonen, tegenover wie men slechts zwakheid te vermijden had.
Te midden der bijna geheel oproerige Zijpe had hij vier belhamels
1) Verschuir had zich ook reeds met een beklag over Van Homrich tot den directeur van den waterstaat gewend.
den directeur van den waterstaat gewend.
ALKMAAR EN DEN HELDER. 213
door gewone deurwaarders en gerechtsdienaars doen grijpen en
gevankelijk naar Alkmaar voeren ; 50 gewapende en gediscipli-
neerde manschappen, misschien de helft, achtte hij voldoende
om het geheele arrondissement in rust te houden. Hij kende
niemand van genoeg aanzien en invloed om hem met succes
als zendeling te doen optreden.
Te Schagen, vanwaar de ontvanger Kuitenberg zich met de
overige Fransche ambtenaren verwijderd had en zijn post aan
den Alkmaarschen hypotheekbewaarder Druyvesteyn was op-
gedragen, ontstond den 24en eenige drukte : men wilde eere-
bogen oprichten, publication aanplakken en den burgers geld
afpersen en trok bonzende op de deuren langs de straten, maar
de dadelijke zending van 12 nationale gardes was genoegzaam
om een einde aan dit spel te maken. Overigens is de rust in het
geheele arrondissement Alkmaar bewaard gebleven.
Zonder bewilliging der overheid is gevlagd 16-19 November
te Scharwoude, 18 en 19 te Broek, 18-21 te Oudkarspel, War-
menhuizen en Harenkarspel, 19 te St. Maarten ; met bewilliging
19 te Schagen, 20 te Scharwoude, 22 te Broek en Oudkarspel,
25 te Warmenhuizen en Sint Maarten, 26 te Harenkarspel en
Egmond-binnen ; oranje gedragen op last van den maire 18 en
19 te Warmenhuizen, 19 te Egmond aan Zee, 19-22 te Oud-
karspel, 20 te Sint Maarten.
Hoorn in 1813
DOOR
W. P. KOPS.
I.
Indien de afbraak van huizen mag worden gerekend als een
der voornaamste kenmerken van het verval eener stad, dan
kan men zonder overdrijving beweren, dat Hoorn's achteruitgang
in den Franschen tijd haar toppunt bereikt had.
Zuchtte een dichterlijk inwoner in de dagen der inlijving bij
het keizerrijk :
't Geboomt en 't geplant bedekt de ontvolkte straten,
Waar eens in blijder tijd, gebouw en wooing stondt,
Waar nu 't verderf ten prooi en eenzaam en verlaten
Een bouwval zich verheft op schaars betreden grond . . . .
het was slechts de weerklank van hetgeen de Duitsche bezoeker
van ons land, B. G. Niebuhr, opmerkte, toen hij in 1808 Hoorn
doortrok en in zijn dagboek neerschreef: �wir sateen ein sichtbar
verfallene stadt, voll verlassener Hauser, von denen an den
Mauern schon mehrere weggebrochen waren, ein Schicksal wel-
ches noch mehreren bevor zu stehen schien ..... " 1)
Rapporteerde de onder-prefect van Alkmaar, dat in Hoorn en
Enkhuizen geheele straten waren afgebroken ; klaagde de kro-
niekschrijver Klaas Van Voorst, dat, daar vele burgers met
geen mogelijkheid in staat waren hunne verpondingen op to
brengen, hunne huizen van stadswege werden verkocht : wij
1) Dr. H. T. Colenbrander : Gedenkstukken, V. Inl. XXVII.
HOORN IN 1813. 215
hebben naast ons liggen de lange lijsten der aanvragen aan de
stadsregeering tot amotie der huizen, welke bijna zonder uitzon-
dering werden toegestaan, waaruit blijkt, dat o.a. in 1812 onge-
veer 120 aanvragen werden gedaan en in 1813 ruim 70 1). En
onder die aanvragers vinden wij niet alleen de namen van den
minderen man, maar van de aanzienlijkste families der stad,
Carbasius, Merens, Messchaert, Houttuijn enz. enz.
Geen der talrijke documenten uit die dagen geeft een duide-
lijker beeld van den financieelen achteruitgang van stad en bur-
gerij dan het adres der heeren Cromhout en Van Foreest, namens
den raad der stad Hoorn, aan koning Lodewijk over de toene-
mende verarming der stad , immers daarin werd op onweerleg-
bare wijze aangetoond, hoe de opheffing van de collegies van
gecommitteerde raden en der admiraliteit, der kamers van de
W. I. en in 't bizonder ook van de 0. I. Compagnie, van de
W.-Friesche munt eene eertijds �gegoede, ja rijke burgerij" het
brood uit den mond genomen en �de Godshuizen met hun
kinderen vervuld had aangezien deszelvs ouderen bij gemis aan
werk geheel zijn verarmd", ja, hoe de bevolking in luttel jaren
van ruim 12000 zielen tot nauwelijks 8000 was gedaald 2).
Die afname der bevolking was ook zichtbaar in de verminde-
ring der geboorten.
Een vergelijkende statistiek leert ons, dat in 1804 in Hoorn
werden geboren 325 kinderen, in 1805 274, in 1806 233, in 1807
221, in 1808 198 en in 1809 slechts 163. Daarentegen steeg het
aantal vondelingen, verlaten- en weeskinderen voortdurend �
in 1809 bedroeg het aantal weezen alleen in het Prot. weeshuis
180 3) - terwijl de inkomsten onrustbarend verminderden, zoo-
dat de regenten, daar de winkeliers geen crediet meer wilden
geven, telkens hun toevlucht moesten nemen tot collecten, die
in het watersnoodjaar 1909 f 6000 opbrachten en in het volgend
jaar f 800.
Niet minder zwaar dan de regenten der weeshuizen, had-
1) Stads-archief van Hoorn, te Hoorn.
2 ) Stads-archief van Hoorn n�. 1794 in het rijksarchief te Haarlem.
3) Staat der mannel. kinderen in het R. C. weeshuis 19, in het Prot.
weeshuis 53 in Oct 1813, rijksarchief Haarlem. Sous-prefecture, Octobre.
216 HOORN IN 1813.
den in die kommervolle tijden de bestuurders der ziekenhuizen
het te verantwoorden. Dit ging zelfs zoo ver, dat in 1811 beslo-
ten werd wegens den deplorabelen financieelen toestand in
het St. Jans gasthuis geen zieken meer op te nemen, het
geheel te sluiten en het personeel te ontslaan. De arme zieken
konden voortaan, door tusschenkomst van regenten, hulp van
den stadsdokter en medicijnen uit de stadsapotheek verkrijgen 1).
Maar nu begon het klachten te regenen bij den onder-prefect
van dokters en apothekers, wier rekeningen niet werden betaald.
Mejuffrouw Rosendaal, apothekeresse, weigerde medicijnen te
leveren voor de recepten van den stadsdokter Du Pre, op grond
dat zij sinds twee jaar geen betaling ontvangen had voor hare
vorderingen, te zamen een som van fr. 723.97 2); en de officier van
gezondheid P. M. Van Hall te Lutjebroek schreef een brief vol
jeremiades, dat hij niet wist, waarvan hij moest betalen ......
�mijne crediteuren vallen mij lastig, en zoolang ik deze gelden
Diet heb ontvangen, kan ik ook mijn drogist niet voldoen . .. .3).
Maar de onder-prefect, zelf kort gehouden door zijn chef, kon
niet anders doen dan in officieele orakeltaal den klagers nul op
't rekest geven.
Was de zorg voor weezen, zieken en ongelukkigen groot, niet
minder had men te kampen met den nood der armen, die maar
zeer gebrekkig door soep- en spijsuitdeelingen in den winter kon
gelenigd worden. Want het aantal armen bedroeg ongeveer een
derde van dat der inwoners. Uit een staat, waarin de bevolking
van Hoorn geschat wordt op � 8500, blijkt, dat er 2544 armen
waren, van welke 1908 totaal onvermogend waren eenig werk
te doen 4).
Etablissementen tot werkverschaffing bestonden in Hoorn
eigenlijk niet, alleen door middel van �de Vaderlandsche Maat-
schappij" konden sommige armen nog iets verdienen met weven,
spinnen en diergelijken.
In dit verband moeten ook hier genoemd worden de zooge-
1) Missive van den onder-prefect 25 Juli 4811. Sted. archief te Hoorn.
2) Brief van den maire van Hoorn aan den onder-prefect v. 16 Sept. 1813.
Rijksarchief Haarlem. Sous-prefecture.
3) Brief van P. M. Van Hall aan den onder-prefect.
4) Tableau der Resultaten ... enz.... Rijks-archief. Haarlem.
HOORN IN 1813. 217
naamde �knegtbussen", begrafenisvereenigingen voor werklieden,
die echter ook, behalve bij overlijden, soms aan hun leden boven
de 60 jaar en aan weduwen uitkeeringen deden. Zoodanige
knegtbussen waren er in Hoorn vele, doch ook zij werden
gedrukt door de ongunstige tijdsomstandigheden, zoodat zij ge-
dwongen waren hun begrafenisgelden te verminderen en hun
wekelijksche toelagen aan hulpbehoevenden geheel te staken 1).
Blijkt uit het bovenstaande hoezeer de ambachten leden onder
den nood der tijden, met de nog aanwezige fabrieken en trafie-
ken was het niet minder pover gesteld. Van de weleer zoo bloei-
ende nijverheid leidden nog een kwijnend bestaan an zoutkeet
met 10, an bierbrouwerij met 4, an zeepziederij met 2, drie
looierijen met 8, 66n hennipdoek- of vloerkleedenfabriek met 20
geemployeerden", terwijl 66n hoedenmakerij en een Friesche
groenmakerij door den patroon alleen gedreven werd. Een kwij-
nend bestaan, schreven wij.... want aan het einde van het
rapport, door den maire 26 Oct. 1811 aan den onder-prefect inge-
diend, lezen wij van alle bedrijven mais �tat actuel :
languisant 2).
In het laatst van 1811 werd in de stad een Fransch magazijn
van tabak en snuif opgericht en daar kon men in 't vervolg,
behalve in vier of vijf winkels, die mochten blijven bestaan �
vroeger waren er 72 � deze artikelen bekomen. Die winkels
moesten intusschen tegen contante betaling hun inslag aan het
magazijn doen. Tabak vroeger 6 stuiver per pond, werd thans
voor 28 stuiver verkocht. Even hooge prijzen moest men betalen
voor kruideniers- en grutterswaren.
Het bestek, mij gegund, laat mij niet toe verder uitteweiden
over de steeds stijgende prijzen van alle levensmiddelen, noch
over de hooge belastingen, waaronder de burgerij gebukt ging,
maar deze uitteraard vluchtige schets van Hoorn's economischen
toestand onder het Fransche bewhad zou Loch nog te onvolledig
1) Brief van den maire van Hoorn in antwoord op de missive van den
onder-prefect dato 20 July '1813 betrekkelijk de association Welke binnen
Hoorn bestaan. Rijks-archief Haarlem. Sous-prefecture, Septembre.
2) Doos 250: Commerce et fabriques. Rijksarchief Haarlem. Prefecture. Vgl.
ook baron d'Alphonse : �Apergu de la Hollander , en Colenbrander: Gedenk-
stukken VI p. 1352.
218 HOORN IN 1813.
zijn, indien wij niet aanstipten dat zijn groote scheepvaart geheel
en al verloopen was en dat zijn haven nog alleen maar gebruikt
werd door de binnenschipperij. Een statistiek, die door meerdere
zou kunnen worden aangevuld, bewijst dit afdoende. Van 16
tot 31 Maart 1813 vielen in de haven binnen 26 schepen, te
zamen metende 820 ton, bemand met 30 koppen, komende van
Zwartsluis, Stavoren, Blokzijl, Amsterdam, Edam, Harlingen,
Zwol, Genemuiden, Den Helder, Amersfoort en Haarlem, bevracht
met turf, matten, bout, touwwerk, aardappelen, potten en pan-
nen, koeien enz. 1).
Een lichtpunt in deze donkere schilderij vormde de toestand
der van ouds beroemde Hoornsche najaarsveemarkt. Deze bleef
even bezocht als weleer ; in 1810 kwamen er ruim 16000 stuks
vee ter markt en lagen er niet minder dan 40 schepen in de
haven om de runderen naar andere plaatsen over te brengen.
Ook de wekelijksche zaadmarkt nam in omvang en beteekenis
toe, daar de boeren in den omtrek zich in de laatste jaren meer
en meer op den zaadhandel hadden toegelegd.
II.
In Hoorn als hoofdplaats der sous-prefecture zetelde de onder-
prefect. Gedurende de drie jaren der inlijving hebben achtereenvol-
gens als zoodanig het bewind gevoerd mr. Hendrik Carbasius .B.Fz.
van 1810�Sept. 1811; C. J. Verschuur van Sept. 1811 Nov. 1811;
Edgard Jacob Rutger Mollerus van Dec. 1811�Dec. 1813. Als
secretaris van den onder-prefect fungeerde mr. B. J. Carbasius.
Maire van Hoorn was mr. Jacob Cornelis Van de Blocquery.
Over hen en mr. Hendrik Van Stralen en Simon Van Stralen,
die ook in dit verhaal een meer of minder belangrijke rol spelen,
een enkel woord.
Mr. Hendrik Carbasius (1761-1823) was gesproten uit een oud
regentengeslacht, welks leden sinds jaren her regeeringsfunctien
hadden vervuld. Aanhanger van het Huis van Oranje, was hij door
prins Willem V na de restauratie in 1787 tot vroedschap van
1) Releve des navires Entr�s des Ports de France, Port de Hoorn. Rijks- archief Haarlem. Sous-prefecture, Avril.
archief Haarlem. Sous-prefecture, Avril.
Mr. HENDRIK CARBASIUS. NAAR EEN PRENT VAN A
. NAAR EEN PRENT VAN A HULK.
HULK.
HOORN IN 1813. 219
Hoorn benoemd. Onder koning Lodewijk trad hij op als kwartier-
drost van Amstelland, in 1810 werd hij aangesteld tot onder-prefect,
later onder koning Willem I werd hij lid van de Tweede Kamer
en benoemd tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw.
Fransche politiespionnen hielden niet op de regeering tegen
hem to waarschuwen. Een hunner, Gervais De Graaff, noemt hem
�un ami decide de l'Angleterre", en later �ami intime de mr.
Hendrik Van Stralen, bien connu dans l'histoire de la descente
en Nord Hollande par les Anglais en 1799" 1).
E. J. R. Mollerus stamde uit een familie, die bij de Fransche
ambtenaren stond aangeschreven als prinsgezind en anglomaan.
In Colenbrander's gedenkstukken teekent Gateau een alles behalve
vleiend portret van den oud-minister onder koning Lodewijk, dien
hij �tartuffe, souple, mielleux, faux, fanatique protestant, l'�cho
de la clique anglo-stadhouderienne" scheidt , terwij1 hij van onzen
Mollerus schrijft, dat deze een der auditeurs is, �qui se sont fait
remarquer par l'ind�cence de leurs propos, la 16geret6 reprochable
de leurs actions et par une indiscretion intolerable".
Ook zijn onmiddellijke chef, de prefect De Celles, was met de
wijze waarop zijn onder-prefect de zaken behandelde, maar matig
ingenomen. Soms prees hij hem over betoonden ijver 2), maar
meest is zijn toon wrevelig en beklaagt hij zich over hem als
over den prefect van Utrecht �qui a l'air de remplir sa place
comme une sorte de complaisance et ne travaille ni avec soin, ni
avec le zele n�cessaire au service de l'Empereur . . . ." en dan voegt
hij er aan toe : �il est a peu pres le meme de M. le sous-pr�fet
de Hoorn, qui se conduit comme un enfant mal elev�" 3).
Mr. J. C. Van de Blocquery had reeds eenige malen aan het
hoofd der regeering gestaan. In 1786 burgemeester van Hoorn,
behoorde hij tot de zeer gematigde Patriotten en nam in 1787
bij de Oranje-oproeren een voorzichtige houding aan. Toch werd
hij na de restauratie door Willem V afgezet, schoon hij nooit
1) Fransche politierapporten den Heer president v. h. Hooggerechtshof der
Vereenigde Nederlanden in December '1813 door den beer C. G. Hoynck van
Papendrecht vertrouwelijk ter lecture gegeven. Portefeuille Van Maanen.
Rijksarchief, 's-Gravenhage.
2) Colenbrander Gedenkstukken : VI p. 457.
3) Colenbrander : Gedenkstukken : VI p. 454.
220 HOORN IN 1813.
het rekest der 235 burgers aan de staten van Holland en West-
Friesland zou hebben onderteekend, waarin de Prins met de
zwartste kleuren geschetst werd.
In 1795 werd hij door de burgers tot provincialen representant
gekozen en was sinds 1798 president der municipaliteit. Zelf
geboren uit een patricisch geslacht en door zijn huwelijk met
Magaretha Elisabeth Van Akerlaken verwant aan de aanzien-
lijkste families van Hoorn, was hij �een man wien het niet aan
bekwaamheid ontbrak, maar die vooral uitblonk door voorzichtig-
heid, minzaamheid en bedaardheid. Daardoor heeft hij in het
troebele en onrustige jaar 1799 aan de stad groote diensten be-
wezen en zijn er gewis door zijn tusschenkomst vele onheilen
voorkomen" 1).
Onder koning Lodewijk werd hij wederom tot burgemeester
benoemd en legde hij den eed of in handen van den vertegen-
woordiger des konings, den landdrost mr. H. Carbasius ; en in
1811 werd hij in zijn functie bevestigd bij keizerlijk decreet van
19 Mei en beeedigd door den onder-prefect den 18en Juni van
dat jaar 2).
Mr. Hendrik Van Stralen en S. Van Stralen waren voort-
gesproten uit een van oudsher Oranjegezind geslacht met uit-
zondering van mr. Jan Hendrik, die in 1787 meekeesde.
Mr. Hendrik (1751-1822) bekleedde voor de revolutie het
ambt van secretaris van gecommitteerde raden van het Noorder-
kwartier, na 1801 werd hij lid van het departementaal bestuur
van Noord-Holland en later van den Aziatischen raad ; onder
Schimmelpenninck trad hij op als secretaris van staat voor bin-
nenlandsche zaken.
Bij de Fransche ambtenaren stond hij met een zwarte kool
aangeteekend ; zij noemden hem �un Orangiste enrage, r�form6
fanatique" en een �hypocrite du premier ordre" 3).
Omtrent Simon Van Stralen schrijft de reeds genoemde politic-
spion De Graaff: �suivant mes informations de Hoorn, touchant
1) Jhr. mr. v. Akerlaken : Leven van Mr. H. v. Stralen p. 318; W. P. Kops.
Oranje-oproeren: p. 9, '18, 33.
2) Publicatie van den maire van Hoorn : stads-archief Hoorn, rijksarchief
Haarlem.
3) Colenbrander: Gedenkschriften: V p. 373.
Mr. JACOB CORNELIS VAN DE BLOCQUERY.
NAAR EEN DOOR P. JOLLY GETEEKEND PORTRET in
het bent van den Neer J. C. VAN DE BLOCQUERY to Hoorn
HOORN IN 1813. 221
M. Simon Van Straalen, commissaire de police de cette ville,
il a de tres intime liaisons avec des personnes soupconnes, meme
des amis decides de l'Angleterre. Cette commissaire est un jeun
homme de Naissance et de parentage a peu pres de toutes per-
sonnes distingu�s a Hoorn, et toutes enclave au Angleterre, et,
quoiqu'il a de bonnes moeurs et un bon coeur, il n'a pas que
de fort peu d'esprit et par consequent un creature des Anglo-
manes".
Wat de verdere regeeringspersonen aangaat : sinds April 1812
waren Allard Merens en Wigger Tasman adjunct-maires, terwijl
als secretaris Paulus Groenwoudt fungeerde.
De municipale raad bestond nit de volgende personen : J. Berk-
hout, H. Van Berkel, J. C. Van der Vorm, C. Van der Straten,
P. Houttuyn, A. Merens, V. Van der Halm, W. Tasman, F. De
Vicq, D. Verheijen, J. Van Akerlaken, C. Schuit, J. G. Repelius,
G. De Vries, D. Merens, C. Messchaert, N. Breebaart, J. Schagen,
H. Berkhout, D. Gallis, F. De Feijfer, Th. Bast, C. Van der
Straten, D. De Feijfer, R. Jongemaats, G. A. Pet, C. De Roeper,
W. D. Verschuur, C. Boldingh.
President van het tribunal imperial was Maurisse, een man
van wien niemand minder dan de hertog Van Plaisance aan
den Keizer geschreven had : �on n'accuse point sa probit�, mais
il est moms juge que chicaneur" 1). Als procureur imperial trad
op J. H. Schuurmans, een Belg van geboorte, en als juge d'in-
struction J. H. Van Wickevoort Crommelin, wien wij later in
ons verhaal handelend zullen zien optreden.
Nadat de heer S. Van Stralen als commissaris van politie was
afgetreden, nam tot April 1813 Jan De Quack die betrekking
waar, toen hij verplaatst werd naar Zaandam, in welke plaats
hij een rol speelde bij de April-onlusten. Later werd deze post
niet dan noodgedwongen en met tegenzin vervuld door de adjunct-
maires, daar niettegenstaande herhaalde oproepingen geen enkele
sollicitant kwam opdagen 2).
Ook voor de betrekking van stedelijk ontvanger bleek na 't
overlijden van mr. Reep Verloren in 't eind van Augustus 1813
1) Colenbrander: Gedenkstukken VI. p. 74.
2) Missive van den maire van Hoorn aan den onder-prefect dato 16Juli 1813
222 HOORN IN 1813.
niet veel animo te zijn. Toen de municipale raad bijeenkwam
om drie candidaten voor die betrekking op te geven, kon dit
niet geschieden, omdat er zich geen sollicitanten hadden aan-
gemeld. Als wij nu nog aanstippen, dat aan het hoofd der burger-
wacht de kapitein Tennis Bast optrad, dat, als garde general des
gardes champetres fungeerde de Franschman Charles Henry,
wien ter zijde stonden de brigadiers P. Steeg en N. De Hart,
dan hebben wij nagenoeg alle hoogere en lagere autoriteiten de
revue laten passeeren, die in 1813 Hoorn's burgerij bestuurden.
Het keizerlijk decreet, dat de inlijving van het koninkrijk
Holland bij het Fransche rijk beval, werd door de bevolking
van Hoorn e. o. met doffe berusting aanvaard ; men meende, dat
men het moeilijk slechter krijgen kon, dan het reeds was.
En toch zou men het weldra aan den lijve voelen, dat het nog
erger kon.
Weldra werd de conscriptie ingevoerd. De prefect van het
departement der Zuiderzee putte zijn niet geringe energie
uit om deze voor de Hollanders geheel onbekende en dus gehate
organisatie met bekwamen spoed te doen slagen. Hij hield niet
op zijn onder-prefecten te bevelen hun maires in te scherpen,
dat zij in dezen hun plicht zouden doen. �Veuillez donner les
ordres les plus positifs, pour qu'aucun des conscrits design�s ne manque a la Revue. Chaque maire ne doit pas se contenter de les
manque a la Revue. Chaque maire ne doit pas se contenter de les
pr�venir, it fact encore qu'il s'assure s'ils sont ob�i et dans le cas contraire ies faire arreter et conduire devant moi par la
cas contraire ies faire arreter et conduire devant moi par la
gendarmerie."
En het is opmerkenswaard hoe hij zijn geest wilt over te
gieten in die van zijn ondergeschikten. Zelfs een Mollerus, die
naar De Celles' eigen getuigenis zijn ambt beschouwde als een
�vilain m�tier" en herhaaldelijk er op aandrong ontslagen te
worden 1), schijnt ons toe in zijn correspondentie met de maires
een dubbelganger van zijn prefect te zijn. Zijn Loon is even
kortaf en imperatief als die van zijn chef. Dat ondervond de
1) Gedenkstukken : VI p. 454, brief van De Celles aan Montalivet.
HOORN IN 1813. 223
maire van Berkhout, uit wiens gemeente twee conscrits op de
revue to Hoorn waren afgekeurd en wien nu gelast werd to
zorgen, dat hun remplacanten �zich dadelijk en zonder eenig
verzuim aan de prefectuur to Amsterdam hadden to vervoegen" ;
een dergelijk bevel ontving de maire van Spanbroek, wien werd
gemeld, dat hij den remplacant Rijkes �had to doen begrijpen,
dat hem geen oogenblik langer dan drie dagen uitstel kon worden
verleend". Den klagenden maires van Andijk en Urk � de eerste,
dat de conscrit Bakker een ouden vader had, sinds 10 jaar
stekeblind en een broeder �welke niet alleen zinneloos, maar
daar hij dol is en aan een Hok staat vastgesloten en waarvoor
de conscrit alleen het brood moet verdienen en uit dien hoofde
onontbeerlijk is voor dat gezin . . . ." de tweede, dat de con-
scrit Mars niet in staat was op den bepaalden tijd in Amsterdam to zijn, omdat hij zijn �rechtervoet en toonen gebrand heeft door
zijn, omdat hij zijn �rechtervoet en toonen gebrand heeft door
kokend water en dus onmogelijk kan marcheeren" � werd, met
voorbijgaan van hun verzoek, gelast hunne conscrits op to zenden: �geene redenen hoegenaamd kunnen hen verschoonen", heet het
�geene redenen hoegenaamd kunnen hen verschoonen", heet het
kort en bondig. Zoo gaat het voort, de portefeuilles van de sous- prefecture van Hoorn in het rijksarchief to Haarlem bevatten
prefecture van Hoorn in het rijksarchief to Haarlem bevatten
een uitgebreide correspondentie tusschen den onder-prefect en de
maires, die ongeveer alle op hetzelfde neerkomen. Ook omtrent
deserteurs en r�fractaires � zooals zekere Jan Schallerij uit
Hoorn en Pieter Oudhoff to Berkhout � worden tal van mis-
sives gewisseld, waaruit blijkt, dat de invoering der conscriptie den onder-prefect en den maires handen vol werk gaf en den
den onder-prefect en den maires handen vol werk gaf en den
ingezetenen allerlei last en onaangenaamheden berokkende, al
schreef De Celles juichend in zijn Apercu : �alles marcheert
prachtig in mijn Departement".
bet zou nog erger worden. Na den noodlottigen veldtocht in
Rusland, waarin Napoleon's �grande armee" zoo goed als ver-
nietigd werd, vaardigde de Keizer drie decreten uit, die de Hol-
landers tot wanhoop brachten. Wij bedoelen de bevelen omtrent
de aanbieding der vrijwillige gif ten, de oprichting der rationale garde en de garde d'honneur.
garde en de garde d'honneur.
In Rusland had de Keizer zijn cavalerie bijkans geheel ver-
loren ; zij moest dus onverwijld worden aangevuld en versterkt.
Een geniaal maar despotiek middel rees in het brein van Napoleon
224 HOORN IN 1813.
op : alle steden des rijks moesten hem ruiters en paarden aan-
bieden, volledig uitgerust, als zoogenaamde vrijwillige gift 1).
Den 20en Januari 1813 ontving de maire van Hoorn een
missive van den onder-prefect, �dat hij in eigen persoon een
Inspectie behoorde te nemen van alle ruinpaarden, die zich
in de gemeente bevinden en dat degenen welke geschikt moch-
ten geoordeeld worden op Zaterdagmorgen den 23en dezer om
9 ure in de Stads Doelen zich moeten bevinden" 2).
Aan dit bevel had de municipals raad te gehoorzamen en hij
deed dit dan ook in zijn zitting van 22 Januari, waarin de maire
�een schitterende toespraak" hield, voorstellende om in navol-
ging van het in andere steden des rijks gegeven voorbeeld aan
Z. M. eenige manschappen te paard, gekleed en gearmeerd aan
te bieden.
In Maart daaraanvolgende alweer nieuwe requisities. Een keizer-
lijk decreet beval voor het dep. der Zuiderzee 100 treinpaarden
te leveren op staanden voet ; voor het arr. Hoorn stelde de pre-
fect 18 paarden vast.
�Deze paarden, schreef de onder-prefect, moeten 13 April te
Amsterdam zijn om daar te worden ge1nspecteerd. Maar wegens
mogelijke afkeuring moeten het er ten minste 25 zijn, schoone
paarden, zonder gebreken, zonder aanstotelijke gedaante."
Deze aanschrijving gaf alweer dadelijk aanleiding tot veel ge-
haspel.
De maire van Grootebroek schreef, dat zich in zijn gemeente
�slegts twee paarden, die in de jaren vielen, bevonden, dan de-
zelve zijn niet geschikt om dadelijk goede dienst als Trein Paar-
den te doen . . . ." De maire van Bovenkarspel beweerde, dat
er daar in 't geheel geen paarden aanwezig waren . . . . Al om
niet . . . �Gij zult hebben zorg te dragen, luidde het antwoord van
den onder-prefect, dat de paarden, vermeld in de missive Maandag
a.s. op de bepaalde tijd in de Doele te Hoorn ter inspectie worden
1) Gedenkstukken VI p. 234. De Keizer aan Clarke.
Notulen der municipaliteit. Stadsarchief te Hoorn. Mt een statistiek blijkt,
dat er te Hoorn waren 96 werkpaarden en 65 rijtuigpaarden (waarvan 48
ruinen of hengsten en 43 merrien).
HOORN IN 1813. 225
aangeboden � geen excuus hoegenaamd zal door mij worden
aangenomen" 1).
Dit straf optreden van den onder-prefect werd door De Celles
hoogelijk goedgekeurd . . . �je m'empresse de vous Miciter", schreef
hij 23 April aan den heer Mollerus, �sur le succes que vous
avez obtenus dans la levee des chevaux d' artillerie . . . . C'est
ainsi que nous devrions toujours operer . . .".
Behalve ruiters en paarden moesten de steden, die niet in de
categorie van garnizoensplaatsen vielen � en daaronder behoorde
Hoorn 2) � al wat zij bezaten aan krijgsmateriaal in hun magazijnen
opzenden naar Amsterdam of Utrecht, ten einde te voorzien in
het gebrek dat daaraan bij het leger bestond.
Maar bij onderzoek bleek, dat reeds alles in het vorig jaar
was opgestuurd en uit het rapport van den commissaris van
politie De Quack werd het openbaar, dat er zich in het geheele
arrondissement nagenoeg geen wapentuig beyond, dat de gewe-
ren van de sedentaire nationale garde �sont presque tous d�fec-
tueux et hors d'etat de pouvoir servir" en dat de geheele voor-
raad buskruit in de stad kon worden begroot op 150 a 160 pond.
Gaf dit alles reden genoeg tot gisting en ontevredenheid, nog
hooger steeg de onrust der bevolking, Coen de decreten van
5 April werden afgekondigd, die de organisatie der nationale
garde bevolen. Voor het arrondissement Hoorn werd het contin-
gent vastgesteld op 300 man.
Deze besluiten wekten overal de heftigste beroering. Men ge-
loofde niet aan de verzekering der Fransche ambtenaren, dat de
nationale gardes uitsluitend dienst zouden doen binnen de grenzen
van ieders departement. De onder-prefect mocht zooveel cir-
culaires aan de maires schrijven als hij wilde, waarin hij trachtte
hun te doen begrijpen �le veritable but de la garde nationale,
1) Over deze geheele correspondentie, sous-prefecture, Avril. Rijksarchief
Haarlem.
2) Bij 't overlijden van Gerrit De Roodt, boekhouder der stadsfabriek, werd
in zijn plaats benoemd Daniel Strengman, vroeger caserne-meester, welke
post is komen te vervallen, daar bij decreet van Z.M. deze stad is verklaard
geen garnizoensplaats te zijn. Vgl. ook N�. 1789. Prefecture, rijksarchief
Haarlem ..... �la ville de Hoorn, n'etant point comprise dans le nombre de
celles qui doivent avoir garnison".
Gedenkboek. II. 15
226 HOORN IN 1813.
combien cette charge sera legere pour chaque commune, vu que
des 36 communes ne sera appele a l'activit� que 24 hommes" ... ;
de burgerwachten van 20-40 jaren, die zich reeds vrij waanden
van den dienst, vreesden maar al te zeer, dat ook zij tegen het
einde des jaars naar Duitschland zouden worden gezonden om
daar de versmolten cohorten van den eersten ban te vervangen
en dan op hunne beurt vervangen te worden door de nationale
garde van den derden ban, de mannen van 40-60 jaar 1).
In Hoorn kwam het bij de organisatie wel niet, als in andere
arrondissementen, tot tooneelen van oproer, maar Loch gaf deze
aanleiding tot allerlei geschrijf en gewrijf, waarvan de porte-
feuilles der sous-prefecture vol zijn.
Kennelijk hadden de maires hunne lijsten naar de bedoeling
van den prefect niet goed opgemaakt en kwamen er namen op
voor, die �er verkeerdelijk of partijdiglijk waren opgebracht. . . . verscheidene Heeren Maires hadden inexacte opgaven gedaan"
verscheidene Heeren Maires hadden inexacte opgaven gedaan"
en in plaats van gegoede ingezetenen er amen of minvermo-
genden opgezet.
Van daar dat op last van den prefect de onder-prefect den
23en Augustus de maires nogmaals aanschreef om een lijst in
te dienen van vijf personen, �vallende in de termen van de
eerste oproeping der nationale garde en welke als de rijkste der
gemeente nog kunnen worden beschouwd".
Het regende nu weldra verontschuldigingen en protesten der
betrokken maires.
De maire van Andijk verklaarde �er zijn geen menschen
meer" ; die van Bovenkarspel klaagde : �ik heb ze niet beter, de
gegoedsten uit de gemeente zijn al reeds opgeroepen , hetzelfde
berichtte de maire van Zwaag en zijn collega van Oosthuizeh
beweerde stoutweg, dat zijn lijst volkomen in orde was. De maire
van Avenhorn gaf nog drie personen op en hoopte, dat het nu
voldoende zou zijn, maar voegde er bij �schoon ik niet zeggen
kan, dat er een op is, die buiten zijn hinder zou kunnen rempla-
ceeren". In Wognum waren ook maar drie en de maire van Oost-
huizen gaf er wel vijf op, maar met de bedenkelijke verklaring . . . �sta ik u egter niet voor in dat die personen die lasten zullen
�sta ik u egter niet voor in dat die personen die lasten zullen
1) Joh. W. Naber: Gesell. der Ned. tijdens de inlijving, p. 164-200
HOORN IN 1813. 227
kunnen dragen". Ongeveer in denzelfden trant schreven de
maires uit Nibbixwoud en Obdam, terwijl die uit Edam, Mon-
nickendam en Medemblik min of meer heftige protesten inzon-
den. Ten slotte verklaarde de maire van Hoorn, dat hij slechts
zeven personen kon opgeven, wilde men een grooter aantal hebben
dan zou hij verplicht zijn �lieden van minder gegoedheid te
nemen, die misschien wel in staat zouden zijn om hun vereischte
kledingstukken aan te schaffen, maar dewelker Huishoudinge
door het besteden van hunne tijd tot Exercitien als anderzints
geheel zullen geruineerd worden".
De Celles was echter met deze ophelderingen of verontschul-
digingen in het minst niet tevreden en gaf daarvan blijk in een
scherpen brief aan den onder-prefect den 4ell October. Hij herhaalde, dat hij bijna dagelijks klachten ontving over het gedrag der
dat hij bijna dagelijks klachten ontving over het gedrag der
maires, over hun partijdigheid en omkoopbaarheid. Hij verweet
den heer Mollerus, dat hij niet scherper contrOle had uitgeoefend
en bedreigde hem, dat als er onlusten zouden uitbreken, hij
daarvan de verantwoordelijkheid zou dragen en eindigde ......
�veuillez done prendre sur le champ les mesures les plus effi-
caces pour forcer Messieurs les Maires a etre juste eta ne plus
s'�carter de l'Esprit de la Loi ainsi que des instructions que je
vous ai successivement transmises et que vous avez du leur
communiques" .....
Zoo kon de veel geplaagde onder-prefect nog eens van voren of
aan beginnen ..... eindelijk had hij zijn lijsten gereed en met
een zucht van verademing besloot hij zijn brief 1), die de staten
vergezelde, met de woorden: �j'esp�re que l'envoie de ces deux
Etats suffira pour rectifier ce qui a ete erroneusement dans cette
affaire".
Met de aanwijzing van personen, geschikt voor garde d'honneur,
had men minder moeite, om de eenvoudige reden, dat er zoo
weinig waren, die daarvoor in aanmerking konden komen.
Uit een �Extrait des Etats des cent plus Imposes de la ville
de Hoorn" werden er slechts twee : Pieter Van Akerlaken en
Jan Willem Van Voorst aan den prefect voorgedragen, en ook
deze candidaten schijnen niet tot de uitverkorenen te hebben
1) Van den Nen October.
228 HOORN IN 1813.
behoord, maar is ten slotte alleen de zoon van den maire Van
de Blocquery waardig gekeurd in de gelederen van dit keurkorps
te mogen dienen 1).
Onder deze beslommeringen ging de lente en de zomer voorbij :
schijnbaar was alles rustig in Holland, maar noch de prins Van
Plaisance, noch de graaf De Celles lieten zich door dien schijn
misleiden ; hun correspondentien verraden maar al te zeer inwen-
digen angst voor de komende gebeurtenissen, als het leger van
Napoleon voor de overmacht van de Geallieerden zou moeten
wijken naar de grenzen van het Fransche rijk. Toch bleef De
Celles onwrikbaar in zijn overtuiging, dat men de Hollanders
hard moest blijven aanpakken: �ce n'est pas par la raison et
la douceur qu'on peut obtenir la sousmission dans ce pays. Ii
faut touj ours de la force"; en zijn lijfspreuk luidde : �qu'ils trem-
blent, et ils obeiront".
Volgens dat systeem behandelde hij ook zijn onder-prefecten.
Onophoudelijk berispte hij hen over hun geringen ijver en gemis
aan besef van verantwoordelijkheid. Den Zen October gaf hij
Mollerus weer eens een flinken uitbrander over den achterlijken
staat der budgetten: �Les mois s'ecoulent et rien n'avance. Com-
ment ne sentiez-vous pas la necessite de faire cesser tel �tat de
chose. La comptabilit� communale est toute enti�re d�pendante
de votre administration et c'est la partie du service la plus
arrieree. Quel opinion les ministres peuvent-ils avoir de nous?
Je dis nous, puisque je suis solidaire avec vous, monsieur, dans
cette affaire . . ."
Het verwondert ons dan ook niet te vernemen, dat de beer
Mollerus, die toch reeds met weerzin en wrevel zijn ambt waar-
nam, eindelijk, moe van het drijven van zijn chef en de heime-
lijke tegenwerking zijner ondergeschikten, ziek werd.
1) Brief v. d. maire aan den onder-prefect d� 29 Mei in antwoord op
missive v. d. onder-prefect van den 28en, waarbij zijn zoon als �definitief
gedesigneerd" garde d'honneur van dit dep. wordt aangewezen: �dat
vermits deselve zich in 't geval bevindt van te moeten dienen, ik geene
consideratie heb tegen dat deselve gebragt wordt op de lijst, indien het
denselven kan strekken ter zijner bevordermg, waaromtrent ik de dispositie
bij dezen geheel late aan den Heer Prefect, met aanbeveling van mijn zoon
in deszelfs protectie".
HOORN IN 1813. 229
Tot zijn tijdelijken plaatsvervanger werd zijn secretaris, B. J.
Carbasius, den 7en October aangesteld.
Als de heer Carbasius het nog niet wist, zou hij spoedig on-
dervinden, dat met een chef als De Celles het ambt van onder-
prefect geen sinecure was.
Den 25en Oct. ontving hij een brief van hem, waarin de pre-
fect zijn hooge ontevredenheid te kennen gaf over zijn onbetee-
kenende rapporten. �Vos rapports ne sont ni cl�taill�s, ni fre-
quents en un mot indirectement et par d'autres administations
j'apprends ce que vous devriez me faire savoir". Nadat hij hier-
over nog een pool had uitgeweid, gaf hij den waarnemenden
onder-prefect een lijstje van vragen, waarop hij antwoord verlangde, tevens een soort van instructie, hoe hij in 't vervolg zijn rap-
tevens een soort van instructie, hoe hij in 't vervolg zijn rap-
porten had op te stellen, om te eindigen met de vermaning :
�vous etes l'oeil du gouvernement dans votre arrondissement ;
ii faut done saisir vos impressions du moment et en raisonner
avec moi dans votre correspondance et ce genre de police est
Bien sup�rieur A, ce que font et peuvent faire les Commissaires
de Police qui n'ont ni votre consideration, ni votre rang".
De heer Carbasius haastte zich te antwoorden. Na zich eerst
met de ziekte van den onder-prefect verontschuldigd te hebben,
trad hij in nadere details en deelde mee, dat de maires van
Hoorn en Enkhuizen niet zonder moeite de adressen aan Z. M.
de Keizerin in hun conseils municipaux hadden kunnen doen
aannemen 1) ; dat de faillissementen te Amsterdam 2) geinfluen-
ceerd hadden op de kaasprijzen en dat de billets de caisse niet
in betaling werden aangenomen ; dat de bezetting van Cassel
en Bremen door de vijanden wel geruchten in omloop hadden
gebracht, die echter even spoedig weer verdwenen ; dat de geest
onder de inwoners van zijn departement ru.stig en kalm was en
men er weinig sprak over de publieke zaak. Wel waren er als
altijd en overal malcontenten, �mais comme ils se taisent on ne
pent les connaitre, et je suis en revanche si convaincu de l'esprit de moderation qui anime les habitans de ces contr�es que je ne
de moderation qui anime les habitans de ces contr�es que je ne
1) Hierover nader in mijn opstel over Enkhuizen.
2) Gedenkstukken VI. p. 474, 475, 478.
230 HOORN IN 1813.
les crois nullement a redouter quand meme leur nombre seroit
plus grand que je n'ai lieu de presumer".
Hoe geruststellend deze woorden ook mochten klinken, zij
overtuigden den prefect niet, te meer toen allengs de geruchten
bewaarheid worden van de groote nederlaag, die Napoleon
bij Leipzig geleden had. Ontzaglijk was de indruk 1). Hoezeer
de regeering zich trachtte groot te houden, zij voelde als het
ware den grond onder hare voeten wegzinken. Zij wist hoe zwak
zij was bij gebrek aan vertrouwbare troepen en duchtte, dat het
yolk, hoewel op het oogenblik nog rustig, plotseling kon en zou
losbarsten in woede tegen zijn onderdrukkers.
Schoon hij de toekomst donker inzag, bleef De Celles zijn
ambtenaren een onverstoorbaar kalm gelaat toonen en meldde
hij nog altijd aan zijn superieuren: �Mon d�partement est fort
tranquille, aucun evenement ne l'agite".
Voor Hoorn bleef dit wachtwoord tot in de laatste dagen van
November waarheid. Nog scherper dan voorheen drong de pre-
fect er bij zijn onder-prefecten op aan, dat zij hem jour par jour
politierapporten zouden toezenden, waarin de geringste bijzonder-
heden zouden worden opgegeven . . . �aucun evenement quel-
conque meme de la moindre importance ne peut me rester
inconnu maintenant".
In bijkans dezelfde woorden richtte de onder-prefect een ver-
trouwelijke aanschrijving aan de maires van Hoorn, Enkhuizen,
Purmerend, Edam en Monnikendam, waarin hij hun te kennen
gaf, wat hij van hen verlangde : geen opsomming van kleine
diefstallen en diergelijken, waaruit hun rapporten gewoonlijk
bestonden . . . �il faut au contraire m'informer des discours qui
roulent sur les affaires publiques, de l'opinion connu par la
plupart de vos administr�s, des diverses sensations que produisent
les nouvelles du jour . . ." enz. enz.
Ingevolge nu van dit schrijven ontving de onder-prefect de dag-
rapporten van den garde-general des gardes champetres, Henry,
van 8 en 9 November, naar aanleiding van welke hij zijn chef
i ) Gedenkschriften van G. k. Van Hogendorp: p. 493, noot: �Ik zal ten minste nimmer den dag van den 3en November vergeten, toen de officieele
minste nimmer den dag van den 3en November vergeten, toen de officieele tijding in den Moniteur ons den beslissenden slag bij Leipzig vermeldde"
tijding in den Moniteur ons den beslissenden slag bij Leipzig vermeldde"
HOORN IN 1813. 231
kon meedeelen, dat er te Hoorn geruchten in omloop waren,
dat de prins Van Eckmiihl had gecapituleerd met den vijand
en dat een der voorwaarden dier capitulatie was, dat hij met
zijn legerkorps gedurende een jaar niet tegen de Geallieerden
zou strijden, dat de Russen het departement van den Eems
waren , binnengetrokken, dat Fransche douanen met hunne ge-
zinnen uit Zwol waren vertrokken, maar ondanks dat daarover
veel gepraat werd, bleef alles �dans la plus parfaite tranquillite
et ii n'y a rien a craindre de ce cote".
Nog dienzelfden dag, 10 November, trachtte De Celles die ge-
ruchten te ontzenuwen, en schreef aan den heer Mollerus, die
intusschen weer hersteld was, dat 10.000 Franschen positie had-
den genomen in de omstreken van Zwol, Deventer, Zutfen en
Arnhem, dat de capitulatie van den prins Van Eckmiihl �un
conte absurde" was, waaraan slechts �imbeciles" konden gelooven.
En dan zich opwindend ging hij voort : �l'Empereur est en
France, la France est une et indivisible. Les Francais sauront
terracer toes leurs ennemis quel que soit leur nombre.
�Du courage, de l'�nergie et une active surveillance, voila nos
devoirs. Nous avons jure obeissance aux constitutions de 1'Em-
pire et fidelit� a l'Empereur. Rappelons nous toujours notre
serment. Lui seal suit pour guider notre conduite . . ."
Met zulke klinkende woorden trachtte hij zich zelf te sugge-
reeren en zijnen ambtenaren een hoop in te boezemen, die hij
wellicht zelf niet meer bezat.
Maar de feiten stoorden zich niet aan officieele tegenspraak,
de geruchten bleven hardnekkig aanhouden. De zenuwachtige
Franschman, de garde-general Henry, hoorde en zag veel wat
hem verdacht voorkwam, dat Hoorn werd gealarmeerd door
tijdingen, dat de Russen reeds te Lingen waren en op Zwol
aanrukten. �Les Bruits court dans les maisons publique dans le
caffe et dans les auberges". . ; de kalmer natuur van den maire
De Blocquery, die zijn burgerij kende, vond hierin niets ver-
ontrustends, integendeel, schreef hij den lien November aan den
onder-prefect : �Ik vind mij verpligt Uw E. G. te informeeren, dat, ofschoon het in deze gemeente niet ontbreekt aan allerhande
ofschoon het in deze gemeente niet ontbreekt aan allerhande
tijdingen wegens den aanmarsch van den vijand, alles tot heden
zeer stil en rustig is, dat de geest der inwoonders zo veel mij
232 HOORN IN 1813.
zulks voorkomt en van alien wie eenigszints redelijk denken,
daar henen strekt om de goede order te blijven conserveeren,
hetgeen ook nog onlangs bij het houden der groten markt van
rundvee op de-n 8en dezer wanneer een meer dan gewone menigte
van menschen van alle oorden alhier was te zamen gekomen
is gebleken, wanneer tevens door deze stad is gemarcheerd een
detachement van 43 man van de Kompagnie Kustbewaarders
te Medemblik, dewelke aihier door storm met een schip waren
binnengeloopen en welke des nagts weder over land zijn ge-
transporteerd geworden, vermits het geen vaarbaar weer was,
hetgeen alles geen de minste disorder heeft gemaakt".
Daarna gingen er eenige dagen voorbij, dat er in Hoorn niets
gebeurde, alleen bracht een uit Amsterdam overgewaaide, valsche
Moniteur de gemoederen in zekere opwinding.
Maar de tijding van het oproer in Amsterdam drong snel
door in de provincie, in Purmerend volgde men het voorbeeld
van de hoofdstad na en droeg men de oranje kleur, en, ofschoon
de onder-prefect nog melden kon, dat het op het oogenblik, waarin
hij schreef � 17 November � rustig was in Hoorn, voegde hij
er onheilspellend aan toe : �mais je crains, que le tumulte y
Oclatera �galement et pent-titre bien aujourd'hui" 1).
Deze brief zou echter den prefect niet meer bereiken. Den
16en November was hij met den prins Van Plaisance en de voor-
naamste Fransche autoriteiten uit de hoofdstad naar Utrecht ver-
trokken, waar hij, met goedvinden van Lebrun, den secretaris-
generaal De Stuers opdroeg, hem in zijn functie te vervangen.
Onmiddellijk schreef deze aan den onder-prefect, dat hij op
't nauwkeurigst wilde onderricht zijn van alles wat in zijn departe-
ment voorviel. �Il faut que vous seriez au courant de tous les por-
pos s�ditieux et me designer ceux qui s'en rendaient coupables. ."
Wellicht dacht hij, dat ook in Hoorn het yolk in vollen staat
van oproer was evenals te Amsterdam, ten minste den 19e11 No-
vember schreef hij aan Montalivet : �Depuis hier j'ai recu des
rapports de toute la Hollande, Ou la revolution a commence le
17 courant , on a ports des cocardes oranges a Alkmaar et Hoorn.
1) Al de brieven, waarvan ik hier uittreksels geef, zijn te vinden in de
November-portefeuilles der sous-prefecture : rijks-archief, Haarlem.
HOORN IN 1813. 233
Le sous-pr�fet d'Alkmaar na'assure avoir fait Oter toutes les
couleurs insurrectionnelles et a d�fendu de les porter jusqu'A ce que les lois les aient autoris�es, aucun tumulte n'a eu lieu. Le
que les lois les aient autoris�es, aucun tumulte n'a eu lieu. Le sous-pr�fet de Hoorn a thch6 de faire la lame chose, mais n'a
sous-pr�fet de Hoorn a thch6 de faire la lame chose, mais n'a
point r�ussi . ." 1)
Maar op denzelfden dag ontving hij bericht uit Hoorn van
den onder-prefect, waarin deze hem meldde, dat hij gedurende
eenige dagen, voor de ontvangst van zijn brief, in samenwerking
met de maires maatregelen had getroffen om de rust te be-
waren en daarin te Hoorn en de meeste omliggende gemeenten
geslaagd was. �Seulement a Purmerend it y a eu quelques mou-
vements s�dentaires dont les pr�cedements j'ai donne a M. le
Prefet. Et cette nuit it y a eu des mouvements a Edam on l'on
porte l'Orange. Cependant on a respect� dans cette derni�re
commune le propri�t� et les personnes."
Het was voor de autoriteiten in November 1813 ontegenzegge-
lijk een moeilijke tijd ; zij zaten, om een uitdrukking van een
municipaliteit uit den Patriottentijd te gebruiken �tusschen twee vuren in de assche". Aan wie moesten zij gehoorzamen? Aan
vuren in de assche". Aan wie moesten zij gehoorzamen? Aan
het Haagsche driemanschap, dat in naam van den prins van
Oranje was opgotreden, maar lang niet overal als wettig was
erkend? Bovendien, waar was de Prins en keurde hij hun op-
treden goed? Nog waren zij door hun eed aan de Fransche re-
geering gebonden, wier vertegenwoordigers wel uit de hoofdstad
waren geweken, maar toch met terugkeer dreigden, en dan, wee
de afvalligen ! Zou het ook Napoleon, wiens wonderbaarlijk genie het onmogelijke mogelijk had gemaakt, niet nogmaals geluk-
het onmogelijke mogelijk had gemaakt, niet nogmaals geluk-
ken zijn vijanden terug te drijven om daarna op het oproerige
Holland zijn meedoogenlooze wraak te koelen? Zulke vragen
moesten in die dagen de harten van alien, die in besturen zaten, en niet in de toekomst lezen konden, beklemmen en hen het
en niet in de toekomst lezen konden, beklemmen en hen het
oor doen leenen aan de stem der voorzichtigheid, die tot gere-
serveerde houding aanspoorde. Dat getuigt wel niet van vader-
landsliefde of heldhaftigheid, maar de minste menschen zijn uit
het hout gesneden, waaruit staatslieden en karakters als G. K.
Van Hogendorp gevormd worden.
1) Gedenkstukken : VI p. 486, 487.
234 HOORN IN 1813.
De beer Mollerus althans hield het met de oud-Hollandsche
bedachtzaamheid, die zich niet over een nacht ijs waagt. Zijn
circulaire van 23 November aan zijn maires is hiervan een klaar
bewijs. Hij deelde hen daarin mede, dat hij aan het bestuur van
het arr. Hoorn nog was en bleef, totdat hij dienaangaande orders
van zijn superieuren ontvangen zou, en waarvan hij hun dan kennis
zou geven. Hij verwachtte van hen, �dat ook zij aan het hoofd
van het bestuur zouden blijven, hun ambtsbezigheden getrouw
vervullen, maar vooral orde en rust bewaren en hun onderhoorigen
de dwaasheid doen gevoelen om zich aan buitensporigheden over
te geven, de heillooze gevolgen welke daaruit voor hun persoon,
voor hunne huisgenooten, voor hunne bezittingen kunnen voort-
vloeien , dat de straf altijd op de misdaad volgt, daar de vreed-
zame en weldenkende burger wat er ook gebeure moge en wie
het roer van de regeering ook in handen moge krijgen, nimmer
iets te vreezen heeft".
Met andere woorden: stil zitten en afwachten, zich vooralsnog
niet aansluiten bij de omwentelingsgezinden, geen oranje dragen,
geen vlag uitsteken, totdat men zeker wist wie de bovenhand
behouden zou.
Het spreekt van zelf dat deze houding aanstoot en ergernis gaf
aan de vurige Oranjemannen, die van den onder-prefect hadden
verwacht, dat hij openlijk het sein tot den opstand zou gegeven
hebben. Onder hen behoorde de rechter van instructie, J. H.
Van Wickevoort Crommelin, die zijn gevoelen niet onder stoelen
of banken stak.
De brief, waarin hij zijn verontwaardiging lucht geeft, is te
merkwaardig om hier niet in zijn geheel te worden opgenomen.
Hij was gericht aan den WelEd. Gestr. Heer mr. J. N. Warin,
secretaris bij commissarissen-generaal van het Algemeen Bestuur
in de Doelen op de Garnalenmarkt te Amsterdam 1).
1) Prefecture. Rijks-archief, Haarlem. Op het adres staat: Per schuit van
11 uuren. Den 1 Dec. 1813. Terstond te bestellen.
HOORN IN 1813. 235
Hoorn, 1 December 1813.
Heer en geacht vriend !
Gisteravond te huis gekomen zijnde vernam ik met zeer veel
verwondering, dat alles nog op den ouden voet was en dat, hoe-
zeer zelfs de klijne omleggende steden de nodige aanschrijvingen
van de Commissie ontfange hadden, men hier zodanig een stuk
nog niet gekreege had : 1k weet dat deze omstandigheijd van
zaken de burgerij hier zeer veel displesier doet en dat met mooij
praten moet gedaan worde om de rust te behouden. 1k bid uw
tog de Commissie te versoeken iemand, by. mee te zenden om
de Onder Prefect & Maire hunne intentien te vrage, � de eerste
stoort zich aan niets, wil van geen bedanke hoore � de laatste
is (zegt hij) aan de eerste onderworpen en wil volstrekt niets
doen zonder deze.
De justitie is almede niet zoals die behoort, de Keijz. Proc. is
hier nog, correspondeert nog, loopt overal en hoort alles � in
mijne absentie zijn er drie gevangene uitgebroke 1) � dog of de
substitut er iets aan doet, weet ik niet � de garde generaal,
die een franschman was, is vertrokken � en nog niet gerem-
placeert hetgeen aismede zeer noodzakelijk was 2). Red ons om
's Hemelswil, hoe eerder hoe beter, maak van deze het nodige
gebruik, alles echter confidentieel en geloov mij met zeer veel
achting T. T.
J. H. VAN WICKEVOORT CROMMELIN.
P.S. Men verzeekerde mij gister avond er nog kannoneerbooten
op zee waren die Edam bedrijgt hadden, als zij hier kwamen
konde zij doen wat zij verkose, daar de Commandant der N. G.
nog onder de fr. eed staat.
P.S. Het was niet kwaad, dat men na herwaart al was het
maar een officier met 8 a 10 Cosakken zond.
1) Vgl. Politierapport 4e canton Hoorn, opgemaakt door mijn brigadier P.
Steeg. �Tusschen 29 en 30 November zijn te Hoorn drie gevangene uitgebroken,
waarvan er weer een is gearresteerd."
2) Bedoeld is de garde general Ch. Henry, die gevlucht was en eerst den
23 Dec. vervangen werd door den brigadier P. Steeg.
236 HOORN IN 1813.
Daags, nadat de heer Crommelin dezen brief geschreven
had, erkende Hoorn officieel het opperbestuur van den prins
van Oranje.
Den Zen December had er een extra-ordinaire zitting van den
raad plaats, waarin de maire meedeelde, �dat den vorigen dag
's morgens 12 uur binnen de stad waren gearriveerd, een officier en 46 manschappen van het Legioen Oranje, dat dezelven des
en 46 manschappen van het Legioen Oranje, dat dezelven des
namiddags ten twee ure waren gevolgd van twee Heeren Offi-
cieren, dewelke den Heer Maire hebben verzogt aan de Inge-
zetenen bekend te maken de Proclamatie van het Algemeen
Bestuur der Vereenigde Nederlanden van den 21en Nov. 1813,
betreffende de groote en gewichtige gebeurtenissen dezer dagen
in ons dierbaar vaderland voorgevallen. Na lecture genomen te
hebben van de qualificatie van gemelde Heeren Officieren, zijn
Ed. de gezegde Proclamatie van de Puije van het Stadhuis
had doen publiceeren, en vervolgens op verzoek van dezelve
Heeren provisioneel in de waarneming zijner post als Hoofd der
regeering was blijven continueeren, gelijk zulks mede door de
Heeren Adjunct-Maires was gedaan ; inviteerende de Heer Maire
daarop dezen Raad, om, vermids, kragtens de op gisteren gedane
Proclamatie, de Leden uit den Eed van getrouwheid aan den
Franschen keizer gedaan, waren ontslagen, de uitoefening hun-
ner functien mede provisioneel te blijven continueeren, totdat
van wege het Gouvernement daaromtrent nadere maatregelen
mogten worden genomen".
De leden van den raad hoorden met blijdschap deze mede-
deelingen aan en verklaarden eenstemmig zich bereid hunne
functien te blijven vervullen, maar verlangden toch, dat de
maire stappen zou doen om te weten te komen, van welken
aard voortaan de werkzaamheid van den raad zou zijn. Of hij
beschouwd zou worden als looter delibereerend en adviseerend
lichaam, zooals onder het Fransche bewind, of, gelijk weleer, als een gedeelte van het bestuur der stad om met en benevens de
een gedeelte van het bestuur der stad om met en benevens de
maire en zijn adjuncten �dezer stads zaken te helpen dirigeren".
Na deze discussie werd een commissie benoemd, bestaande
uit den adjunct-maire Jan Willem Huydecoper en de raadsleden
mr. D. Gallis, C. Van der Straten en W. Goudoever, die in de
eerste plaats Z.D.H. den prins van Oranje moesten gelukwen-
HOORN IN 1813. 237
schen met �H.Deszelfs komst in het vaderland en de aanvaar-
ding der regeering", en vervolgens hun opwachting maken bij
de heeren commissarissen van het Algemeen Bestuur, �ten einde
de bedenkingen dezer Vergadering, volgens de hierboven gemelde
deliberatie onder derzelver attentie te brengen en de intentie
van Z.D.H. des wegens te vernemen . . . ."
De commissie werd door den Prins op het allerminzaamst
ontvangen, maar op Naar verzoek betreffende den toekomstigen
werkkring van den raad ontving men het antwoord : �dat alles
op den ouden voet en naar de bestaande orde van zaken moest
worden behandeld" 1).
Op vreedzame wijze had zich Hoorn dus voor den prins van
Oranje verklaard , alle leden van het bestuur bleven in hun
posten gehandhaafd, uitgezonderd een enkele en wel hij, die de
hoogste betrekking had vervuld, de onder-prefect Mollerus.
Wij vernamen reeds, dat de heer Crommelin bij de nieuwe
bewindhebbers zich nu juist niet met groote bewondering over
het beleid van den heer Mollerus had uitgelaten, en Coen er nu
in den loop van December in enkele dorpen en steden van zijn
arrondissement tal van baldadigheden gepleegd werden en op-
stootjes plaats hadden, meende het gouvernement, waarin mr.
H. Van Stralen als commissaris-generaal voor binnenlandsche
zaken grooten invloed uitoefende, dat het tijd werd hem te ver-
vangen door den heer S. Van Stralen en dezen met den heer
Crommelin op te dragen� de rust en orde te herstellen 2).
De brief, waarin den oud-onder-prefect zijn ontslag wordt aan-
gekondigd is van de hand van den commissaris-generaal van het
departement der Zuiderzee en gedateerd 21 December. Na eerst
op zeer vleiende wijze zich over het bestuur van den heer
Mollerus te hebben uitgelaten, betuigde hij hem zijn leed-
wezen, �dat de betrekkingen welke tot dus verre tusschen UEd.
en mij bestaan hebben, op hooger last zullen ophouden, betrek-
1) Notulen van den raad der stad Hoorn, mij welwillend meegedeeld door
den heer A. Brouwer, te Hoorn, die mij ook tal van gegevens uit het
stedelijk archief dier stad verschaft heeft. Vgl. sous-prefecture, Decembre.
Haarlem.
2) Extract uit een brief van 20 Dec. van den heer comm.-gen. v. binn. zaken
aan den commiss.-generaal voor het dep. v. d. Zuiderzee.
238 HOORN IN 1813.
kingen aan welke het mij altijd een genoegen zijn zal zo als
ook aan UEd. te denken" 1).
Zoo was de pil verguld en de moor, die zijn �schuldigkeit"
gedaan had, ontslagen. In den verderen loop van de maand
December viel er in Hoorn niets bijzonders voor ; alleen op den
29en werden de ingezetenen verontrust door geruchten, dat de
Franschen een aanval op hun stad in den zin hadden.
De nieuwe commissaris van het arr. Hoorn, S. Van Stralen,
schreef daaromtrent, na eerst geconstateerd te hebben, dat door
zijne en des heeren Crommelin's bemoeiingen alle rustverstorin-
gen hadden opgehouden en verdere desorders zouden worden
voorkomen, �waarvan ik mij te meer overtuigd houde, daar
zulks in deze inorgen in dese stad is gelukt, alwaar veel gisting onder het yolk was gekornen op het gerugt dat eenige vaartui-
onder het yolk was gekornen op het gerugt dat eenige vaartui-
gen met franschen langs de kusten laveeren welke stroperijen
zogten te doen : ik heb daarop dadelijk een gering getal van 40
geweeren uitgedeeld (zijnde dit alles wat in de stad voorhanden
was), wachten doen betrekken en een Detachement nationale
garden langs de Dijken gezonden. Het dampige weder belette
om op zee te kunnen zien, dan uit de berigten welke ik heb
bekomen schijnt het een valsch alarm te zijn geweest, veroor-
zaakt door Cannoneerbooten in Holl. dienst welke sein- en wacht- schoten hebben gedaan . . . !" 2)
schoten hebben gedaan . . . !" 2)
De door den generaal De Jonge ter hulp gezonden detache-
menten Kozakken en infanterie konden dus onverrichter zaken
naar Alkmaar terugkeeren.
Zoo eindigde dan voor Hoorn het bange en door alle Neder-
landers in duizend angsten doorgebrachte jaar 1813 nog met een
dag vol agitatie en verwarring, al waren die ook veroorzaakt
door een valsch alarm.
1) Prefecture, n�. 261. Rijksarchief Haarlem.
2) Vgl. ook Nieuwe Hoornsche Kroniek : p. 166.
ENKHUIZEN IN 1813. 239
ENKHUIZEN IN 1813.
DOOR
W. P. KOPS.
I.
Haast nog droeviger dan van Hoorn was de indruk, dien
Niebuhr ontving van den desolaten toestand van het eertijds
zoo bloeiende Enkhuizen . . . �Statt 200 Heringbiisen, die ehemals
in See gingen, ist vor zwei Jahren eine einzige ausgelaufen und
in diesem Jahre gar keine. Am allerbetriibtesten sieht es am
Hafen aus, ode Bauplatze, verlassene und eingestiirzte Hauser,
wie Brandstaten nach einem Bombardement . . ."
Meer nog dan Hoorn, dat in zijn kaas-, vee- en zaadmarkten,
ten minste nog enkele bronnen van welvaart bezat, was Enk-
huizen geheel aangewezen op zijn scheepvaart en visscherij en
waar deze waren to loor gegaan, bleef er voor de burgerij slechts
een kommervol bestaan over.
En hoe ten eenenmale Enkhuizen's Groote visscherij onder het
Fransche regime was verloopen, wijzen ons de officieele cijfers
aan van het �Rapport over den toestand van Koophandel, Fa-
brieken en Landbouw in het Department Holland, 11 December
1806" 1). �Wij zullen niet spreken", zoo luidt het in het rapport,
waar het over de eerste of haringvisscherij handelt, �van het begin
der zestiende eeuw, wanneer er jaarlijks vijftien honderd buizen
ter vangst uitzeilden, maar ons alleen bepalen tot een korte
vergelijking van het getal schepen, welke in het jaar 1750, en
in het tegenwoordige jaar, ter haringvangst in zee gegaan zijn.
In het eerstgenoemde jaar wordt het bepaald tot 235 hoekers
en buizen, en tot 26 jagers ; en in het laatste tot 106 van het
eerste soort 2) ; Vlaardingen alleen leverde in het jaar 1750 daar-
toe 111 schepen, en in 1805 slechts 68 ; doch dat sterker spreekt:
Enkhuizen, de grootste stall van het Noorderdeel van Holland 56 en
nu niet meer dan 8 . . ." Zulke cijfers zijn welsprekend: In 1750
had Enkhuizen nog 56 haringbuizen in zee ; in 1794, 44; in
1) Gedenkschriften: V, p. 606-645.
2) In 1794 waren er nog uitgegaan '196 hoekers, waarvan uit Enkhuizen 44
240 ENKHUIZEN IN 1813.
1806 slechts 8 en in 1808, 0. De tak van bedrijf waarvan voor
Enkhuizen alles afhing, was letterlijk vermoord . . . en daarmee
waren ook nering en bedrijf, fabrieken en trafieken in den hart-
ader getroffen.
Hoe waar dit was lezen wij uit het tableau, dat de maire
C. Van der Willige den 26en October 1811 den onder-prefect toe-
zond, als materiaal voor het �Apercu" van baron d'Alphonse 1).
Wat was er overgebleven van de bloeiende industrie, die eer-
tijds aan Enkhuizen brood, ja meer dan brood verschafte ? Een zout-
keet, waarin drie a vier arbeiders werk vonden, an ankersmederij,
bijna werkeloos, 66n jeneverstokerij met twee, een zeepziederij met
twee werklieden, an wolspinnerij die, met een pover subsidie van
fr. 4200 van wege de Administration de 1'Etablissement de bien-
faisance, uitsluitend voor de armen was ingericht en aan 25 be-
hoeftigen werk verschafte, twee lijnbanen met drie, drie kaarsen-
fabrieken met drie arbeiders en een garenspinnerij, waarin vroeger
200 personen bezig waren, maar die sinds 1806 door het stil-
staan der haringvisscherij geheel werkeloos geworden was.
En in de opmerkingen, die deze statistiek van achteruitgang en
stilstand vergezellen, lezen wij steeds het eentonig-somber refrein : �cause par la stagnation du commerce et de la navigation".
�cause par la stagnation du commerce et de la navigation".
Wil men een paar staaltjes ? �Enfin la Forgerie des ancres �
on n'en pent rien dire que pr�sentement ce fabrique se trouve
tout A fait inactif et sur le point d'�tre abandonn� ..... les
changemens que ce fabrique a souffert sont fort amoindrit apr�s
l'ann�e 1795 quand it fut encore fleurrissant. La stagnation des
travaux de la Marine et du ci-devant compagnie des Indes
Orientales, L'empechement de la Navigation sont la cause du
Totale ruine de ce fabrique ci-devant si fleurissant . . . .
�Enfin la Filerie de filets de hareng, (opgericht in 1780 als
middel van werkverschaffing) mais helas ! l'etat de ce fabrique ci
utile, en est �gal a tant d'autres , depuis l'an 1806 elle est pres-
que tout a fait inactif, cause par la stagnation de la grande
Pecherie" . . . . enz.
Ook de binnenschipperij had luttel meer to beteekenen. Doen
wij, zoo voor de hand weg, een greep in de politie-rapporten van
1) Doos 250. Commerce et fabriques. Prefecture. Rijksarchief, Haarlem
ENKHUIZEN IN 1813. 241
1813, dan vinden wij onder de rubriek : �visite des batimens de
commerce entr�s et sortis", aangeteekend voor September : rien
d'extra-ordinaire" en voor October het veelzeggende : �Il n'y a
presque pas d'arrivage dans ce moment".
Evenals in Hoorn daalde ook in Enkhuizen het bevolkings-
cijfer van jaar tot jaar : bedroeg het in 1795 nog 6803 zielen,
in 1808 was het slechts 5806 en in 1815 5206.
En de verarmde burgerij was zelfs niet in staat ook maar het
allernoodigste voor de allerarmsten bij te dragen.
Het reeds genoemde tableau geeft op, dat er 702 behoeftigen
waren, waarvan 642, die onvermogend waren eenig werk te doen,
terwijl de staat der �Arme Cassen niet toeliet iets uit te keeren
als aan stok oude zieken en miserabele Personen, uit welken hoofde
het getal der armen die bedeeld worden zoo gering is".
II.
Maire van Enkhuizen was mr. Cornelis Van der Willige en
zijn adjuncten Martin Rijxen Engelsman en H. J. Slijper.
De municipale raad bestond uit de heeren : J. De Jongh, F. A.
Duyvensz, H. J. Slijper, J. K. Ebbenhout, W. D. V. De Graaff,
D. A. De Vries, B. Booms, C. Kuiper Van der Stam, Th. Poort,
D. F. Ris, J. Botman, C. De Koningh Jr., A. J. Kluppel, W. Valk,
D. Lyclema a Nyholt, J. Schuyt, R. J. Jungius, A. Wognum,
A. T. Stoffels, B. Van Andringa, A. Van der Raamhorst Roldanus,
J. Loots, H. Rijxen Engelsman, J. Van Romond Dz., S. Schuyt,
D. Sterken, C. Stant, M. S. Van Genderen, J. Simmegen 1).
Als verdere autoriteiten vond ik nog genoemd : Aron Van der
Raamhorst Roldanus, vrederechter ; H. De Paauw, commissaris
van politie ; Allan, plaatscommandant ; Florimont, controleur
der douanen.
In haar politie-commissaris bezat de stad Enkhuizen een dier
beruchte spionnen, die het Fransche bewind zoo gehaat hebben
gemaakt in Nederland, omdat zij de Loch reeds zoo argwanende
autoriteiten in hun meening bevestigden, dat het in stad en
land wemelde van prinsgezinden en anglomanen.
Wij bezitten van de hand van H. De Paauw drie brieven aan
1) Presentielijst van de zitting van den niunicipalen raad v. 20 Oct. 1813.
Gedenkboek. II. 16
242 ENKHUIZEN IN 1813.
den directeur-generaal van politie in Holland, Devilliers Duter-
rage, waarin hij den maire en vele raadsleden verdacht maakt
als anti-Franschgezinden en zichzelf ten hunnen koste ophemelt 1).
Zij zijn belangrijk genoeg om er eenige uittreksels van to geven.
Den 9en September 1811 schreef hij aan zijn chef:
�Je comptois d'avoir l'honneur de vous ecrire hier, mais la
multitude d'affaires m'ont prive de cet avantage joint a cela
j'avois et� toute la Journ�e jusqu'� ce matin a deux heures sur
pied pour chercher quatre matelots qui se sont sauves de
l'hopital, car comme Je n'ai pas trop de confiance en Ines agens
je les accompagne tous les nuits, et j'ose me flatter que depuis
le peu de tems que je suis ici tout est parfaitement tranquille,
Landis que ci-devant que M. Roldanus �tait Bailluw, il se faisait
beaucoup des vols, et il y avoit differences maisons oil des per-
sonnes de deux sexes passoient toute la nuit dans la d�bauche.
Outre de cela la ville etoit a mon arrive comme une prairie et
a present tout cela est change de face, de maniere que les
habitans disent maintenant, voyez depuis le peu de tems que
nous avons ici un commissaire de police, comme tout est tran-
quille, personne n'est plus interrompu la nuit, l'on n'entend
plus parler des vols, et la ville a deja, ete beaucoup embellie.
Tous ces discours ne font pas beaucoup de plaisir a un homme
qui ne sauroit jamais souffrir la nation francaise, ni celui qui
a l'honneur d'�tre au service de Sa Majeste, car M. Le Juge
De Paix, qui �toit accoutum� d'avoir un Empire absolu sur tout
le monde et d'agir toujours par vexations pour faire sa bourse, ne
se trouve plus dans l'occasion maintenant pour ainsi agir, de ma-
niere qu'il est facile a concevoir que je ne suis pas son ami ....
Voici les noms de six Personnes dont la soci�t� est compoge,
pour procurer des remplacans pour la conscription.
1. Barend Van Andringa. tous ci-devant Ochevins de cette
2. Gerrit Jan Van Bleiswijk. ville, dont le No. 3 �toit le pre-
3. Hendrik Rijxen Engelsman., sident, tres grand partisan de
4. Vincent De Graaf. l'Angleterre et que je tient en
5. Dirk Pieter Ris. vue sitot qu'il se permettra de
6. Bernardus Booms. ) tenir des propos scandaleux.
1) Portefeuille van Van Maanen. Rijksarchief, 's-Gravenhage.
ENKHUIZEN IN 1813. 243
Sitot que j'avois fait mettre les scell�s sur le secretaire de
M. Andringa, l'adjoint-maire, M. Martin Rijxen Engelsman, fils
de No. 3 et qui a les memes principes du Pere, est directement
parti pour Amsterdam pour prevenir son Pere, qui etoit la avec
mss Andringa et Van Bleiswijk, qui sont revenus hier le matin
vers deux heures a Enkhuizen. J'avois oublier de vous dire que
M. le juge De Paix se trouvoit fort formalise de ma maniere
d'agir, et je voyais bien que ce n'�toit pas de son gout de poser
les scell�s, car ils sont tour amis.
Hier matin j'avois d�j� le fils de M. Engelsman de bonne
heure chez moi pour me faire prier d'ordonner la levee des
scell�s, M. Andringa avec son beau frere ont couru hier toute
la Journ�e apres moi pour me faire la Tame demande, et qui
n'ont pu me rencontrer que le soir vers les 9 heures. Je leurs ai
repondu, ainsi qu'au fils de M. Engelsman, comme a M. le Maire
qui me demandoit (comme par hazard, ou comme it l'ignorait)
cette affaire, que tout cela ne depandoit pas de moi, que j'avois
un chef, a qui j'ai rendu compte de tout et par consequent je
devois attendre ses ordres, qu'au reste je leur priois de ne plus
m'en parler n'etant pas susceptible a la corruption, et comme
Je n'ai rien a me reprocher, que Je n'avois rien a craindre,
�tant bien r�solu de servir Sa Majest� l'Empereur avec honneur
et fid�lit� si longtems que Je serois en action."
Twee dagen later schreef hij wederom aan zijn chef om aan
te toonen, hoe weinig gehechtheid aan den Keizer er bestond
bij de burgerij. De plaatscommandant, M. Allan, �homme tres
respectable", had het plan gevormd, om bij de aanstaande komst
van den Keizer in ons land, ook in Enkhuizen een eerewacht
op te richten en daartoe uitgenoodigd ieder, die wilde, mits hij
zich zelf een uniform aanschafte. Maar niemand kwam opdagen.
En toen hij de burgerwacht had bijeengeroepen en voor het front
der gelederen zijn uitnoodiging herhaald had, was niemand naar
voren getreden, zoodat er weinig hoop was het vereischte aantal
van vijftig te vinden. En vrij vinnig voegde hij er aan toe : �si
c'etait le roi d'angleterre qui devoit venir, alors ii y a des mai-
sons qui donneront volontiers trois mille florins de leur propre
bource . . . ." Nadat hij dus in 't algemeen de Enkhuizers als
�ennemis de la france" had zwart gemaakt, voegde hij er nog
244 ENKHUIZEN IN 1813.
speciaal een lijstje van twaalf personen aan toe, die in 't bijzonder
�Partisans de l'Angleterre" waren : ni.
1. Corneille Van der Willige, (maire) fin politique, et sachant
tres bien cacher sa facon de penser.
2. Aron Van der Raamhorst Roldanus (Juge de Paix) faux et
tres mechant.
3. Henry Rijxen Engelsman (ci-devant president des Echevins)
et de mauvaise conduite.
4. Barend Van Andringa, ci-devant Echevin.
5. Gerard Jan Van Bleiswijk, id.
6. Vincent De Graaf, id.
7. Dirk Pieter Ris, id.
8. Bernardus Booms, id.
9. Jean Duivens, id.
10. Meindert Semeins van Genderen, id.
11. Martin Rijxen Engelsman, (adjoint-maire) fils de N�. 3.
12. Antoine Blok, ci-devant Bourgemaistre.
En alsof hij de heeren nu nog niet genoeg geteekend had, gaf
hij in een volgenden brief van 14 September wederom een lijstje
van al de raadsleden, �ceux dont vous verrez un B: devant leur
nom sont bon, les autres partisans de l'angleterre . . . natuurlijk
figureerden daarop zonder B het reeds genoemde twaalftal, ter-
wijl ook de heeren A. J. Kluppel, R. J. Jungius, S. Schuijt en
J. Schuijt evenmin de goede aanteekening ontvingen en van
laatstgenoemde er nog in 't bizonder werd bijgevoegd : le n�. 18
est une personne qui s'a tellement distingue quand les anglais
sont venu ici, qu'il a mis un drapeau devant sa porte et deman-
der les officiers pour venir loger chez lui, comme d'autres ont
fait aussi . . . ."
Hoe zouden de heeren hebben opgekeken, indien zij die brieven
hadden kunnen inzien, die wij nu onder de oogen hebben !
Hetgeen ik reeds in mijn opstel over Hoorn omtrent de ver-
schillende aanschrijvingen van den onder-prefect aan de maires
van het arr. Hoorn omtrent de vrijwillige giften, mobiliseering
der nationale garde en de oprichting der garde d'honneur heb
ENKHUIZEN IN 1813. 245
ineegedeeld, behoef ik hier niet te herhalen; alleen wil ik nog
den staat opgeven van het aantal lotelingen in het kanton Enk-
huizen, omvattende Enkhuizen en Urk.
Voor 1810 was het aantal lotelingen voor Enkhuizen 59 en
voor Urk 3.
Voor 1811 bedroeg het voor Enkhuizen en Urk samen 66,
waarvan aangeteekend staat, dat 14 bestemd waren �dadelijk te
marscheeren" en 22 capabel verklaard, 30 afgekeurd, waarvan
later nog 11 voor den dienst waren aangewezen.
Voor 1812 was het aantal voor Enkhuizen 66 en voor Urk 9 ;
en voor 1813 respectivelijk 62 en 8 1).
Ook omtrent de gardes d'honneur nog een enkel woord. Er
bestond in Enkhuizen hoegenaamd geen enthousiasme om in dit
keurkorps te gaan dienen. Niemand, zoo schreef 16 April de maire
aan den onder-prefect had zich nog opgedaan . . . . �en ook moet
ik remarqueeren, dat er weinige lieden binnen deze stad worden
gevonden, die uit hoofde hunner jaren, gegoedheid en geen ge-
fixeerden stand in de maatschappij, tot een dergelijke honorabele
dienstneming geschikt zijn".
De onder-prefect was over deze mededeeling niet weinig ont-
sticht en schreef per omgaande terug : �Het verwondert mij te
vernemen, dat er geen een persoon in uwe stad zou zijn, daar er
in kleinere steden van mijn Arr. wel zoodanige gevonden wor-
den. UEd. heeft althans in uwe stad een heer welke lid is van
de orde der reunie en van den Departementsraad, heeft deze
geen zonen of neven? Gij hebt in uwe stad persoonen welke zijn
begreepen onder de zeshonderd hoogst belastbaaren, welke zijn
daarenboven de honderd hoogst belastbaaren? Hebt gij niet in
uwe stad persoonen bij onderscheiden Bestuuren geemployeerd?
Hebt gij geen persoonen die als militairen gediend hebben? 1k
engageer u derhalven ten sterksten om deze zaak nog eens be-
daard te overdenken . . . ." Bedaard, maar toch met spoed, want
1) Deze opgaven ontving ik door welwillende tusschenkomst van den heer
D. Brouwer, uit Enkhuizen; maar als ik de cijfers voor 1813 vergelijk met
de liste des conscrits par categorie, classe de 1813, dan kom en die getallen
niet overeen. Het is voor een leek ook haast ondoenlijk uit de talrijke naam-
lijsten, die in de sous-prefecture gevonden worden, en die nooit met elkaar
kloppen, het juiste aantal op te geven.
246 ENKHUIZEN IN 1813.
den volgenden morgen moest de onder-prefect de lijsten hebben,
daar hij dan zelf de opgaven der maires naar Amsterdam had
te brengen.
Dus aangespoord bedacht de maire, dat hij zelf en de heeren
Bleiswijk, Duivensz, Van Genderen, Jungius, Ris, Van Schack,
Seijper en Snoek zonen en neven hadden, die in aanmerking
konden komen en toog hij met hunne namen op de lijst naar den
heer Mollerus 1).
Het is mij echter niet gelukt te ontdekken, of een der boven-
genoemden tot garde d'honneur is aangesteld.
De April-oproeren hebben ook een, zij 't ook zwakken, na-
galm in Enkhuizen gehad.
�Il y a eu quelque chose aussi a Enkhuizen", schreef Lebrun
den 22en April aan den Keizer, �mail vraisemblablement peu
de chose, car aucun detail ne nous est encore connu".
De onder-prefect verkeerde blijkbaar in hetzelfde geval, immers
hij schreef dien dag een vinnigen brief aan den maire, waarin
hij zijn verwondering ,uitsprak, dat hij van anderen moest ver-
nemen, dat er in Enkhuizen oproerige tooneelen waren voor-
gevallen bij de inschrijving der nationale garde : �je vous invite,
monsieur, a etre plus exact a l'avenir et de me faire connaitre
imm�diatement tout ce qui pourrait tendre a troubler la tran-
quilite publique. En outre j'attends sans le moindre d�lai un
rapport detaille sur ce qui est arrive".
De maire haastte zich aan dit bevel te gehoorzamen, zich
tevens verontschuldigende, dat hij reeds geschreven had, maar
dat die brief zeker niet op tijd bezorgd was. Het politie-rapport
van 20 Avril, dat de maire den onder-prefect toezond is wel
waard hier in zijn geheel te worden opgenomen, zoowel omdat
het de verklaring van een ooggetuige geldt, als om de wijze,
waarop H. De Paauw zich zelf weer le beau role toekent.
�Le dix-huit courant M. le Maire me faisait part qu'on com-
menceroit le 20 a, dix heures du matin, l'inscription de ceux
faisant partie de la Garde Nationale de 20 � 40 ans, et me
1) Extrait des Etats des cents plus Imposes des villes de Hoorn et d'Enk-
huizen, qui, soit par leur fortune, soit par le rang qu'ils occupent dans la,
societe, donnent la faculte h leurs fils ou neveux d'�tre admis comme candi-
dats dans la formation de Gardes d'Honneur. 21 April 1813.
ENKHUIZEN IN 1813. 247
prioit de vouloir lui assister dans cette besogne. Le 20 vers le
dix heures de matin, je me rendais a l'hOtel de ville oil je
trouvais M. 1'Adjoint-Maire Slijper et le Greffier � M. le Maire
�tant parti pour Hoorn a l'invitation special de M. le sous-pr�fet.
En allant a PhOtel de ville je voijais bien quelques attrou-
premens, mais je prenais cela dans le principe pour des curieux ;
le premier qui se pr�sentait pour se faire inscrire, �tait un
pecheur, contre lequel on commencait a crier en descendant
toutes sortes d'injures, et entre midi et une heure les premiers
mutains sons venu chez lui pour le battre, ils l'ont oblige de
crier Vivat 1'Orange et faire promettre, qu'il aurait �te pour raier
son nom. Ces attroupemens augrnentaient toujours et on jurait de
casser bras et jambes a ceux qui monteraient a l'hOtel de ville
pour ce faire inscrire, de sorte que le meilleur enten tionn�s
n'osaient se presenter, et le r�sultat etait que nous n'avons eu
que douze personnes, qui se sont presentee dans la matinee.
Apres dine je me suis transports a Nike' de ville vers le
trois heures.
J'avais place deux agens de Police et deux gens d'Armes a
la porte, mais cela ne faisait pas grand chose ; je trouvais tons
les premiers mutains arrives et personne n'osait monter pour se
faire inscrire, ils etaient places jusqu'a sur les escaliers de PhOtel
de ville, it me paraissait que prudence, fermet� et une grande
presence d'Esprit devoit me guider dans ces circonstances, je
n'avois pour me seconder, que le sieur Slijper, Adjoint-Maire,
d'un age avanc�, le commandant Allan �tait parti, avant recu
une autre destination. Je me suis done presents a la foule en
leur demandant qu'est ce qu'ils voulaient, et pourquoi ils etaient
tons rassembl�s ici, que les attroupemens sont defendus par la
loi, et que je les invitais de retourner chez eux � personne me
r�pondais et je ne pouvois rien comprendre des differens cris
qui se faisaient entendre de loin, tandis que je me voyais en-
tourre des premiers r�volteurs, lesquelles etaient pousses contre
moi par ceux, qui se trouvaient par derriere ; je me suis done
particulierement adresse a eux, et en leurs mettant principale-
ment sous yeux les suites desagr�ables qui pouvaient resulter
pour eux � si l'on me mettait dans le cas de les denoncer
comme r�volteurs et ceux qui troublaient le repos public. Cela
248 ENKHUIZEN IN 1813.
fait, j'ordonnais aux Gens d'armes et mes deux agens de Police
de tirer leurs sabres mais surtout de ne blesser personne et seule-
ment de disperser le monde.
Enfin cela a eu le meilleur effet du monde, ils sont partis,
petit a petit, et A quatre heure tout le monde �tait parti et
nous avons recommence noire besogne et continue tres tran-
quillement . . . ."
En de beide volgende dagen was nergens meer de rust ver-
stoord en hadden er geen opstootjes meer plaats gehad.
Maar trots deze verzekeringen bleef er een geest van onte-
vredenheid en weerspannigheid rondwaren, die zich nu en dan
uitte.
Den 24en April kwam de commandant der natinale garde zich
bij den maire beklagen, dat hem bij een gedane wachtronde
was gebleken, dat de gardes, die het binnenkomen van schepen
en passagiers moesten surveilleeren willelceurig hun post hadden
verlaten.
De commandant had den luitenant van het piket, Tobias
Wagtendonk, er over onderhouden en hem gelast te zorgen, dat
de wacht zich wederom ter hunner bestemming liet vinden om
nader onderzoek te doen, maar de luitenant had geweigerd. De
commandant had hem Coen boete opgelegd en hem dit door
den geweldigen provoost laten aanzeggen, doch de luitenant
weigerde te betalen en had den commandant �in een daarop
gevolgde conversatie op een nadrukkelijke wijze beleedigd".
Wat moest de commandant nu doen ? vroeg de maire.
De onder-prefect antwoordde hem onmiddellijk, maar of de
maire er veel door geholpen werd, is te betwijfelen. Hem werd
toch gezegd, wat hij zelf ook wel wist, dat, daar de nieuwe
organisatie van de sedentaire gardes nog niet was ingevoerd, hij
sieur Wagtendonk had te straffen volgens de oude reglementen,
die in zijn stad van kracht waren 1).
Niet alleen tegen oproerige burgers en onwillige gardes had de
maire te strijden, ook weerbarstige voerlieden en slepers moest hij
tot reden brengen. De zaak droeg zich aldus toe. Voor den generaal
1) Al deze stukken en brieven in de sous-prefecture v. Hoorn. April-porte-
feuilles.
ENKHUIZEN IN 1813. 249
Molitor werden in die maand artillerie-paarden gerequireerd, en
Enkhuizen was in deze requisitie aangeslagen voor een paard,
waarvan de kosten zouden worden omgeslagen over de eigenaars
van paarden. Maar hiertegen protesteerden een achttal gepaten-
teerde voerlieden, niet ten onrechte er zich op beroepende, dat
te Medemblik, Hoorn en Purmerend �deeze last door alle burgers
werd gedragen", terwijl een tweetal verklaarde niet ongenegen
maar onmachtig te zijn 1).
Ook thans weer kwam de maire zijn chef lastig vallen, hoe
hij in deze handelen moest. Het antwoord van den onder-prefect
heb ik niet kunnen vinden, maar het zal wel in hoofdzaak eens-
luidend geweest zijn met hetgeen hij aan den maire van de Beem-
ster, die met een dergelijke klacht tot hem kwam, den 21en Sep-
tember gaf . . . . �De ingezetenen, die weigerachtig zijn, moet gij
door gepaste middelen, die u uwe qualiteit van maire aan de hand
geven, daartoe noodzaken . . .. gij kunt hun onder anderen een
veldwachter zenden, die ten hunne koste zoo lang bij hun aan
huis moet vertoeven, tot zij hunne quota hebben betaald. Indien
zij egter vermeenen gegronde redenen tot klagte te hebben, moet
gij hun vrij laten zich daarover waar zulks behoort te kunnen
adresseeren, doch zij moeten in alien gevalle vooraf beginnen
met te gehoorzamen en de betaling te effectueeren".
Terwijl in den zomer van het gedenkwaardig jaar 1813 de
gemoederen der burgerij van een onnaspeurlijk stadje aan den
uithoek van het reusachtig keizerrijk door deze en dergelijke
dingen werden gekweld en verontrust, gingen de wereldgebeur-
tenissen haren onverstoorbaren gang. Napoleon worstelde met de
legermachten van bijna half Europa onder de muren van Dres-
den en nogmaals gelukte het aan zijn ontembare energie en aan
't wonderbare grenzende genialiteit overwinning op overwinning
te behalen.
Zoodra die tijdingen in de hoofdstad des rijks waren bekend
geworden, moesten op hoog bevel in alle steden, dorpen en vlek-
1) Aanmerking van zommige Eigenaars van Paarden tegens het betaalen
van twee Gulden Negen Stuivers voor leder Paard, uitmakende het contin-
gent in. de kosten van Een te leveren Paard op de Requisitie van het Gouver-
nement over de stad Enkhuizen.
250 ENKHUIZEN IN 1813.
ken Te Deums worden aangeheven ter eere van den machtigen
gebieder ; ook in West-Friesland moest de lof weergalmen van
den held, die zelfs de slagen van het noodlot zegevierend trotseerde.
Den 22en September ontvingen de maires in het arr. Hoorn
aanschrijving van den onder-prefect, dat het de begeerte was van
Haare Majesteit de Keizerin, dat er dankzeggingen zullen worden
gedaan, dat in de Roomsche kerk het Te Deum gecelebreerd,
en in de Protestantsche een rede gehouden moest worden en
werd hun ingescherpt : �vows voudrez bien faire parvenir l'in-
cluse a sa destination afin que le chef veille a ce que cette
solemnit� puisse avoir lieu partout au jour fix6". Maar dank-
zeggingen waren niet voldoende, ook de verknochtheid harer
onderdanen moest aan de Keizerin in deze dagen, waarin de
kroon van haar gemaal bedreigd werd, worden kond gedaan. Alle
stedelijke besturen moesten zich beijveren de Regentes van hunne
loyauteit te verzekeren.
De Celles greep dit reclamemiddel met beide handen aan en
den 18en October verzond hij aan zijn onder-prefecten het model
van een adres, dat alle maires gehouden waren door hun muni-
cipals raden te doen aannemen.
Te Enkhuizen had de vergadering der municipaliteit op 21
October plaats, waarin de maire het doel der bijeenkomst mede-
deelde. De meerderheid was van gevoelen, dat een adres behoorde
te worden aangenomen, maar het raadslid Stant 1) � zijn naam
zij met eere genoemd � was van een tegenstrijdig gevoelen. Hij
meende �dat zoo een addres bij de bekende gevoelens der inge-
zetenen een wezenlijke dupe van H. M. zoude zijn, dat deze
vergadering daarenboven niet gemagtigd was om de gevoelens
harer burgerij te beoordeelen en eindelijk, dat bij een dergelijk
addres na de ontruiming van Moscou gebleken was, zulke de-
marches ten nadelen eener verarmde burgerij uitlopen � wes-
halve hij protesteerde tegen het inleveren, van eenig addres en het doen
van eenig aanbod".
1) Wel curieus is het op te merken, dat C. Stant, die protesteerde tegen
het adres, door De Paauw met een B was gemerkt en dus welgezind heette
bij het Fransche gouvernement, maar zich nu toch van een anderen geest
betoonde.
ENKHUIZEN IN 1813. 251
De maire schorste daarop de vergadering tot des avonds 7'12
uur, in welke bijeenkomst het volgend adres werd aangenomen 1).
�Terwiji de zich tot de Fransche wendende stern van Uwe
Majesteit door 't gansche land weergalmt, terwijl alle d'ouden
van verlangen branden, zouden wij nieuwe Fransche minder
eerbied aan den dag leggen jegens de verhevene Souveraine, die
ons bestuurd? Zouden wij minder van verontwaardiging sidderen,
ziende de Staatscabinetten de geheiligste rechten der volken
schenden? Zouden wij minder levendig de ontrouw gevoelen van
een voorwerp, welke zijn wapenen tegen zijn vaderland keert,
welke zijn Keizer hem had aangegord om hetzelve te verdedigen?
Neen, mevrouw! Staa ons veel edeler gevoelens toe ! Verwaardig
u, u van onzen eerbied overtuigd te houden, te meer daar de-
zelve niet het gevolg is van eene lange en vreedzame vereeni-
ging, maar den uitslag onzer eigene gevoelens ! Onze voorouders
hebben ons veele voorbeelden gegeven, wat men verschuldigd
is aan de waardigheid van zijn vaderland, de eer der natie en
de roem van den vorst, die hetzelve bestuurd, te handhaven.
�Wij ook, wij zijn met denzelfden geest bezield en wij vleijen
ons nog waardig te zijn die te handhaven. Dat dan Uwe Majes-
teit zich verwaardige in dit adres te ontwaren de oprechte ver-
zekering der onschendbare gevoelens van liefde, trouw en eer-
bied waarmede de Inwoonders van Enkhuizen omtrent hunnen
doorluchtigen souverain zijn bezield" 2).
Wel was het ver gekomen met de Nederlanders en het is geen
gering bewijs van den druk en de vrees, waaronder alle inge-
zetenen zich, hunne verontwaardiging opkroppend, zuchtend
bogen, dat zulke adressen op hoog bevel konden worden aan-
genomen. Gelukkig, dat er spoedig een Decembermaand op volgde,
waarin andere adressen zouden worden voorgesteld, die zonder
gewetensknaging van heeler harte konden worden toegejuicht.
Maar eerst moest er nog een November vol angst en onrust
voorbijgaan. Ook in Enkhuizen gingen de geruchten van mond
1) Absent waren in die avondvergadering de leden : Van Romond, Kluppel,
Van Genderen, Schuijt, Van Simmegen en Stant.
2) Extracten uit de Handelingen van den Municipalen Raad der stad Enk-
huizen in den jare 1813, mij welwillend toegezonden door den heer D. Brouwer
te Enkhuizen.
252 ENKHUIZEN IN 1813.
tot mond, dat de Pruisen en Russen in Zwol waren binnenge-
rukt, dat het leger van den prins van Eckmiihl zich op genade
of ongenade had overgegeven, dat de douanen uit Medemblik
ten getale van 200 met pak en zak waren afgetrokken, dat er
dagelijks tal van inwoners uit Zwol binnenkwamen, vluchtende
naar Amsterdam ; �au reste tout est tranquille ici, sauf qu'un
grand nombre des habitans se rejouissent deja d'avence avec
l'espoir d'�tre bientot sous la domination des Prussiens ou An-
glais", insinueerde de commissaris van politie I).
Terwijl de maire van den 16en rapporteerde, dat alles rustig
en stil was, schreef de commissaris van politie, dat de gemoede-
ren zeer opgewonden waren door geruchten, dat Napoleon zich
uit wanhoop voor het hoofd geschoten had, omdat de senaat
onder aanvoering der Keizerin hem hadden willen onttronen.
In de volgende dagen nam de gisting meer en meer toe. De
Paauw schreef : �Les troubles d'ont j'ai eu l'honneur de vous
entretenir ont Ote heureusement appais�s par les meilleurs habi-
tans de la ville et qui ont le plus d'influence sur la populace" .. . en de maire moest verklaren, dat den 18en �de dag wel rustig
en de maire moest verklaren, dat den 18en �de dag wel rustig
was afgeloopen, evenwel observeer ik, dat de gemoederen van
velen meer en meer tot verandering geneigd zijn � de gesprek-
ken op heden rouleren bijzonder over eene aankomst van
Engelsche schepen in het Vlie, zoomede het gepasseerde in de
steden Amsterdam en den Haag" . . . maar den 19e1 was het yolk
niet meer te houden, het zong luidkeels Oranjeliedjes en zou de
keizerlijke adelaars voor de deuren van de belasting-ambtenaren
hebben afgerukt, indien men niet de voorzorg had gehad ze weg
te nem en 2).
Dienzelfden dag had er een vergadering plaats van den mu-
nicipalen raad, waarin de maire meedeelde, dat de geemployeer-
den van de vereenigde rechten en die van 't octroy dezer stad
waren ontslagen en werd er een commissie benoemd, bestaande
uit den maire, zijn adjuncten, twee leden van den raad en de
burgers Buyskes en Blok, teneinde �in zaken van buitengewonen
1) Dagrapporten van '10, 11, 12, 13, 15 November van den maire en den comm. v. politie.
comm. v. politie.
2) Dagrapport van den comm. v. politie.
ENKHUIZEN IN 1813. 253
aard, die in deze oogenblikken zouden kunnen voorkomen, de
rust te bewaren en 't belang der burgerij te schragen".
Den volgenden dag, 20 November, vergaderde wederom de
municipaliteit en sprak de maire met ontroerde stem : �dat de
overvliegende geruchten en berigten alsof in verre de meeste
steden en plaatsen van dit Dep. ja zelfs in 't naburig Alkmaar
onder de oogen van den sous-prefet aldaar resideerende, Oranje-
versierselen gedragen worden, gevoegd bij de verhalen der uit
andere Departementen hier dagelijks binnenkomende schippers,
de reeds gistende gemoederen van de inwoonders dezer stad zoo-
danig hadden aangevuurd, dat hij ieder oogenblik beducht was,
dat het Oranje dragen zou uitbarsten" . . . en op zijn vraag aan
het raadslid Kluppel of deze ook eenig naricht nit Alkmaar ont-
vangen had, ontving hij ten antwoord : �dat hij wel geinformeert
was, dat tot Alkmaar Oranje gedragen wierd, maar dat hij van
eenige particulariteiten daaromtrent ignorant was".
Hoewel de vergadering van meening was, om, vooralsnog bij
openlijke vrijstelling het oranje dragen te gedoogen, liet zij echter den maire en de commissie vrij naar bevind van zaken te handelen.
den maire en de commissie vrij naar bevind van zaken te handelen.
Maar het yolk, het aarzelen moede, dwong den maire het
oranje dragen toe te staan, eischte en verkreeg, dat de vlaggen
van de torens werden uitgestoken en koelde zijn lang opgekropten
haat aan de woning van den commissaris van politie, waar het
driemaal de ruiten met steenen verbrijzelde 1).
Dat alles moest de maire in de vergadering van den raad,
den 24en, erkennen, en nog meer zou den leden door de on-
stuimige volksmassa, die het raadhuis omringde, worden af-
gedwongen. Tusschen de regels van het deftig raadsverslag voelt
men de onrust trillen, die binnen en buiten de muren van het
gebouw heerschte.
Nadat de maire geconstateerd had, dat de commissie al het
mogelijke had gedaan om de orde en rust te bewaren, dat zij
't oranje dragen had toegestaan, maar het uitsteken der vlaggen
verboden, schoon het toch �door de ongeduldigheid der burgers
was bewerkstelligd", moest hij verklaren, �dat zedert twee
dagen het tooneel aanmerkelijk was veranderd, dat er brieven
11 Dagrapport van 21 November van den comm. v. politie.
254 ENKHUIZEN IN 1813.
waren gekomen, inhoudende Publication van Z. D. H. met den
eisch, dat die zouden worden gepubliceerd en geaffigeerd, dat
een dergelijke brief gezonden was naar herwaarts, met het op-
schrift : aan de societeit van de zeekant, dat de leden der societeit
aan hem maire door haren secretaris die stukken hadden aan-
geboden als niet bij haar thuis behorende, daar zij een gezelschap
van uitspanning, afgescheiden van alle staatkundige bestemming,
uitmaken, doch dat hij maire die niet had aangenomen, omdat
er geen brief ten geleide bij was, hetgeen de Fransche wetten
vorderden. Dat hij heden middag evenwel gedrongen is ge-
worden deze vergadering bijeen te roepen, dewijl de dwingende
eisch van 't gemeen om aan dat stuk publiciteit te geven, de
vrees doet ontstaan, dat bij weigering de rust zal worden verstoord.
�Het bewuste stuk, op verzoek weder den maire ter hand
gesteld, wordt nu gelezen en in deliberatie gebragt, waarover
egter de Heeren Blok en Buyskes, hoezeer bij herhaling ge-
vraagd, niet verkiezen te adviseeren � de ongeschiktheid der
vergaderde burgerij voor 't raadhuis, haar onstuiinig eisschen en
zelfs het aandringen naar boven verhinderde alle bedaarde over-
weging, en bragt de vergadering in de noodzakelijkheid te
moeten toestemmen en publiceeren, tot welk laatste den secre-
taris wordt gecommitteerd, hetgeen echter de Adjunct-maire
verhinderde door hem de Publicatie uit de hand te scheuren
en die met spoed van 't balcon of te lezen".
Over het aanplakken dier publicatie was echter nog heel wat
te doen geweest ; dit kwam ter sprake in de raadsvergadering
van 30 November. Daarin gaf de maire te kunnen, dat, �alhoewel
de Vergadering in haar jongste zitting door de onstuimigheid
der omstandigheden, geen geregeld besluit had kunnen nemen,
men egter nodig geoordeelt heeft voor den drang der woelende
menigte te moeten bukken en 't bewuste stuk te publiceeren.
Dat hij intusschen den 23en een brief ontvangen had van den
onder-prefect met adhortatie voor alle leden van het bestuur,
vooral van den maire om in de hun opgedragen posten te conti-
nueeren met observantie van 's rijks wetten 1).
�Strookende alzoo de gedane publicatie in geenen deele met
1) Circulaire van Mollerus aan de makes in mijn opstel over Hoorn, p. 234
ENKHUIZEN IN 1813. 255
bovengemelden brief, waarom hij dadelijk van de gedane af-
kondiging en van 't gene daarbij is vooraf gegaan aan den 0. P.
heeft kennis gegeven, zijnde die missieve door een personeele
commissie, uit de hrr Engelsman en van Genderen zamengesteld,
overhandigd, en dat de 0. P. aan die heeren had geantwoord:
�dat men den drang der omstandigheden gehoorzamende, niet
had kunnen dan publiceeren, en men het zich dus had moeten
getroosten en hij het in zooverre approbeerde", niettegenstaande
hij vooraf geschreven had gene publicatie te doen van 't geen
niet door publique autoriteiten is gezonden, dat het voorstel om
de regering te veranderen, door den 0. P. wierd van de hand
gewezen, zeggende, �dat indien de Maire vermeende zijnen post
te moeten nederleggen, hij zich dan bij hem in persoon moest
vervoegen".
Dat de Maire daarop Zondagavond ontvangen had publicatien
van 't Nieuwe Gouvernement, en men na deliberatie bij de com-
missie gemeend had, alvorens iets te doen den 0. P. daarvan
te onderrichten, hetgeen men door een personeele commissie uit
dezelfde Heeren bestaande, goed vond te effectueeren, dat die
heeren na voordragt en een vriendelijk onderhoud ten antwoord
bekomen hadden : �dat er geen kwestie was of dat stuk moest
worden gepubliceerd, en het Nieuwe Gouvernement erkend door
elk, welke daartoe genegen was, dat hij zelve het respecteerde".
De maire deed nu het voorstel de stukken te publiceeren,
waarna de heer De Jongh in het midden bracht, �dat indien
hij zich als Municipaliteitsraad en dus als een amptenaar van
den keizer moest considereeren, hij huiverig was te adviseeren,
maar zoo hij als Raad geapprobeerd bij 't Alg. Bestuur der Ver.
Nederlanden zal adviseeren, hij dan geen zwarigheid maakt het
voorstel te appuieeren". Daar de overige leden �vermenen aan
hunnen Eed aan den keizer door 't bewuste manifest zich ont-
slagen te moeten rekenen", werd met algemeene stemmen het
voorstel van den maire aangenomen.
Al wie verder nog vrees koesteren mocht of weifelen, bracht
de Decembermaand tot rust en beslistheid.
In de raadsvergadering van 3 December �las de maire een
missive voor van den Commissaris-generaal van Binnenlandsche
zaken, geleidende een Publicatie van Z. D. H. Willem Frederik
256 ENKHUIZEN IN 1813.
Prince van Oranje, continueerende de openlegging van deszelfs
Vaderlandsche gevoelens en gericht aan het Volk van Nederland.
�Na dankzegging voor de mededeeling wordt dadelijk tot de
afkondiging met geestdrift besloten en onder de Luidste toe-
juiching voltooid".
Dat was een ander oogenblik dan anderhalve maand geleden,
toen de raadsleden op hoog bevel een adres moesten aannemen,
dat zij verfoeiden ; thans mochten zij luide en openlijk getuigen
van de blijdschap, die in hen was bij het hooren van de mare
dat het hoog bewind was opgedragen aan een telg van dat ge-
slacht, waaraan ook voor Enkhuizen zulke onuitwischbare in-
drukken verbonden waren.
Toch duurde het nog eenigen tijd, eer er volkomen rust en
orde heerschten.
Bij den commissaris-generaal van het departement van de Zui-
derzee, Fannius Scholten, kwamen klachten in �van de veelvuldige
ongeregeldheden, die te Enkhuizen voortdurend plaats hebben,
in het slaan, beledigen en resisteren der geemployeerdens der
vereenigde regten aldaar, zoowel ook als van den commissaris
van Politie, zoodat deze ambtenaren en bedienden zich in de
onmogelijkheid bevinden, om hunne functien naar behooren
waar te nemen; wordende de wanorde meestal door scheeps-
gezellen en visschers aangelegd".
De maire, daarover ter verantwoording geroepen, schreef den
21en December, dat hij de vrijheid moest nemen dit tegen te
spreken : �zooverre mij en de verdere Leden van het Stads-
bestuur bekend is, gedragen zich de Ingezetenen thans rustig en
stil. De geemployeerden bij de Vereenigde Rechten zijn niet dan
over eenige weijnige dagen in functie, en ik heb van dit oogen-
blik of aan, gedaan eene waarschouwing, ingericht in die geest, als met het verlangen van H.H. Commissarissen overeenkomstig is".
met het verlangen van H.H. Commissarissen overeenkomstig is".
Onder de visschersbevolking op Urk uitte zich de vreugde
over de verlossing van de Fransche heerschappij evenzeer op
bedenkelijke wijze. De chef van den waterstaat, D. Mentz, schreef
daarover den 21en Dec. aan Fannius Scholten: �dat de Inwoonders
van dat eiland zich niet hebben ontzien om 's Rijks magazijnen
aldaar open te breken en ter viering der gelukkige omwenteling
een aanmerkelijke hoeveelheid van 's Rijks materialen en gereed-
ENKHUIZEN IN 1813. 257
schappen te verbranden; dat verder eenige Personen dagelijks
voortgaan met de Palen der zeeweringen te kappen en die tot
brandhout te gebruiken. Ik acht mij verplicht HoogEd. Gestr.
Heer hiervan te rapporteeren, dewijl door deze wanorders niet
alleen veel nadeel aan 's Rijks kas wordt toegebragt, maar bij
het verder of kappen der paalwerken de physieke gesteldheid
van dit Eiland, zoo noodzakelijk voor de zeevaart op de Zuider-
zee wordt gecomprometteerd" .....
De heer Fannius Scholten droeg daarom den commissaris van
het arr. Hoorn op �dadelijk ordres te stellen, dat diergelijke bal-
dadigheden worden tegengegaan en des hoods met gewapende
Manschappen te beletten".
Van verdere baldadigheden of rustverstoringen, vond ik geen
spoor meer in de bundels officieele bescheiden, en zoo heeft Enk-
huizen zich vredig geschikt onder het vaderlijk bewind van
koning Willem I en is het blijven vegeteeren als een ville morte
op het uiteinde van zijn schiereiland � totdat in 1885 de vol-
tooiing van den spoorweg Zaandam-Enkhuizen, in aansluiting
met het Friesche spoorwegnet, aan de oude koopstad een nieuwe
gelegenheid tot ontwikkeling opende.
MEDEMBLIK IN 1813.
DOOR
W. P. KOPS.
I.
Hoewel de oudste der West-Friesche steden, heeft Medemblik
zich toch nooit tot dien trap van welvaart en bloei kunnen ver-
heffen als Hoorn en Enkhuizen en bleef ook bij hen, wat het
getal inwoners betreft, verre ten achter.
Toch was zij in de 17de en 18de eeuw een belangrijke han-
delsstad, zooals blijkt uit de ruime havens, die zij in die dagen
bezat en die nog ongeveer in denzelfden vorm aanwezig zijn.
Maar van haar ouden bloei was in den Franschen tijd geen spoor
meer te ontdekken; dezelfde oorzaken, die Hoorn's en Enkhuizen's
achteruitgang en verval hadden bewerkt, deden ook Medemblik
Gedenkboek. II. '17
258 MEDEMBLIK IN 1813.
verkwijnen en ineenschrompelen, zoodat het getal zijner inwoners
slechts luttel grooter was dan dat der nabij gelegen dorpen. Een
betrouwbare opgave stelt het aantal ingezetenen op � 2000.
Evenals in Hoorn en Enkhuizen beperkte zich de scheepvaart
tot binnenschipperij, gelijk een staatje der ingekomen schepen
in de laatste helft van Maart 1813 aantoont, toen het aantal
vaartuigen in de haven van Medemblik 15 bedroeg. Alleen lagen
nu en dan Z.M. oorlogschepen �Evertsen" en �De Ruiter" voor
de stad ten anker, want zij bezat een keizerlijke marinewerf en
dat was dan ook de reden dat Medemblik in 1811 door de kei-
zerlijke Majesteiten op haar rondreis door Nederland werd be-
zocht. Dit bezoek was echter, evenals dat aan Hoorn, van uiterst
vluchtigen aard, want de Keizer maakte haast om Den Helder
te bereiken, welks oorlogshavens door hem onder de gewichtigste
van zijn rijk beschouwd werden.
Al behoorde Medemblik niet tot de garnizoensplaatsen in den
Franschen tijd, toch bezat de stad vier kazernes, geschikt om
680 man te bergen en een stal voor 8 paarden 1). Twee dezer
kazernes vereischten reparatie, maar de beide andere waren in
goeden staat. Deze dienden zeker tot verblijfplaats der douaniers,
garde-cotes of kustkannoniers en gendarmes, wier aantal vaak
zeer talrijk in Medemblik was, immers den 13en November
schreef de commissaris van politic te Enkhuizen in zijn rapport :
�les douanes qui se trouvent actuellement au nombre de deux cent
a Medemblik sont charges de prendre les pieces de canon du
Helder et de les transporter a l'interieur . . . ." en den 17en be- richtte de maire van Edam: �Gisteravond circa acht uuren arri-
richtte de maire van Edam: �Gisteravond circa acht uuren arri-
veerde hier een Dertigtal Douaniers met hunne vrouwen en kin-
deren, behoorende tot het Detachement Medemblik".
Na al wat ik reeds in mijn opstellen over Hoorn en Enkhuizen
omtrent den economischen toestand van West-Friesland heb
medegedeeld, zal het wel geen betoog behoeven, dat ook Medem-
blik gebukt ging onder den ongunst der tijden, al heb ik geen
statistiek kunnen vinden omtrent den staat harer fabrieken en
handel en nijverheid.
Vergeleken bij Hoorn valt ons het aantal armlastigen mee ,
1) Staat der kazernes in het arr. Hoorn. Sous-prefecture Hoorn.
MEDEMBLIK IN 1813. 259
behoorde daar een derde harer inwoners tot de behoeftigen, hier
was het slechts een vijfde : inderdaad ongeveer 400 armen op
2000 inwoners was voor dien tijd nog zoo'n ongunstige ver-
houding niet.
Toch moet de zorg voor armen en weezen zwaar hebben ge-
drukt op het bestuur der stad, anders zou de maire niet zooveel
bezwaar hebben gemaakt om twee verlaten kinderen in het arm-
huis te doen opnemen. In een brief van den Gen April, schreef
hij aan den onder-prefect: �Ik heb bij mij gehad Arien Schouten,
vergezeld van nog een burger en inwoner dezer stad, zijnde
een van zijne famille, dewelke mij hebben medegedeeld, dat zij
zig bij U hadden vervoegd, en UEd.Gestr. te kennen gegeven
hadden, dat hun zwager Cornelis Hoek zonder in de dringende
behoefte zijner 2 kinderen te voorzien de stad hadden verlaten
en zijne twee hulpelooze kinderen ten prooij van armoede en
gebrek had agter gelaten, dat zij gaarne wenschten dat voorn.
kinderen, dewelke zij niet in staat waren ten koste van hunne
eigene kinderen en huisgezin te onderhouden, in het armenhuis
alhier werden opgenomen . . . dat UEGestr. daarop aan hen zou
hebben laten zeggen, dat zij zig slechts aan mij hadden te ver-
voegen . . . ."
Dit echter maakte in 't geheel niet de rekening van den maire
en hij putte zich uit in de meest langdradige beschouwingen,
dat hij zich alleen dan verantwoordelijk kon stellen voor de
opname van deze arme verlatenen, indien hij door �schrifteb;jke
orde" van den onder-prefect daartoe genoodzaakt werd.
Het antwoord zal den breedsprakigen maire wel alleronvol-
doendst hebben toegeschenen : �je n'ai aucune reponse A faire A
votre lettre que quand it s'agit de l'admission des Enfans dans
des hospices, it faut agir d'apres les instructions que je vous ai
donnOes . . ."
Behalve wees- en armenhuizen, was er nog een zoogenaamde
spinfabriek, die werk verschafte aan 30 A 40 personen, meest
kinderen.
II.
Autoriteiten in Medemblik waren in 1813 allereerst de maire
mr. P. Pont, die den 29en Mei 1812 den heer J. S. Spanjaard
260 MEDEMBLIK IN 1813.
was opgevolgd. Hij had onder zich als adjunct-maires de heeren
L. 11. De Wolf Winterberg en J. Gardenier.
De rnunicipale raad bestond uit de volgende personen : Nico-
laas Groot, Jacob Oly, Jan Visser Jansz., Volkert Mors, Gerrit
Vlasman, Jan Bourgogne en Joan Groot 1).
Verder werd het militaire element vertegenwoordigd door den
kapitein van de 135e comp. kustkannoniers, Marius, den com-
mandant d'armes, Baubrez en den brigadier des garden cham-
petres, Hilbrand Groot.
Evenmin als de burgers en boeren van Hoorn, waren die van
Medemblik geneigd zich zonder meer te onderwerpen aan de
talrijke requisition, die in 1813 aan de orde van den dag waren.
In ons opstel van Hoorn hebben wij reeds gemeld, hoe de maires
van Grootebroek en Bovenkarspel protesteerden tegen de leve-
rantie van trein-paarden en welk een barsch antwoord zij van
hun chef ontvingen 2). De Medemblikkers verweerden zich met
lijdelijk verzet. Den 19en Januari o.a. kwam het bevel van den
onder-prefect, dat het kanton Medemblik voor ten minste zes
cavaleristen in de aanbieding begrepen was en dat deze binnen
24 uren moest plaats hebben. Edoch de zes manschappen waren
niet te vinden.
De onder-prefect werd ongeduldig en schreef, dat die ruiters
dan wel uit de conscrits konden worden genomen. Aan de lote-
lingen van de klassen 1809 en 1810 werd aangezegd, dat ze tot
den actieven dienst zouden worden opgeroepen, maar dat hun
cle vrijheid werd gelaten zich te engageeren onder de cavale-
risten welke het kanton had aangeboden . . . �als ge hen de voor- rechten welke daarin gelegen zijn, wel voordraagt . .." zei de
rechten welke daarin gelegen zijn, wel voordraagt . .." zei de
onder-prefect, zullen ze wel toebijten.
Maar daarin vergistte hij zich deerlijk , geen der conscrits
bood zich aan en den 26en Januari was men nog geen stap
verder.
Wrevelig meldde de onder-prefect, dat de maire van Monniken-
1) Volgens de presentielijst van de vergadering van 16 Augustus.
2) Zie Hoorn : p. 224.
MEDEMBLIK IN 1813. 261
dam al twee personen had, dat het in Medemblik ook best zou
gaan, als men maar wilde, dat de maire de conscrits klasse 1811
ook kon engageeren, als ze boven de 22 jaar oud waren.
Twee dagen verliepen en den 28en Januari had zich nog nie-
mand aangemeld. Nu trachtte de onder-prefect met premie-uit-
loving zijn doel te bereiken. Den maire werd aangeschreven, dat
hij een premie van fr. 100 voor iedere aanbieding kon uitloven,
mits de gemeente zelve dat geld betaalde.
Schijnbaar hielp dat middel, want den Zen Februari bood zich
iemand aan; maar in orde bleek het Loch niet te wezen, want
over dien eenling hoorde men verder niets ; wel dat er 4 Februari
nog niemand was. En in Edam, klaagde de onder-prefect, was
men reeds klaar, in Medemblik moest het nu ook in orde komen,
al zou men de cavaleristen uit den grond stampen !
Toch, in weerwil van aanschrijvingen, voorrechten en premies
kwam er niemand voor den dag, zoodat men ten slotte den
10en Februari den knoop doorhakte en eenvoudig eenige con-
scrits aanwees voor de �vrijwillige" dienstneming onder de ca-
valeristen.
Desgelijks ging het in April bij de zoogenaamde vrijwillige
dienstneming bij de reserve-compagnie.
Wat nu het aantal lotelingen aangaat, er is een opgave van
het aantal, dat bij de lichting van de klasse 1813 door den raad
van recruteering gevormd werd: nl. 21 lotelingen, en er is ook
een opgaaf van 18 September der conscrits van 1813, welke een
gedeelte uitmaakte van het opgeroepen contingent, ten getale
van 6 1).
Op de lijst van jongelieden, die in de termen konden vallen
om tot garde d'honneur te worden benoemd, werden den 18en
April geplaatst : J. Colff en D. Spanjaard.
Mr. D. Pont behoorde ook onder de maires, die zich de be-
schuldiging van den prefect De Celles, als zouden zij, bij de
mobiliseering der nationale garde, inexacte opgaven hebben ge-
daan en op hunne lijsten de namen van personen verkeerdelijk
of partijdiglijk gezet hebben, zeer aantrokken en er heftig tegen
1) Deze mededeelingen zijn mij welwillend verstrekt door Ds. F. J. De
Holl, uit zijn nasporingen in het archief van Medemblik.
262 MEDEMBLIK IN 1813.
protesteerden. �Vu, zoo schreef hij, que des le moment que je
voiais l'entention de M. le prffet, je n'ai design6 que les per-
sonnes les plus aises de ma commune . . ." In overleg met den
heer Van Brienen de Graeff was zijn contingent gesteld op
22 man, maar dat had men uitgebreid tot 23 en er op gezet
Hartog Abram De Vries, die geheel ongeschikt was, �parse
qu'il est necessaire pour l'entretien de sa famille et incapable
de se faire remplacer . ." ; verder noemde hij nog vier personen
op, die blijkbaar ook door den prefect waren aangewezen en die
in 't minst niet in staat waren te voldoen �aux obligations que
la service de la garde nationale leur imposerait . . ."
Overigens heeft de bevolking van Medemblik zich niet laten
meeslepen in de April-oproertjes, die hier en daar in Holland
hebben plaats gehad, tenminste ik heb er geen spoor van ge-
vonden. Ook de zomermaanden vloden heen, zonder dat er sets
opmerkelijks gebeurde.
En Coen November in 't land kwam, die overal onrust en
opschudding verwekte, kon de maire, in zijn dagrapport van den
lien, aan den onder-prefect schrijven : �De burgers zijn rustig,
hebben te veel met zich zelf te doen, mengen zich niet in politieke zaken. De cannoniers gardes ekes zijn opgeroepen te vertrokken
zaken. De cannoniers gardes ekes zijn opgeroepen te vertrokken
en per chip heengegaan : daarentegen zijn er gisteren en van-
daag gekomen une grande quantite de proposes de douanes, du
co-0 d'Alkmaar, Colhorn, Pile de Wieringe, Texel, qui selon
mes informations devont partir pour former une cohorte. Den
volgenden dag heette het weer : �De burgerij houdt zich rustig
en kalm . . . et pour m'en assurer d'autant plus, j'ai visit� hier
soir accompagn6 de deux Gendarmes et le brigadier des gardes
champetres tous les cabarets et maisons publique". Den 14en heeft
hij niets te melden, dan dat ook de douanen op 't bericht van
alarmeerende geruchten naar Muiden vertrokken waren, maar
den 18en maakte de maire zich ongerust over de houding van
de bemanning der oorlogsschepen : �ils se trouvent ici," schreef
hij, �une centaine de matelots dont it m'est impossible de pouvoir
r�pondre et comme ils ne se trouvent pas de militaires ou
gardes nationales armes, dont je pourrais me servir en cas que
la commune ou les marins commettraient des desordres . . ."
En het matrozenvolk, als van ouds Oranjegezind, begon reeds
MEDEMBLIK IN 1813. 263
nu en dan baldadigheden te bedrijven, 's nachts de ruiten bij
sommige ingezetenen in te gooien en men vreesde, dat het zou
deserteeren, zoodra de Oranjevlag zou worden ontplooid.
Curieus is de raad, dien de heer Mollerus aan mr. Pont gaf:
�Zo het waijen der vlag binnen uwe gemeente, schreef hij den
24en, aanleiding geeft tot desertie der matrozen, was het zeker
beter dat dezelve gestreken wier, dog dat moet geen aanleiding
geven tot oproerige bewegingen. 1k zoude daarom dezelve een
dag of twee laten waaijen, zullende het yolk denk ik daarmee wel
genoegen nemen, en alsdan des nachts laten inhalen, hetgeen ik
ook te Hoorn denkelijk zal laten doen. 1k ben blijde te vernemen,
dat alles anders bij UEd. stil en rustig is . . ."
Toch schijnt er wel eenige roering in Medemblik geweest te
zijn, die niet te stillen was voor het symbool der verlossing, de
Oranjevlag, vrij uit kon wapperen. Wij hebben toch een missive
van den procureur imperial van 19 November, waarin hij schreef :
�La clameur publique porte a ma connaissance des troubles tu-
multueux dans votre ville et on exagere sans doute les mesures
tentees envers le magasin a poudre. Je vous prie de m'en in-
former sans delai. Nous avons a, g�mir des �venemens mal-
heureux qui ont eu lieu non loin de nous et nous devons les
prevenir ou apaiser chez nous . . . . Je conte sur votre zele et
j'espere que le bon esprit parviendra constammant a maintenir
la tranquillite intkrieure et de se conduire comme les bons ha-
bitans de Hoorn . . . ."
Tot het dragen van oranje is men echter niet eerder overgegaan,
dan na verlof van den onder-prefect, die 21 November den maire
meldde : �Omdat ik gisteravond gewaar wier, dat het yolk niet
langer te bedaren was, en hetzelve tot baldadigheden zou heb-
ben overgegaan, zo men hetzelve langer belette Oranje te dragen,
zoo ben ik genoodzaakt geworden om stad, goederen en per-
sonen te bewaren, het dragen van deze kleur te permitteeren ;
zo de omstandigheden ook zo dringend zijn bij UEd. kunt
u hetzelfde doen ; anders is het veel beter zo lang mogelijk te
wachte . . ."
De proclamatie van het voorloopig bewind was te Medemblik
wel verspreid, doch officieel had de maire het stuk niet ontvangen
en hij achtte het noodig, met het oog op de missive van den
264 MEDEMBLIK IN 1813.
onder-prefect aan de maires 1), omtrent de publicatie er van het
oordeel van zijn chef in te winnen.
�De proclamatie waarvan IJEd. melding maakt, antwoordde
de heer Mollerus, was mij zeer wel bekend, toen ik UEd. mijne
missive schreef, houdende verbod om buiten wettige autorisaties
iets op UEd. gezag te laten publiceeren of affigeeren. De Heeren
door wien gezegde publicatie is geschied, staan immers als nog
niet bekend voor een wettig aangestelde regeering ; ze schijnen
hunzelve dit gezag te hebben toegematigd, er zijn vele redenen
voor om dit te gelooven ; ook blijkt dit hieruit, dat zij aan geen
wettige autoriteit, maar slechts aan particulieren deze Publicatie
hebben toegezonden, men kan derhalve niet deferere voor dat
men bewijzen heeft, dat zij wettiglijk zijn aangesteld. Zo men
buiten u weten of autorisatie affigeerd en UEd. door geweld dat
niet kunt tegengaan, zo kunt UEd. mij daarvan kennis geven,
en in zodanig geval zeggen, dat UEd. dan van den post van
maire moet afzien, dewijl UEd. dan van geen nut meer kunt
zijn . . ."
Eindelijk ontving de maire nu ook officieel de publicatie, waar-
van hij den onder-prefect bericht gaf, op welken brief hij het vol-
gend merkwaardig antwoord ontving : �Het publiceeren en affi-
geeren der Publicatie UEd. toegezonden, kan en wil ik niet be-
letten ; ik kan mij zelfs daarmee in 't geheel niet inlaten, daar zij
dadelijk aan UEd. in uwe kwaliteit is toegezonden. 1k reken ook
door dezen daad, welke zeker aan alle gemeentebesturen is ge-
schied, mijne functien geeindigd, daar men mij in mijne quali-
teit passeerd, ook zal ik weldra een Besluit nemen ten dezen
opzichte zo de commissaris niet spoedig arriveerd, welke men
zegt dat hier te Hoorn moet komen. Het is mijns bedunkens nu
het moment, dat gij u moet decideeren of UEd. de post wilt
neerleggen, dan of UEd. het nieuwe gouvernement wilt dienen,
en zo ja, moet u zeker de publicatie doers. UEd. begrijpt, dat ik
u hierin niet raden kan. Ik schrijf UEd. deze als vriend welke
ik hoop te blijven, welke staatsomwentelingen ook mogen ge-
beuren, en verzoek UEd. deze na lezing te willen verbranden . . ." 2)
1) Zie mijn opstel over Hoorn, p. 234.
2) Deze en vorige brieven zijn mij welwillend meegedeeld door Ds. De Holl
MEDEMBLIK IN 1813. 265
Aan dit verzoek heeft de heer Pont niet voldaan, wel heeft
hij zich met hart en ziel aangesloten bij het nieuwe gouverne-
ment, blijkens het eigenhandig geschreven rapport, dat hij 21
December aan den commissaris van het arr. Hoorn indiende 1).
�Ik heb de eer u het volgende mede te deelen. Reeds Woens-
dag 1 December heb ik partij kiezende van Z. D. H. met alle
stukken daartoe betrekking hebbende, met de meeste solemniteit
gepubliceerd en daarna geafficheerd. 1k had ten dien einde de
Municipale Raad bij een laten roepen, en wij hadden ons alien
kragtens de voornoemde proclamatie ontslagen verklaard van
den Eed aan den franschen keizer gedaan en ons provisioneel
in dienst van Z. H. geconstitueerd.
�Niets was natuurlijker, dan dat nu alle middelen zoo tot
defensie der stad als tot onderhoud der publieke rust door mij
werden in het werk gesteld. 1k had te dien einde een conferen-
tie met de kapitein der kustkannoniers, welke meede de partij
van Z. H. gekozen bad , en wij vonden het onderling goed om
de volgende dag twee stukken geschut op de batterij bij de
Westerpoort te plaatsen ten einde een onverhoopte aanval van
den vijand van den kant van den Helder voor te komen en
nog dien eigen avond verzocht ik twee kapiteins van de voor-
malige schutterij op het stadhuis en organiseerde met hun kom-
pagnien van gewapende burgers, waarvan een gedeelte dienzelfden
nagt de wagt betrokken en van dien tijd af, geassisteerd door
een detachement infanterie van Linie, dewelke de volgende dag
bij ons binnentrokken, nagt en dag de wagten betrekken.
�Het is mij onmogelijk UEd. te kunnen uitdrukken met welk
een zele en welwillendheid van de officieren af tot de gemeenen
toe, deze wagt door de burgerij wordt waargenomen, en hoeveel
dezelve heeft gecontribueerd ter onderhouding van rust en orde
waarop ik mij met regt mag beroemen.
�Niet alleen dat de burgers de wagten waarnemen, maar de
officieren en de onder-officieren oeffenen zich dagelijks uit eigen
beweging in den wapenhandel ten einde na de verkregen kun-
digheden ook hunne manschappen daarin to onderwijzen.
�Diezelfde goede geest van eigen verdediging heeft zich langs
1) Sous prefecture v. Hoorn. Portefeuille Decembre. Rijksarchief Haarlem
266 MEDEMBLIK IN 1813.
de geheele kust, te Twisk, Lambertschaag, Aartswoud, Winkel,
Colhorn, de Zijp tot aan het Zand toe uitgebreid ; langs de
geheele kust zijn wagten opgezet, die met malkander corres-
pondeeren, en op het eerste daartoe gegeven sein, is alles wat
zich verdedigen kan, van het Zand tot binnen Medemblik onder
de wapenen.
�voor het overige kruist er voor de haven in de Zuiderzee
onder Commando van den heer luitenant collonel Waardenburg
een gewapende flotille bestaande uit schooners, booten en gear-
meerde waterschepen ; zoodat wij ook van den zeekant voor
strooperijen van den vijand niet bedugd zijn.
�Ik heb het noodig geoordeeld UEd. van het bovenstaande,
min of meer omslagtig te moeten informeeren, en UEd. ten
slotte te verzekeren, dat indien de vijand onverhoopt op deze
stad een attaque wagen dorst, ik en de gansche burgerij met
mij ferm besloten hebben, liever ons leven te willen verliezen,
dan wederom aan een vijand over te gaan, dewelke ons zulke
treurige spooren ter herinnering aan hem, heeft agter gelaten..."
Dit plan om een cordon te leggen van Het Zand tot Medemblik,
ten einde alle mogelijke strooptochten van den vijand, die nog
steeds Den Helder bezet hield, tegen te gaan, was uitgedacht
door den kapitein Sivers, commandeerende te Medemblik, die
de verschillende maires van het kanton Medemblik had weten
te overreden daaraan mede te werken, hetgeen zij, blijkens een
missive van den maire van Lambertschaag van heeler harte
deden 1).
De beer Mollerus betuigde, in zijn missive van 12 Dec., zijn
volkomen goedkeuring met de gedane stappen, maar hij kon
geen autorisatie geven omtrent het omslaan der daardoor veroor-
zaakte kosten, voor hij wist hoeveel deze zouden bedragen en
beval de grootst mogelijke zuinigheid aan.
Ongeveer terzelfder tijd � 13 December � had ook de in
Alkmaar commandeerende generaal De Jonge aan den onder-
prefect voorgeschreven, maatregelen te nemen en te waken tegen
1) Missive der respective maires van het platte land van het kanton
1VIedernblik aan den onder-prefect, 11 December 1813. Deze missive was uit
aller naam onderteekend door J. Spaander, maire van Lambertschaag.
MEDEMBLIK IN 1813. 267
vexatien en strooperijen van den vijand, waaraan de ingezetenen
zouden kunnen bloot staan.
Hij drong aan op een opgave van vrijwilligers, liefst van hen,
die eenigszins de behandeling der wapenen kenden, om die te
plaatsen op de meest gevaarlijke posten. Op de eerste nadering
van den vijand moesten zij de klokken doen kleppen en de
maires zich begeven aan 't hoofd hunner gewapende ingezetenen
waar zij of andere naburige gemeenten bedreigd werden. Aller-
noodzakelijk achtte hij dat Andijk door eenige waakzame, gewa-
pende manschappen zou worden bewaakt.
De beer Mollerus meldde hem wat er reeds in de dorpen
rondom Medemblik gedaan werd . . .. �en dat voorts een aantal
manschappen van de schutterij dezer stad, voor zooverre men
die heeft kunnen wapenen, mede naar het Zand vertrokken zijn.
Overigens hebben nog weinige vrijwilligers zich aangemeld".
Wat Andijk betrof, het kwam hem voor, �dat die post gevoeg-
lijk zou kunnen worden bezet door de Nationale garde, die zich
op het oogenblik in Enkhuizen en Andijk bevinden en een getal
van 20 uitmaken, die thans geen dienst doen en hiertoe zoude
ik reeds de noodige orders gegeven hebben, indien die manschap-
pen van geweren waren voorzien.
�Het grootste gedeelte der Nat. Garde in mijn arrnd. is uit ge-
brek aan wapenen buiten dienst en ik heb meer dan eens van
den kapitein dier garde aanzoek gehad hem een aantal van ten
minste 60 geweren te bezorgen ten einde daarna de beste man-
schappen te wapenen en naar de gevaarlijke punters te zenden,
zijnde de Manschappen der Nat. Garde m.i. wel zoo geschikt
om gewapend te worden als andere lieden die in 't minst de
behandeling der wapenen niet kennen" . . . .
Het was of de anti-militaire geest, die de Nederlanders van
ouds kenmerkte, in deze dagen geweken was en voor een krijgs-
zuchtigen tegen den gehaten vijand had plaats gemaakt : immers
van alle kanten ontving de commissaris van het arr. Hoorn
berichten van de maires, dat in hun dorpen de ingezetenen met
geestdrift aan hun oproep gehoor gaven.
Zoo o.a. schreef de maire van Oosthuizen den 21 December ....
�De circulaires zijn aan mijn gemeentenaren meegedeeld met
dit gewenscht gevolg, dat reeds onderscheiden weldenkende In-
268 MEDEMBLIK IN 1813.
gezetenen mij de verzekering hebben gegeven om op het eerste
sein van de aannadering van den vijand op de kusten dezer
gemeente gereed te zullen zijn om door mij aangevoerd, het
indringen van den vijand met geweld te zullen helpen beletten.
Bovendien heb ik een aantal van 28 geschikte manschappen met
schietgeweer gewapend, welke zich dagelijks in den wapenhandel
oeffenen : wijders word er bij dag en nacht op de zeedijken de
wacht gehouden" ..... Was dus de geest der Westfriesche be vol-
king uitmuntend, bet gebrek aan wapenen deed zich allerwege
pijnlijk gevoelen, niet het minst in Medemblik, welks maire zich
daarover bij den commissaris van het arr. Hoorn ernstig beklaagde. Na eerst den heer Van Stralen met zijn benoeming te hebben
Na eerst den heer Van Stralen met zijn benoeming te hebben
gefeliciteerd, ging hij voort met hem te kennen te geven �dat
wij bier twee compagnien nationale burgermagt reeds zedert
eenige tijd hebben bijeengebragt, dan, vermits tot hiertoe de
wagten, meestal met geleende geweeren van de Marine zijn waar-
genomen en ik uit de publicatie van Z.K.H. gezien heb, dat de
plaatselijke burgers wagten blijven continueeren, reken ik het
hoogst noodzakelijk om zonder verwijl met derzelver onderwijs
voort te gaan" . . . . en hij verzocht daarom, dat hem dadelijk
200 geweren en patroontasschen zouden worden toegezonden, te
meer, �vermits ik bij de formeering der Nationale Garde door
uw Heer Predecesseur ben verpligt geworden alle geweren enz.,
die een getal van 440 uitmaken, aan Z.E.D. op te zenden, zon-
der dat deze gemeente daarvoor op eenigerlei wijze schadeloos
is gesteld ..... "
De beer Van Stralen kon hem echter niet helpen, aangezien
het hem evenzeer aan alle wapentuig ontbrak en hij zelfs voor
de nationale garde te Hoorn geen geweren bezat.
Gelukkig voor de Medemblikkers, deed Ver Heull uit Den
Helder geen uitvallen en kwamen er geen Fransche kapers op
de kust, zoodat zij met of zonder geweren hun wachtposten
konden blijven betrekken op de wallen en de dijken, zich ver-
heugende, dat het jaar, dat zoo dreigend begonnen, zoo gezegend
geeindigd was.
PURMEREND IN 1813. 269
PURMEREND IN 1813.
DOOR
W. P. KOPS.
I.
In tegenstelling met Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, steden
aan de zee gelegen en wier welvaart dus voor een groot deel
afhankelijk was van den meerderen of minderen bloei harer
scheepvaart en vischvangst, was en is Purmerend een land.-
stadje, liggende tusschen de beide vruchtbare polders de Beemster
en de Purmer en dus geheel aangewezen om de marktplaats te
zijn van de vee- en kaasboeren, die in de naburige dorpen hun
bedrijf uitoefenden.
En nu treft het ons, hoe, volgens het reeds aangehaalde, somber
gekleurde rapport over den toestand van koophandel, fabrieken
en landbouw in het departement Holland, juist die takken van
bedrijf, waarvan het bestaan van Purmerend e. o. of king, in die
kommervolle jaren minder te lijden hadden dan alle andere.
Wel ontbreken ook hier de klaagtonen niet, maar er waren
vele lichtpunten, waarop het rapport niet nalaat te wij zen : �Door
geheel Noord-Holland vindt men de schoone weilanden en
koeien, welke die groote quantiteit van Edamsche kaas voort-
brengen" .. en verder .. �dat de landbouw van zooveel invloed
is op het geluk der ingezetenen, bewijzen in dit land de voor-
beelden der laatste jaren. In weerwil van de critique omstandig-
heden waarin men leefde, bleef de landbouw bloeien en was
bijkans de eenige tak van welvaart welke de ingezetenen nog
ondersteunde. De prijs der boter, kaas, granen en aardappelen
bleef meestal hoog, en de prijs der landerijen is, in vergelijking
met de waarde der andere effecten, zeker niet verminderd" .. .
Zoo genoot Purmerend met zijn � 2500 inwoners een betrekke-
lijke welvaart, al deelde het ook in de algemeene malaise.
Immers ook hier hooren wij de regenten van het armenweeshuis
klagen : �dat het een compleete onmogelijkheid is om uit het
opkomende en geaccordeerde geld de in dit gesticht opgevoed
wordende (ten getale van 50) het voor hun onderhoud volstrekt
270 PURMEREND IN 1813.
benoodigde to verschaffen" 1); ook hier een wolspinnerij en
ververij, in 1799 als werkverschaffing voor de armen opgericht,
die niet kon gaande gehouden worden �vermids in de winter
slegts 50 a 60 a wolle garens en in de somer nauwlijks 4 1i per
week gesponnen wierd" ; ook hier een industrie, wier statistiek
met haar droge cijfers een zoutkeet met vier werklieden, een
azijnmakerij met drie, een steenbakkerij met vijf, een koperslagerij
met vier, een fabriek van chemische preparaten met vier, een boek-
drukkerij met twee, een hoedenmakerij met vier werklieden, een
zeepziederij, twee boekwinkels en drie zadelmakers meer zegt
omtrent het gebrek aan werk, dan een bladzijde vol rethoriek.
II.
Evenals in onze vorige opstellen, willen wij hier de namen
der autoriteiten van Purmerend geven, ofschoon ik omtrent hen
geen karakteristieke bijzonderheden heb kunnen vinden.
Maire was Jan Waardenburg, dien wij uit zijn brieven zullen
leeren kennen.
De municipaliteit bestond uit : J. M. Woltman, C. Van Ginkel,
J. Veen, F. H. Bos, P. Beets, F. Gallis, M. J. Steenberg, H.
Menger, H. Schoninga, K. Schoorl, A. Doncan, L. Lames, B.
Schellinger, W. Zuidema 2).
Verder vond ik nog gewag gemaakt van K. Visscher secre-
taris, Simon De Vries, commissaris van politie, van den ontvanger
Groot en den deurwaarder G. Lindeboom.
Rumoeriger dan in Hoorn gedroegen zich de burgers van
Purmerend in November, en zelfs in April was de prefect vol
zorg, dat daar tooneelen zouden worden afgespeeld als in Zaan-
darn. Wel bepaalden zich deze tumulten in hoofdzaak tot
woelige volksoploopen, het zingen van Oranjeliedjes en het in-
slaan van glazen bij ware of vermeende Franschgezinden, maar
de hoofd- en subalterne ambtenaren zagen deze bewegingen met
1) Missive van Februari 1813. Stads-archief Purmerend.
2) Volgens de presentielijsten van de raadszittingen van 2 Febr. en 15
Oct. 1813.
PURMEREND IN 1813. 271
onverholen angst aan en zelfs te Parijs zat men te trillen van
onrust.
De staatsraad Real had in April op telegrafische wijze bericht
ontvangen, dat in Holland de revolutie was uitgebarsten. Wij
zijn hier, schreef hij aan De Celles in de grootste ongerustheid
en verwachten van uur tot uur de details van dat oproer.
�Dans quelle ville ? a quelle occasion ? Nous ignorons meme ce
que c'est cette partie que vous comprenez sous le nom g�n�-
rique de Nord-Hollande. Est ce la pointe qui aboutit au Texel?
Est-ce la Frise occidentale ? Je brille d'impatience et je seche
d'inquietude."
De Celles haastte zich hem gerust te stellen, dat de opstand
in Zaandam was uitgebroken, dat er vrees had bestaan, dat hij
zou overslaan in de arras. van Haarlem en Hoorn, maar dat
dit voorkomen was door de wijze maatregelen der beide onder-
prefecten aldaar I).
Inderdaad had de heer Mollerus zijn best gedaan. Op alle
mogelijke wijze had hij de ingezetenen van zijn arrt. trachten
gerust te stellen omtrent de mobiliseering der nationale garde,
die de voornaamste aanleiding tot de opstootjes was.
�Reeds vroeger heb ik u te kunnen gegeven, zoo schreef hij den
maire van Purmerend, dat geene personen tot de actieve dienst der
Nationale Garde zullen worden opgeroepen, dan de zoodanigen,
welke door hun ledigheid het minste nuttig zijn voor de Maat-
schappij, of wel zoodanig bemiddeld zijn, dat zij zich gemak-
kelijk kunnen doen remplaceeren; het is geenszins het oogmerk
om den Werkman, den Landman, de Vader van een talrijk huis-
gezin voor dezen dienst op te roepen, het is alleen pro forma
dat zij op de Lijsten worden ingeschreven ; het schijnt evenwel
dat uwe onderhorigen zulks niet begrijpen, maar dat zij vermenen,
dat elk en een iegelijk, die wordt ingeschreven, tot de activiteit
zal worden opgeroepen. Verkeerd denkbeeld � men zal alleen
denigreeren die personen welke niet noodzakelijk voor hunne
huisgezinnen, noch voor de Maatschij, het best dezen dienst
kunnen presteren : dat van de 150 man, gene compagnie nit-
makende, slechts 12 tot de actieve dienst zullen worden opge-
1) Gedenkstukken VI p. 639.
272 PURMEREND IN 1813.
roepen, welke na drie maanden wederom zullen worden ver-
wisseld en tot hunne haardsteden kunnen terugkeeren. Het is
slechts een Burgerwapening, bestemd om de rust binnenslands
in de steden te bewaren. Doet dit uwe onderhorigen wel ver-
staan, en ik houde mij overtuigd, dat zij zich zullen laten in-
schrijven, en gij zult de gemoederen welke door eenige kwaad-
willigen mochten ontrust zijn, doen bedaren."
Maar de onder-prefect mocht praten als Brugman, de Hollan-
ders vertrouwden de zaak niet en toonden hun tegenzin door
openlijk of lijdelijk verzet.
De prefect was er heftig over verontwaardigd, maar ook veront-
rust, dit blijkt uit de missives, die hij zijn onder-prefecten toezond. Zoo ontving de heer Mollerus den 22en April een eigenhandig
. Zoo ontving de heer Mollerus den 22en April een eigenhandig
schrijven van den graaf met op het adres �tres presge", waarin
hij hem bezwoer op zijn hoede te zijn tegen de �insengs qui
voulaient troubler l'ordre public". Vooral maakte hij zich bezorgd
over het kruitmagazijn te Purmerend . . . �Il est des magasins
d'armes ou de poudre qui ne soient pas en surete, ecrivez en
sur le champ a l'autorit� militaire soit a Alkmaar, soit au Helder.
Concertez-vous avec les gens de bien et qu'on garantisse ces
depots, ils sont sur votre responsabilite".
Volgens dit aanschrijven deed de onder-prefect een inspectiereis
door zijn kanton, vergezeld van den procureur-imperial, te meer,
daar hij vernomen had, dat te Landsmeer eenige personen wei-
gerden zich te laten inschrijven voor de nationale garde. Na
afloop daarvan kon hij aan zijn chef melden, dat hij er in ge-
slaagd was de Landsmeerders te kalmeeren en dat hij zelf op
het raadhuis een dertigtal ingeschreven had ; en hem ten slotte
gerust stellen omtrent Hoorn, Edam, Monnickendam, Medemblik,
Purmerend en vele omliggende dorpen, �ou les habitans se sont
fait inscrire avec le meilleur volont� et ont demonstr� l'ob�is-
sance la plus parfaite aux ordres de leur Souverain".
Dienzelfden dag schreef hij, zooals de prefect hem had opge-
dragen, naar Alkmaar aan zijn collega, dat deze de militaire
autoriteiten zou opmerkzaam maken op het kruitmagazijn en
dit door soldaten te laten bewaken : �Vous savez que pres de
Purmerende it y a un magasin a poudre. Je l'ai inspect� ces
jours et j'y ai trouv� plus de 3000 K.G. de poudre. Quoique
PURMEREND IN 1813. 273
dans cette ville tout est dans la plus parfaite tranquilite, j'ai
cru cependant pour mettre ma responsabilit� a d�couvert, qu'il
serait convenable de faire surveiller le magasin par quelques
militaires, vu qu'il ne se trouve a Purmerende qu'un seal gendarme" 1).
Baarde dus in de Aprilmaand in Purmerend de berg slechts
een muffs, in November ging het er in de stad luidruchtiger toe.
Reeds den 14en kreeg de onder-prefect een politierapport onder
de oogen, dat er nachtelijk rumoer in Purmerend had plaats
gehad en dat men bij een tabaksverkooper, sieur Penhaut, de
keizerlijke adelaars had afgerukt 2); den 17en ontving hij uit-
voeriger berichten van den maire, die hem meldde : �als dat wij
uythoofde der onderschijdene uyt Amsterdam koomende per-
soonen, tijdingen wierde aangebracht, alsdat men in die stad
reeds Oranje droeg, hetwelk aanleijding heeft gegeven, dat eenige
persoonen zig mede met die kleur hebben versiert, die ganschen
avond zo genaemd vrolijk zijn geweest zonder de minste bruta-
,liteijten te doen, waarop naar dat alles zo als men vermeende
stil zoude afloopen, eenige persoonen heden nacht zig hebben
verstout om aan een aantal huysen op de imfaamdste wijze de
glaase in te slaan, en dat wel aan een getal van 17 a 20 � Ik
heb vermeend om deeze zoo strafbaare ongeregeldheden verder
tegen te gaan bij publicatie te ordonneeren als dat de Tappers
worden gelast naar negen uuren des 's avonds hunne Tapperijen
te sluyten, en geene dranke naar dien tijd te debiteere. Verder
zal ik zorgen van deeze en de volgenden nachten 20 a 30 man-
schappen de Wacht zullen betrekken, manschappen die zig zelfs
daartoe aanbieden en zig sterk maaken in staat te zijn om te
bewerken er geen verdere ongeregeldheden zullen plaats hebben.
P. S. Tot op dit moment heeft men de daaders niet kunnen
ontdekken."
De onder-prefect, ofschoon de maatregelen door den maire ge-
nomen, goedkeurende, �kon toch niet voorbij aan te merken,
dat het mij grotelijks verwondert, dat diergelijke baldadigheden
niet reeds in derzelver geboorte zijn gesmoord � even zoo min
als ik kan begrijpen hoe het in zulk een klein stadje als Pur-
1) Al deze uittreksels uit de brieven van de sous-prefecture Hoorn. April-
portefeuille.
2) Rapporten van '13 en '17 November van den garde-general Charles Henry.
Gedenkboek. II. 18
274 PURMEREND IN 1813.
merende onmogelijk zoude zijn om de eerste aanstokers te ont-
dekken. Ik zal mij niet verder over deze zaak elargeeren, maar
u alleenlijk verzoeken het daarhenen te dirigeeren, dat de goede
rust in uwe plaats worde geconserveerd en dusdoende der Bur-
geren eigendom worde beveiligd . . . ."
Maar toen hij den volgenden dag � 20 November � niets
van Purmerend's maire had vernomen, schreef hij hem om hem
te berispen, dat hij zoo nalatig was, �hoezeer ik u heb verzogt
mij dagelijks ten dien aanzien een rapport te willen meedeelen.
De gerugten die mij langs andere wegen komen, doen niet alleen
vermoeden maar het zelvs zeer waarschijnlijk zijn dat de rust
binnen uwe gemeente nog niet volkomen is hersteld" . .; daarna
wees hij hem er op, hoe zijn collega's hun ingezetenen � waar-
van sommigen zich ook wel eens vroolijk maken � weten in
toom te houden en besloot : �Ik weet niet � doch ik twijfel
ook niet Mijnheer de Maire ! of gij zult wel op dezelvde wijze
handelen en daarom zoude het mij aangenaam zijn hiervan
dagelijksch verzekerd te worden . . ."
Nauwelijks was deze brief verzonden, of de onder-prefect ontving
van den maire het antwoord, waarnaar hij zoo verlangend uitzag :
�Ingevolge UwEdG. ontvangen letteren gedateerd 18 dezer dient
alsdat het alsmeer tamelijk rustig is, dat de goede burgerij des
's avonds en 's nachts waaken en also veel contribueeren om
niet alleen de rust te herstellen, maar dezelve en de gevolgen
te handhaaven.
�De Eijgenaars der huyzen waarvan tusschen den gepasseerden
Dinsdag en Woensdagnacht op eene verregaande wijze de glaasen
zijn ingeslaagen behooren in huur of in Eijgendom aan de na-
volgende persoonen, als aan :
Abel Van der Meulen, Nicolaas Van der Meulen, de Fransche
toebaksverkooper, Willem Broothuyzen, Wilkers, Domin� Broe-
delet, F. Gallis, Kist, Jan Steenbergen, Jan Buyc, de wed. L.
Kramer, Bart Wijsbroek, pastor Bakker, Jan Koenen, Jan Vol-
vraat, Helld. Wijmans, Wessel Prins 1).
1) Vergel. hiermee het politierapport van 11-24 Novemb. opgemaakt door den brigadier P. Steeg: �op den Avond om half twaalf uur zijn 48 huyzen
den brigadier P. Steeg: �op den Avond om half twaalf uur zijn 48 huyzen de glaasen ingeslagen, waarbij de heeren Jan Brien, Abel Van der Meulen
de glaasen ingeslagen, waarbij de heeren Jan Brien, Abel Van der Meulen en Barend Middelhof deerlijk zijn gehaavend".
en Barend Middelhof deerlijk zijn gehaavend".
PURMEREND IN 1813. 275
�Verders is dienende UwelEd. te berigten, alsdat de gepleegde
baldaadigheden niet waaren te voorzien doordien de Hr. Simon
De Vries (was gezonden als commissaris van politie in die kroeg
al waar zig die persoonen bevonden, die zij Oranjelieden noemen,
en zich daar eenigen tijd heeft opgehouden) wel ontdekte zij
ijverige voorstanders voor die partij waaren, dog geene reden
meende te hebben, om dezelve in dat moment daarover te moeten
arresteeren, te meer daar zijn Ede veronderstelde daardoor Onrust
in plaats van rust te zullen bewerken.
�Kortom, mijnheer de Onder-prefect het is door die baldaadi-
gers gepleegd op een moment, ja op een moment van verrassing
toen yder weldenkende in diepe rust lag, en de nog niet te bed
zijnde burgers huyverig waren, om zig daartegen te Verzetten,
te meer alzo wij nog Wagt nog wapenen hadden om zulks met
nadruk te beletten . . ."
Maar hierbij wilde de maire het niet laten, onmiddellijk daarna
vatte hij de pen weer op, om te zeggen, �dat het gepasseerde
nagt alleszins rustig was geweest en geloov' vrij zeeker er geen
buijtenspoorigheden meer zullen plaats hebben . . . De voor-
naamste reden waarom een twintigtal zogenaamde Oranjevrien-
den zig misnoegd toonen, resulteert al veel, uyt de door mij
gedaane publicatie die zegt, alsdat alle Tapperije om negen uure
des avonds moeten sluyten en alsdan niet meerder mogen tappen.
Negen uure zijnde, doet men de ronte aan alle tappershuizen,
dringt in dezelve in, en vind al veelal voorwerpen die zig traag
toonen, dezelve te willen verlaten. Edog deeze maatregel is tot
conservatie der rust door mij genomen en zal dezelve onder
uwe approbatie blijven volvoeren, zo lang zuiks noodzakelijk zij
en ik mij in mijn post zal zien gesteld. Drank is de oorzaak
van het gebeurde tusschen Dinsdag en Woensdagnacht en voor-
zien wanneer men van den genomen maatregel afwijkt, te weten,
om hier wederom vrijelijk de gansche avond in de kroegen te
laten loopen en alsdan ook wederom onaangenaamhedens, ja
buijtenspoorighedens zullen gebeuren . . ."
Nog was de inkt ternauwernood droog, waarmee deze brief
geschreven was, of per expresse moest de maire opnieuw den
onder-prefect alarmeeren, daar de stand der zaken in Purmerend
al erger in plaats van beter werd.
276 PURMEREND IN 1813.
�Bij mijne vorige brieven heb ik UEDGestr. kennis gegeven
van de tumultueuse bewegingen welke hier door kwaadwilligen
zijn begaan en van die middelen welke door mij zijn bewerk-
stelligd, ten einde de rust en goede ordre zoo veel rnogelijk te maintineeren ; na het afzenden mijns briefs heeden morgen ont-
maintineeren ; na het afzenden mijns briefs heeden morgen ont-
yang ik het bericht, dat, heeden nacht de Poort van het Kerkhof
der Roomsch-Catholieke gemeente, nieuwlings aan de stadsschans
geetablisseerd, is omver gehaald, en dat men zich in een coin-
plot heeft vereenigd om in de aanstaande nacht andere en meer-
dere gewelddadigheden te pleegen ; ik heb daarop eenige weinigq
weldenkende burgers waarop ik meen te mogen vertrouwen,
versogt om zich met mij zodanig te wapenen, als de gelegenheid
het toelaat en voor den avond de hoofden der zamenzwering
te vatten en te arresteeren en ik hoop dat dit van eenig gevolg
zal zijn. Ondertusschen heeft de aankomst van den schuit welke
te 9 uuren heden morgen van Hoorn vertrokken is, de ver-
warring grooter gemaakt, door het bericht dat Holland over-
gegaan is onder het Bestuur des Prinsen van Oranje, dat ieder
Oranje Lind zoude dragen en aan eene algemeene vreugde deel-
nemen en dat ook dadelijk de vlaggen op de Toorens enz. zouden
zijn geplaatst. 1k behoef UEDGestr. niet te zeggen in welk eene
positie mij dit alles brengt, te meer daar reeds eergisteren dit ook te Edam heeft plaats gehad, immers aldaar de Publicatie
ook te Edam heeft plaats gehad, immers aldaar de Publicatie
van den Graaf Van Styrum in de Haagsche Courant geplaatst
is afgelezen en de vlag geheesen; 1k verzoek UEDGestr. om alle
deze redenen mij met brenger dezes stellig te willen informeeren, wat er van dat alles is, als meede hoe ik mij in deezen hebbe
wat er van dat alles is, als meede hoe ik mij in deezen hebbe
te gedraagen, en of er redenen zijn om deeze Notificatie al dan
niet te Publiceeren, gelijk meede of er te Hoorn nog een twintig of dertig stuks goede geweeren voorhanden zijn, om over te
of dertig stuks goede geweeren voorhanden zijn, om over te
disponeeren, in welk geval, ik verzoek dat mij dezelve ten spoe- digste worde toegezonden, ten einde daarmeede eenige brave
digste worde toegezonden, ten einde daarmeede eenige brave
burgers te wapenen en alzoo de order en rust, in deeze Gemeente
te herstellen, want de geheele voorhande zijnde wapenrusting
bestaat in vier oude geweeren en eenige Zabels . . . ."
Wij die dit thans lezen, kunnen een glimlach niet onder-
drukken als wij ons een deftige maire voorstellen, die vier ver- roeste geweren en eenige botte sabels gaat uitdeelen aan een
roeste geweren en eenige botte sabels gaat uitdeelen aan een
PURMEREND IN 1813. 277
zeker aantal �weldenkende burgers" om daarmee het dronken
gepeupel in toom te houden ; maar de autoriteiten van 1813
waren te plechtig om een oog te hebben voor den komischen
kant der dingen en zoo antwoordde de heer Mollerus dan ook
strak en statig : �In antwoord op uwe missive, diend dat wan-
neer de baldadigheden aan het Roomsch Catholyke kerkhof,
waarvan UEd. gewag maakt, deze nacht hebben plaats gehad,
de voorgenomen arrestatie van de belhamels zonder twijfel moet
geschieden. 1k verzoek in alien geval kennisgeving, en, nog
heden avond per expresse, wanneer de drang der zaak zulks
vorderd, ten einde ik uw onderstand kan doen verleenen, wan-
neer UEd. dezelve mogt benodigd zijn.
�Overigens zijn de geruchten wegens de proclamatie alhier ge-
daan, niet overeenkomstig de waarheid, het is slechts een mesure
der politie waarbij het dragen van Oranje lint wierd toegelaten
en niets meer, dit was benodigd tot bewaring van de rust.
�Ik verwacht nu zonder fout, dat UEd. niet zal doen vertragen
met het doen vatten van genoemde belhamels, welke na hier
moeten worden getransporteerd en zooals boven gezegd is wan-
neer UEd. hierin zwarigheden mogt ontmoeten zal ik Uw een
detachement gewapende manschap tot onderstand zenden" 1).
Volgens dit bevel werden gearresteerd J. H. Groothuijs, K.
Visscher, M. Woestma en Haver, van welke de drie eersten
schuldig bevonden werden 2).
In December hadden in geheel Noord-Holland en ook in het
arrondissement Hoorn allerlei opstootjes plaats, welke officieel
betiteld werden als �verregaande ongeregeldheden en tumultueuse
bewegingen" en van dien aard waren, dat de hooge regeering
zelve er hare bijzondere aandacht aan wijdde en strenge maat-
regelen nam om ze te onderdrukken.
De aard dezer bewegingen schetst de commissaris-generaal van
politie, Hoynck Van Papendrecht, als zijnde ontstaan uit �de
Godsdienstige denkwijze der Inwooners, hunne voorige politieke
gevoelens, welke aanleiding gaven tot twist en vervolging welke
zig zouden openbaren in grove beledigingen en in het plegen van
1) Deze geheele correspondentie in de sous-prefecture Hoorn, November
2) Politierapport van 21 November van den brigadier P. Steeg.
278 PURMEREND IN 1813.
verregaande baldadigheden" 1). Zij gaven de regeering ook een
voorwendsel om den heer Mollerus te ontslaan nit zijn betrek-
king van commissaris van het arr. Hoorn, hoezeer hij zich ook
beijverd had die ongeregeldheden te onderdrukken 2).
Wij voegen, om herhalingen te voorkomen, de verspreide be-
richten hier bij een, te meer omdat voor een deel Purmerend het
middelpunt van die troebelen was.
Reeds 11 December rapporteerde de maire van Hoogwoud aan
den commissaris van het arr. Hoorn : �De ingezetenen dezer ge-
meente steeds te onvrede zijnde, dat in deze gemeente geen
proclamatie van wegens Z. K. H. onse souverein wierd afgekon-
digt, zommige verstoute zich te zeggen, dat de Maire die wel
had, maar naliet dezelve te publicere etc. � dan ter voorkoming
van Eenige onaangenaamhede, en om die ongeruste gemoederen
tot bedaren te brengen, zo heb ik gemelde proclamatie, zo als
die in het staatkundig dagblad van de Zuiderzee geplaats is,
uitgeschreven, gepubliceerd en geafficheerd. � dit vertrouw ik,
moet zeker aan het oogmerk voldoen.
�Daar nu de Heugelijke gebeurtenis van ons Vaderland aller
harte met innige vreugde vervuld, en op des yolks begeren de
Vlag is op de Toorn gesteld en de klok door hen is geluid ge-
worden vertrouwde wij, dat het daarbij zoude gebleven zijn, �
Maar peen, alweer in Navolging van andere buitensporige Ge-
meentens 3), hebben zij (Namelijk het gemeenste zootje en Geen
Een gegoed burger) van de week wederom de klok zo hier als
te Aartswoud Nagt en dag bij tussenposen die zeer kort waren
beginnen te luiden � dit is niets , maar bij die gelegenheid
lopen zij de huizen of om Geld en drank � die dan aanlijding
geeft van vele ongeregeldheden � wil men hun zin niet toestaan,
't is Oly in 't vuur en hun bedrijf word toomeloos. En wanneer
daar niet op de Een of andere wijse in voorzien wierd is het
te vreezen, dat daardoor nog het Een of ander ongeluk uit staat
geboren te worden."
1) Missive van den heer Hoynck van Papendrecht aan de heeren commis-
sarissen-generaal van het departement der Zuiderzee, 23 December. Rijks- archief Haarlem.
archief Haarlem.
2) Zie mijn opstel over Hoorn, pag. 237, 238.
3) Hier wordt blijkbaar gedoeld op De Zijpe.
PURMEREND IN 1813. 279
De heer Mollerus begreep niet langer te moeten aarzelen, maar
in te grijpen en liet uit naam van den prins van Oranje een
proclamatie drukken en aanplakken in alle gemeenten van zijn
arrondissement 1).
De Commissaris van het arrondissement Hoorn.
Met het grootste leedwezen vernomen hebbende, dat in onder-
scheidene Dorpen van dit arr. verregaande ongeregeldheden en
grove baldadigheden plaats hebben, meest voortspruitende uit oude
partijschap, 't zij van godsdienstige, 't zij van Politieke denkwijze,
In aanmerking nemende, dat dit geheel strijdig is met den-
uitdrukkelijken wil van onzen Doorl. Souverein om alle vorige
partijschap te vergeven en te vergeten, en de grootste eensgezindheid
te observeeren, de steun van iedere burgerlijke Maatschappij en
zonder welke de edele pogingen van onzen waardigen vorst
deerlijk zouden worden teleurgesteld; �
Na hierover te zijn overeengekomen met den officier der Regt-
bank, vermaant en waarschuwt ieder en een iegelijk om zich te
onthouden van zodanige buitensporigheden; om zich rustig en stil
te gedragen, gelijk het een braaf burger en opregt Vaderlander
betaamt, alle haat en nijd wegens verschil van Kerkelijke of
Politieke denkwijze te verbannen; het hunne bij te dragen tot
bevordering der goede zaak en zich steeds te lierinneren en te
handelen volgens Hollands gulden spreuk Eendragt maakt magi,
Wordende een ieder gewaarschuwd bij dezen, dat alle verdere
ongeregeldheden ten strengste zullen worden vervolgt en bestraft
volgens de bestaande wetten, Ordonneren voorts, dat alle zaken
zullen ophouden, die eenige aanleiding zouden kunnen geven
tot verstoring der rust, of tot inwendige vijandschap, als bij zonder
het klokkengelui en Nagtelijke bijeenkomsten.
14 December 1813. E. J. R. MOLLERUS.
Het werd tijd, want er kwamen steeds meer tijdingen van
verzet en rustverstoring.
1) Deze proclamatie is gedrukt bij Jan Vermande te Hoorn. Dit stuk en de
overige missiven en brieven zijn te vinden in de sous-prefecture van Hoorn.
December-portefeuilles.
280 PURMEREND IN 1813.
De nieuwbenoemde garde-generaal P. Steeg rapporteerde, dat
op den 14en te Purmerend oproerigheden waren gepleegd en dat
's avonds een groote menigte yolks samenschoolde voor het huis
van den vice-president van den raad J. M. Woltman, in wiens
woning zich juist de commissaris van politie beyond, om hem
een pistool weder te geven, dat deze een jongen had afgenomen,
en toen hij naar huis ging had hij vele beleedigingen te ver-
duren. En den 16en was door eenige lieden des avonds tegen
den wil van den raad de klok geluid voor den godsdienst.
In den Purmer was het evenmin zuiver. Daar vonden de briga-
dier en de veldwachter C. De Jong, �een groote bende mans en
vrouwen, dewelke haar schuldig gemaakt hebben om geld of te
dwingen van de Boeren, waarvan zij er 4 hadden gearresteerd
en naar Monnikendam gebragt. Deze zijn genaamd D. Kaif,
K. Langenberg, C. Pronk en J. Hambroek".
Later werden zij naar de rechtbank van Hoorn gebracht.
Ook in Ilpendam en Purmerland ging het roerig toe. Reeds
in November had er zich daar, naast het bestaande gemeente-
bestuur, een soort van provisioneele regeering onder leiding van zekeren Pieter Boom geconstitueerd, die het den autoriteiten
zekeren Pieter Boom geconstitueerd, die het den autoriteiten
geduchtig lastig maakte en twee flesschen jenever had uitgeloofd aan hem, die de Oranjevlag op den toren zou plaatsen. Hoezeer
aan hem, die de Oranjevlag op den toren zou plaatsen. Hoezeer
ook aangemaand zich te voegen onder het wettig gezag, bleef
dit geimproviseerd bestuur zich handhaven en den omtrek
terrorise eren.
De commissaris-generaal van het departement der Zuiderzee,
Fannius Scholten, betuigde zijn instemming met de door den beer
Mollerus uitgevaardigde proclamatie, en de generaal De Jonge
schreef hem, dat hij aan den commandant van het eerste regiment
van linie � bestaande uit 41 man � den luitenant Steeling, te
Medemblik in garnizoen, bevolen had te zorgen, dat er 20 man
te zijner dispositie moesten worden gesteld.
Niets kon den commissaris van het arr. Hoorn aangenamer
zijn dan deze tijding, want hij ontving bijna dagelijks alarmee- rende berichten uit Purmerend, zoo ook weer twee van het
rende berichten uit Purmerend, zoo ook weer twee van het
stadsbestuur op den 20e11 December, waarvan de laatste een
smeekbede om onmiddellijke hulp inhield :
�Zoo op bet oogenblik worden wij geinformeerd, dat sommige
PURMEREND IN 1813. 281
in- en opgezetenen der nabuurige dorpen het voornemen hebben
om op morgen binnen deeze stad te koomen en de gevangen-
neeming en verjaaging uit de Purmer van den 15en door anders
en beter gezinden gedaan, te wreeken, en eenige dier menschen
ontmoetende dezelve te mishandelen.
�Wij bevinden ons zonder wapenen en zonder eenige middelen
om ons tegen dat geweld te verzetten en geeven U bij deze
kennis met verzoek om ons dadelijk een twintigtal gewapende
manschappen van scherp voorzien te willen toezenden of wel
morgen met de eerste schuit, ten einde door zoodanige middelen
het kwaad te kunnen keeren en de bedrijvers in hechtenis nernen".
Zonder verwijl schreef nu de heer Mollerus een missive aan den
luitenant Steeling, waarin hij hem, in naam van generaal De
Jonge, gelastte zonder eenig tijdverlies de 20 man op Hoorn te
dirigeeren, dan zou hij een schuit requireeren om hen naar
Purmerend te vervoeren.
Deze zond nu zijn onderluitenant Gerrits met 22 man naar
Purmerend, waar zij den volgenden dag, 21 December, in be-
hoorlijke orde aankwamen. Bij den brief, waarin hij dit den
commissaris van het arr. Hoorn meldde, verzocht echter de
commissaris van politie te Purmerend dringend, dat de man-
schappen nog eenige dagen aldaar mochten blijven, want de
luitenant had hem meegedeeld, dat hij volgens zijn instructie
binnen twee dagen moest vertrekken. En de staat van zaken
vorderde het aanwezig zijn van de militaire macht. Als bewijs
daarvan voegde hij bij zijn brief het proces-verbaal van den
deurwaarder Lindeboom : �Geeft de ondergeteekende te kennen
als dat hij op Heden en Maandag 20 December 1813 door den
heer Percepteur J. Groot wierd gelast Enige sommatien bij den
achterstalligen contribuable alhier in de stad rond te brengen
hetgeen ik gaarne wilde doen, maar also er Enige kwaadwillige
zijn die mijn hebben gedrijgt zoo ik weder met sommatien kwam
mij alsdan te mishandelen zooals L.L. Dinsdag daar ik door
Enige Ilpendammers wierd geattekeert alhier in de stad met
bedrijging dat als ik te Ilpendam kwam om te sommeren ik
niet Levendig van daar zoude komen, zoodat ik door burgers
alhier ben ontzet geworden, en daar was nog bij den zoon van
den secretaris Bakker en den Dienaar van Ilpendam, dog die
282 PURMEREND IN 1813.
spraken of bemoeden zig er niet meede zoodat ik beschroomt
ben zoolang Boom meester is mijn functie waar te nemen".
Den luitenant Gerrits, die zich reeds op zijn terugkeer beyond, werd daarom gelast zich zoo spoedig mogelijk weer naar Purme-
werd daarom gelast zich zoo spoedig mogelijk weer naar Purme-
rend te begeven en daar tot nader order te blijven.
Evenals te Hoorn, gingen er in de omstreken van Purmerend in
't laatst van December geruchten van een landing der Franschen
op de kust. Van uit Landsmeer schreef de maire, 30 December:
�Ik vind mijn verpligt ter uwer kennis te brengen. Gister middag ongeveer 3 ure kreeg ik berigt Egter op een losse Gezegde dat
ongeveer 3 ure kreeg ik berigt Egter op een losse Gezegde dat
er Fransche troepe aan Land gekome ware te Schardam ik
zond direct een Expresse na, de Maire van Ilpendam welke mijn
so Hij vermeende Egte berigte gaf � dat Ja Er Een getal van
500 Geland ware en reeds tot Oosthuyse ware door Gedronge.
ik Liet de klok Luyden om mijn ingesetene te versamele �
Bij den andere Gekome zijnde hield ik een klijne aanspraak. En
vroeg Hun wie Lust om mijn te volge � om Hierop aan te
marscheere � om onse natuur Genote ter hulp te snelle � Het
Gene ten gevolge Heeft Gehad � Het Gene ik tot Lof Mijner
burgerij Moet Melde � dat er Gene enkelde agterwege bleef.
Maar alle volgden, en wij marscheerde op Purmerende � alwaar
ik Egte berigten Ontvangen Hebbende van de Maire Mijn Volk
bedankte en met Hun weder afmarscheerde".
Nadat hij deze curieuse missive gelezen had, kon de nieuwe
commissaris, S. Van Stralen, aan zijn superieuren melden, dat
de orde wederom heerschte in het land van Purmerend.
Edam in 1813.
DOOR
W. J. KERNKAMP.
De algemeene toestand was te Edam in 1813 verre van roos-
kleurig. Handel en nijverheid waren sedert 1806 nog voortdurend
achteruitgegaan en leidden nog slechts een kwijnend bestaan, en
wat de scheepvaart betrof, het aantal schepen dat in vroegere
jaren de haven binnenviel en wel 600 a 700 bedroeg, was de
laatste jaren verminderd tot op de helft. Vooral de houthandel,
die hier te voren bloeide, had sedert geen Noorsch hout meer
werd ingevoerd, een geduchten knak gekregen en in de nog be-
staande fabriekjes werd het aantal werklieden steeds kleiner. Het
getal zoutziederijen bedroeg in 1811 nog vijf, maar het personeel,
dat voor 1806 nog uit 20 man bestond was sedert geslonken tot
12 man, de zeepziederij die voor 1806 werkte met vier man was
sedert gesloopt, de ververij had het aantal harer werklieden van
zes in 1806 zien dalen tot een, de leerlooierij waarin voor 1806 zes man bezig waren gaf nu nog maar werk aan vier knechts, en de
man bezig waren gaf nu nog maar werk aan vier knechts, en de
hoedenfabriek bestond nog wel, maar er werden jaarlijks niet
meer dan 30 a 40 hoeden gemaakt en dan nog van mindere
kwaliteit. Van de scheepstimmerwerven waarvan er in den bloei-
tijd der stad ongeveer 30 hadden bestaan, waren niet meer dan
twee overgebleven en het stond te vreezen dat ook zij weldra zou-
den worden gesloopt, evenals de beide touwslagerijen, die zich nog, hoewel zwak, staande hielden. Bij het bezoek dat Napoleon op
hoewel zwak, staande hielden. Bij het bezoek dat Napoleon op
zijn doortocht naar Den Helder den Men October 1811 aan
Edam had gebracht, was dan ook in eene memorie betreffende
handel en nijverheid in de gemeente, hem door den maire over-
handigd, de hooge en welwillende bescherming van Z. M. inge-
roepen voor de nog bestaande fabrieken en in het bijzonder voor
de scheepstimmerwerven en touwslagerijen, die voor werk ten
284 EDAM IN 1813.
dienste der marine werden aanbevolen. E�n woord van Z. M. zou
. voldoende zijn om deze ondernemingen te doen herleven, maar
dit woord schijnt te zijn uitgebleven, althans in het adres door
gedeputeerden der stad in December 1813 aan den Souvereinen
Vorst gericht wordt Steen en been geklaagd over de verminde-
ring en kwijning hunner voorheen bloeiende broimen van wel-
vaart : Koophandel en zeevaart.
Ook de bevolking ging gestadig achteruit. Bestond zij in 1811
nog uit 3577 zielen, in 1812 bleek dit getal gedaald tot 3432 en
in 1815 tot 3348. Het aantal bedeelden dat in 1807 353 en in
1810 485 bedroeg, zou zeker thans nog grooter geweest zijn als
er maar geld beschikbaar was geweest, maar dit ontbrak in de
verschillende kassen en ten gevolge daarvan had men dan ook
het Burgerweeshuis en het Armenweeshuis reeds moeten ver-
eenigen, en waren de uitkeeringen aan de bewoners van het
Proveniersgesticht niet onbelangrijk verminderd, terwijl men moest
besluiten een derde van het aantal provenierswoningen bij vrij-
koming te verhuren inplaats van daarin nieuwe proveniers op
te nemen, een maatregel die slechts op den duur kon helpers en
pas voor enkele jaren geheel is opgeheven.
Met de stedelijke financier" was bet al even treurig gesteld.
De geheele schuld der gemeente bedroeg volgens opgaaf van
den maire 14 April 1813 frs. 254.257.50 waarvan
Frs. 28.297.50 a 1'/2 0/.
� � 5.040.� a 2 �/
� 209.160.� a 3 �I
,, 7.350.� a 31/2 0/0
,, 4.410.� a 6 0/
en nu werd wel slechts 1/3 van de rente betaald, maar dit be-
droeg Loch altijd nog eene belangrijke som voor eene gemeente
met eene berooide schatkist, zoo berooid dat eerst in Augustus
1811 het restant der verponding over 1805 ten bedrage van 900
gulden kon worden aangezuiverd.
De rekening over 1812 door den municipalen raad den 13en
September 1813 vastgesteld, leverde een tekort op van frs. 7882.82
waaronder was begrepen eene som van frs. 2472.29 uitgegeven
bij gelegenheid van het bezoek des Keizers, dat in het geheel
eene uitgaaf van frs. 4949.70 had gevorderd, en het was vooral
EDAM IN 1813. 285
de opbrengst van het plaatselijk octrooi, die zooveel minder was
geweest dan men had verwacht en tot dit nadeelig slot had
geleid. Geraamd op frs. 51.101.� was er toch niet meer dan
frs. 28.276.04 van het octrooi terecht gekomen. In het geheel
hadden de ontvangsten frs. 46.317.89 bedragen en de uitgaven
frs. 54.200.71, terwijl de laatste waren begroot op frs. 66.519.46. Ofschoon op bevel van den prefect alles wat eenig uitstel kon
Ofschoon op bevel van den prefect alles wat eenig uitstel kon
lijden moest wachten en niet dan de allernoodigste uitgaven
mochten worden gedaan, waarmede bij het opmaken der be-
grooting natuurlijk rekening was gehouden, had men dus toch
nog frs. 12.318.75 minder uitgegeven dan geraamd en het was
voornamelijk het onderhoud van gebouwen, bruggen, wegen en
vaarten waaraan minder was besteed dan daarvoor was uitge-
trokken. De toestand dier werken liet dientengevolge dan ook
al meer te wenschen over en dit ging zoo ver, dat de maire in
Augustus 1813 zich zelfs genoodzaakt zag de brug over de
Nieuwehaven tegenover de Oosterbaanstraat opgehaald te laten
vastleggen, wijl de passage daarover te gevaarlijk werd geacht,
in de hoop dat spoedig tot reparatie daarvan zou kunnen worden
overgegaan. Er was evenwel geen geld voor dergelijke karrewei
beschikbaar en dus werd besloten de brug maar of te breken en
te vervangen door een pontje, dat ieder die er gebruik van
wilde maken zelf moest overtrekken. Gelukkig waren tenminste
de drie bruggen waarover de Keizer bij zijn doortocht naar Hoorn
was gepasseerd voor die gelegenheid goed onderhanden genomen
en waren Coen tevens een paar boenwallen aan de Voorhaven,
die gevaar voor instorting opleverden, gedempt.
Hoe ook, er moesten meer middelen in de stadskas vloeien,
maar het was eene moeielijke opgaaf nieuwe bronnen te vinden,
die niet gemakkelijk door de bevolking konden worden verstopt.
De rondgaande controleur der vereenigde rechten in het arron-
dissement Alkmaar Lambert wist er echter toch nog wat op te
vinden. Het was op zijn advies, dat de municipale raad den
26en Juli 1813 besloot de regeering voor te stellen het stedelijk
octrooi te wijzigen. Vervallen zou het recht op visch dat toch
maar weinig opbracht en te veel waakzaamheid der beambten
vorderde, maar daarentegen zou worden ingevoerd een recht op
melkkalveren, hoof, alle soorten van veevoeder, stroo, haver,
286 EDAM IN 1813.
paardeboonen, zeep, slaolie, brandolie en kaarsen. Natuurlijk was
het vooral het hooi waarop de hoop was gevestigd. De belasting
daarop werd voorgesteld frs. 3.� per 1000 K.G. te zullen be-
dragen en men berekende daa,rvan frs. 10.937.50 te zullen ont-
vangen. De wijze van invordering dezer belasting scheen niet
zoo eenvoudig, maar de controleur wist ook daarvoor raad. Elke
Boer had slechts op te geven hoeveel beesten van elk soort hij
bezat en de hoeveelheid hooi waarvoor hij moest betalen werd
dan berekend voor
1 paard op 3000 K.G.
1 koe2350 1) ,1
1 vaars of pink ,1 1350 ,,
1 kalf � 670 ),
1 hokschaap � 170 �
Voor bet einde van Januari zou het verschuldigde bedrag
moeten zijn voldaan. Op deze wijze werd de hooibouw niet be-
lemmerd, de invordering der belasting gemakkelijk gemaakt en het
hooi, dat buiten de gemeente werd verkocht, vrij gelaten. Het was
dus eigenlijk eene veebelasting, maar deze bestond reeds als
rijksbelasting, vastgesteld bij de Hollandsche wetten van 26 Dec.
1799, 30 Mei 1806 en 12 April 1809 en in 1812 zoomede voor
1813 door den prefect gehandhaafd. Verschuldigd was
voor ieder hoornbeest boven de 2 jaren 21 cent
II ,) paard 7) J, 3 y, 21 ,,
), /7 schaap 3 ,,
,/ 7, hoornbeest beneden 2 37 10'/2
), ,, paard ,, ,/ 3 II 10'!2 ,,
Gelukkig voor de boeren waren de Franschen uit het land voor
tot uitvoering van het plan des heeren Lambert was overgegaai.
Niettegenstaande den bedroevenden staat der geldmiddelen
gevoelde de maire zich verplicht een programme voor de luister-
rijke viering van het naamfeest des Keizers op 15 Aug. 1813
aan de regeering ter goedkeuring op te zenden, waarvan de
kosten door hem werden geschat op niet minder dan frs. 1155.�.
De prefect was echter zoo verstandig dit bedrag terug te brengen
op frs. 150.� waarvoor een nieuw plan van feestviering werd
ingezonden, dat zijne goedkeuring wegdroeg. �De heugelijke dag,
zoo dierbaar voor ieder Franschman", werd dientengevolge met
EDAM IN 1813. 287
minder pracht maar toch in gepaste vroolijkheid gevierd, zooals
uit het hier volgend verslag van den maire aan den onder-prefect
E. J. R. Mollerus te Hoorn kan blijken.
�De dag van den 15en dezer is alhier met alle plechtigheid ge-
vierd geworden. Reeds des morgens ten 7 wren wapperden de
vlaggen van alle torens, stads- en particuliere gebouwen en schepen.
Het bespelen der klokken kondigde het feest van dien dag aan.
Ten 9 wren werden in alle kerken plechtige dankzeggingen en ge-
beden ten Hemel opgezonden om het behoud en de verlenging
van het dierbaar leven van onzen Doorluchtigen Souverein. De
publieke autoriteiten waren daarbij tegenwoordig. Des middags
ten half zes wren heeft eene publieke verinakelijkheid, uitgevoerd
door 16 jonge maagden, voor het huis der gemeente plaats gehad,
en is aan eene welke den prijs behaald had, met alle plechtigheid
een paar gouden oorringen uitgedeeld. Bijkans alle inwoners
dezer stad waren daarbij tegenwoordig en de vreugde en ver-
genoeging was op ieders aangezicht te lezen. Eene algemeene
illuminatie van alle de stads- en particuliere gebouwen had des
avonds plaats, waarin ieder zijn behoorlijke plicht heeft betracht.
De opperofficieren der douanes, de adjoint-maire en verdere
heeren des avonds genoodigd op het zomerverblijf van mij het-
welk te dien einde verlicht was, hebben het feest van dien dag
mister bijgezet, en verscheidene toosten te dier gelegenheid zijn
ingesteld geworden. Alles is in de beste orde afgeloopen en de
rust is niet in het minste gestoord geworden."
In aanmerking genomen het groote bezwaar dat er voor
velen was gelegen in het niet of niet genoegzaam verstaan der
Fransche taal, en de zeer afhankelijke positie waarin men
stond tegenover de ambtenaren van den onderdrukker, ligt het
voor de hand dat de lust om lid en nog veel minder om hoofd
van een gemeentebestuur te zijn, dat voortdurend met tekorten
had te kampen, heelemaal niet groot was.
Van de vier burgemeesters, die bij de inlijving in functie
waren, was rnr. Thade De Vries 1) den 4en Januari 1811 benoemd
1) Mr. ' Thade De Vries, geb. te Enkhuizen '14 Juni 1768, oven. te Edam
3 Sept. 1820. 2 April-4 Juli '1795 lid der municipaliteit. 1 Juli 1795-23
Jan. '1797 lid van het comite van justitie. Burgemeester in 1803-1804-4805
�1807-1808-4809 en '1810.
288 EDAM IN 1813.
tot vrederechter en hadden mr. Abraham Boot 1), dr. Fredrik
Lodewijk Arentz 2) en Jacob Thymon Lakeman 3) zich alle moeite
gegeven om van het maireschap vrij te blijven. Mr. Boot, die
notaris was, beriep zich daartoe op zijne ambtsbezigheden even-
als dr. Arentz die geneesheer was, terwiji de heer Lakeman,
houtkooper van beroep, zijne gebrekkige kennis van het Fransch
aanvoerde als onoverkomenlijk bezwaar om den post van maire
naar behooren waar te nemen. Mr. Boot en dr. Arentz hadden
eenig succes op hun pogen, zij Loch werden met ingang van
1 Augustus 1811 benoemd tot adjunct-maire, maar de heer
Lakeman moest het loodje leggen en werd vereerd met de benoe-
ming tot maire. Er was niets meer aan te veranderen en zoo deed
de eerste maire van Edam, die tevens de laatste zou zijn, nood-
gedwongen den len Augustus 1811 den eed van trouw aan den
Keizer en van gehoorzaamheid aan de constitutie, maar voegde
daar uitdrukkelijk aan toe de benoeming slechts provisioneel te
aanvaarden. Op eene aanschrijving van den onder-prefekt van
14 Augustus 1811 houdende uitnoodiging voor den maire en
zijne adjuncten om zich ambtscostumes aan te schaffen, ant-
woordde de heer Lakeman dan ook deze invitatie dadelijk aan
zijn beide adjuncten te hebben overgebracht, maar voor zich
zelven te verzoeken van die aanKhaffing verschoond te mogen
blijven omdat hij zijn ambt alleen was waarnemende tot zoo
lang een ander in zijne plaats zou zijn benoemd. Er werd echter
voorloopig aan geenen opvolger gedacht en een ambtscostuum
heeft de heer Lakeman moeten koopen, immers hij zag zich ver-
plicht den Keizer bij diens bezoek aan de stad te verwelkomen
en Z.M. de sleutels der stad aan te bieden, bij welke gelegenheid
hem vergund werd het volgende speechje te houden, dat moei-
1) Mr. Abraham Boot geb. te Edam 25 Maart 1778 en alhier overleden
26 Oct. 1830. Burgemeester in '1809 en 1810.
2) Dr. Fredrik Lodewijk Arentz geb. te Venlo in 1764, promoveerde te
Duisburg in 1788 tot med. doctor en overleed te Edam 9 Nov. 1827. 2 April
1795 lid van het comae van justitie, maar 30 Juni d. a. v. afgezet. Bur-
gemeester in 1804-1806----4809 en 1810.
3) Jacob Thymon Lakeman geb. te Edam 6 Juni 1763 en alhier overleden
29 Feb. 1832. Voor de eerste maal schepen in 1784. 2 April 4795 lid der
municipaliteit, maar 30 Juni d. a. v. afgezet. Burgemeester in 1805-1806-
1809 en 1810.
EDAM IN 1813. 289
lijk korter kon maar zeker om 's mans geringe kennis van het
Fransch door den prefect was goedgekeurd.
�Sire!
Heureux du bonheur de se voir honorer de la presence de leur
Auguste Souverain, le Maire de la ville d' Edam accompagne de ses
adjoints et du conseil Municipal p�n�tres de leurs devoirs, s'empres- sent de venir rendre leur premier hommage a Votre Majeste en lui
sent de venir rendre leur premier hommage a Votre Majeste en lui
offrant les clefs de la ville avec le plus respectueux devouement."
De maire hield echter vol met pogingen aan te wenden om
zijn ontslag te verkrijgen, en eindelijk wendde hij een motief aan
dat door velen met succes werd gebruikt nl. den slechten staat
zijner gezondheid. Na ruim een jaar zijn ambt te hebben vervuld,
kreeg de maire den Ten Augustus 1812 wel niet zijn ontslag,
maar werd hem toch vergund zijne werkzaainheden provisioneel
aan zijn adjunct dr. Arentz op te dragen. Het ging echter
niet gemakkelijk een opvolger te vinden en het was niet voor
den 29en December, dat tot maire werd benoemd het lid van den
gemeenteraad P. Pont Wz., die als geen beroep uitoefenende, ge-
rekend kon worden in elk geval den tijd te hebben om het ambt,
dat inderdaad geene sinecure was, naar behooren waar te nemen.
De heer Pont was echter allerminst met de vereerende benoeming
ingenomen, begon met voorloopig te weigeren zich te laten be-
eedigen, opperde een berg bezwaren, probeerde vooral ook het
slechte gezondheidsmotief maar had met dit alles weinig succes,
tot hij zich beroep op eene omstandigheid, die hem naar hij
schreef, vroeger niet in de gedachten was gekomen, hoezeer dezelve
voor hem allerbelangrijkst was, nl. zijne benoeming tot plaatsver-
vangend vrederechter. Ofschoon de onder-prefect verklaarde
gaarne te zullen vernemen bij welke wet de onvereenigbaarheid
van beide ambten was vastgesteld, schijnt de heer Pont het toch
bij het rechte einde te hebben gehad, in elk geval werd hij voort-
aan met rust gelaten en is dr. Arentz waarnemend maire gebleven.
De gemeenteraad, die ook eerst nadat een zevental benoemden
voor de onderscheiding hadden bedankt, voltallig was geraakt, be-
stond in 1813 als bij zijne optreding uit de heeren : Th. Telting, P. Pont Wz., P. Van Megchelen, S. Brouwer, A. N. Van San en Teengs,
Pont Wz., P. Van Megchelen, S. Brouwer, A. N. Van San en Teengs,
F. H. Versteegh, K. Kerk, A. Commelter, A. Conijn, R. Van
Gedenkboek. II. 19
290 EDAM IN 1813.
der Voort, L. H. Rijnders, H. C. Forsman en D. Van der Velde.
Van al deze heeren was een drietal door den verrader Gervais
Van de Graaff, griffier van den maire te Monnickendam, aan
den directeur-generaal der politie te Amsterdam gesignaleerd als te behooren tot de mauvais sujets, nl. :
te behooren tot de mauvais sujets, nl. :
Jacob (Thymon) Lakeman � Maire et negociant des bois char-
pentier � ii est connue comme un tres fort Angloman
et ennemi des francais � ii a tach� par tons les efforts
possibles d'�tre excuse de cette charge � mais envain.
Cependant tout le monde s'�tonne sur . la conversation
intime de Mr. le commissaire de police van Rooij avec lui.
Abraham Boot � Adjoint maire. Notaire imperial et capitaine
de la garde national � il est bien connu pour un An-
gloman, mais aussi d'un bon caractere.
Arent van Sanen (Teengs) � Angloman,
terwiejl een ander drietal hunner door denzelfden spion was opge- geven als rechtschapen lieden en vrienden der Franschen t. w. :
geven als rechtschapen lieden en vrienden der Franschen t. w. :
T. de Vries � Juge de Paix, homme de capacites.
Albert Commelter � Marchand.
Anthony Conijn.
Behalve de genoemden waren nog de volgende Edammers
door Van de Graaff opgegeven als verdachte lieden :
Pieter Kerk � ci-devant s�cretaire et Notaire Imperial�tres fort
Angloman et un mauvais suj et � emiemi des Francais
et de tons leurs amis � il m�rite la surveillance de Police.
Jan Kerk � Huissier du lame sentiment.
Jacob Boot � Negociant � fort Angloman mais d'un bon caractere.
D. Boot � ci-devant skretaire-un tres fort Angloman.
Harmen Wynoogst � Huissier � fort Angloman et persecuteur
des amis de France.
Jacob Teengs � Negociant � fort Angloman.
Jan Teengs � Angloman.
En als vrienden der Franschen :
C. van der Ven � Ministre reforme.
Le Pastor Catholique Romaine.
Jan Doede � Marchand.
Jan Schouten.
Gerrit Visser.
EDAM IN 1813. 291
De gevolgen van den zoo deerlijk mislukten tocht naar Rus-
land lieten zich weldra ook hier door nog grooteren druk ge-
voelen, zonder dat van eenig verzet blijkt.
voor de nieuw te vormen ruiterij werden door bet kanton
Edam zoogenaamd vrijwillig drie manschappen met hunne paarden
aangeboden, die den 23e11 Februari 1813 door den prefect te
Amsterdam werden gelnspecteerd en goedgekeurd en vervolgens
naar Hoorn werden opgezonden.
De kosten bedroegen f 1284.3.6 en moesten worden betaald
door Edam voor 3/5 f 770.3.6, door Oosthuizen (Oosthuizen, Ho-
brede en Etersheim) voor 2/3 in 2/5 f 342.13.� en door Middelie (Middelie, Warder en Kwadijk) voor 113 in 2/5 f 171.7.�. Boven-
(Middelie, Warder en Kwadijk) voor 113 in 2/5 f 171.7.�. Boven- dien was eene som van frs. 951.� door de gemeente Edam
dien was eene som van frs. 951.� door de gemeente Edam
z.g.n. aangeboden voor uitrusting der mannen en van hunne
paarden, welk bedrag door 43 ingezetenen moest worden opge-
bracht volgens een daarvan door den prefect vastgesteld kohier.
Om vrijwillig onder de cavalerie dienst te namen had zich
niemand aangemeld.
Ingevolge het keizerlijk decreet van 5 April 1813 waarbij het
korps gardes d'honneur was georganiseerd, werd den Nen April
d.a.v. door den maire eene lijst ingezonden houdende de namen
van die jongelieden welke hier in aanmerking kwamen om bij
dat korps te worden ingelijfd. Het waren er slechts twee, nl.
Nicolaas Brantjes, geboren en wonende in de Beemster, grond-
eigenaar en neef van een der 500 hoogst belasten in het depar-
tement en Francois, Xavier Eck, geboren te Nancy, ontvanger
der registratie en douanerechten. De eerste werd goedgekeurd
en vertrok als garde d'honneur te paard, 26 Juni 1813 naar Metz, de ander werd afgekeurd wegens zwakte van gezicht. De beer
de ander werd afgekeurd wegens zwakte van gezicht. De beer
Brantjes wiens moeder ook in de Beemster woonde, is waar-
schijnlijk vandaar naar zijne bestemming vertrokken.
Den 24en April was de inschrijving voor de eerste sectie der
nationals garde gesloten en alien, die daarvoor in de termen
vielen waren op de lijst gebracht, terwiji niemand eenig onge-
noegen had betoond.
In het begin van Mei moesten de geweren die men nog bezat,
naar Hoorn worden opgezonden. Het waren 140 stuks, terwijl de
maire daarbij mededeelde, dat nog 53 onder de gewapende bur-
292 EDAM IN 1813.
germacht berustten. Onmiddellijk volgde een besluit waarbij de
oude nationale garde werd ontbonden, en te gelijker tijd het
bevel ook de 53 geweren op te .zenden, waaraan werd voldaan.
Van daadwerkelijk verzet tegen den overheerscher zoolang deze
overal de macht in handen had, is hier in het geheel geene sprake geweest. Er heerschte een geest van berusting in bet onvermijde-
geweest. Er heerschte een geest van berusting in bet onvermijde-
lijke en afwachting van wat komen zou, die ook bewaard bleef
toen er geruchten van opstand tegen den overweldiger van elders
kwamen, en eerst week toen te Amsterdam het yolk in beweging
was gekomen en te 's-Gravenhage het vreemde juk was afgeschud en
de Oranjevaan geplant. Maar ook toen ging alles bier vreedzaam in zijn werk, waartoe de houding der Fransche ambtenaren, voor zoover
zijn werk, waartoe de houding der Fransche ambtenaren, voor zoover die nog op hun post waren gebleven, zeker veel heeft bijgedragen.
die nog op hun post waren gebleven, zeker veel heeft bijgedragen.
Een enkele maal, het was in Augustus 1813, weigerde een
ingezetene, Hendrik Beerepoot, den hem door den maire opge-
legden omslag te betalen in de kosten van twee artilleriepaarden, die het kanton Edam aan Den Helder had moeten leveren, maar
die het kanton Edam aan Den Helder had moeten leveren, maar
inkwartiering van twee gendarmen gedurende een paar uren
was voldoende om 's mans lust tot verzet te breken. Een andere
onwillige mevr. de wed. Jacob Teengs liet het zelfs zoo ver
niet komen, maar betaalde op het laatste oogenblik het van
haar gevorderde bedrag, ofschoon het gelijk aan hare zijde was.
Volgens het tableau van omslag van het contingent der klasse
van conscriptie van 1813 voor het arrondissement Hoorn, moest
het kanton Edam 10 man leveren en was dit kanton het eenige
in dit arrondissement waarin niemand der lotelingen vrijwillig
had dienst genomen. De loting had den 30en Aug. in de Groote
kerk plaats en ongeregeldheden vielen ook daarbij niet voor.
Intusschen naderde thans het tijdstip, waarop aan de vreemde
overheersching een einde zou komen en Nederland zijne plaats
onder de staten weer zou innemen, met rassche schreden.
Den 13en November kwamen er geruchten binnen de stad,
die het den maire noodzakelijk deden schijnen zijne dienaars te
doen surveilleeren, om te ontdekken of deze ook op de gemoederen
van nadeeligen invloed waren, en dan daartegen maatregelen te
kunnen nemen. Zulks was echter in het geheel niet het geval
en de rust werd zelfs in het minst niet gestoord.
Den volgenden dag 14 Nov. verzond de onder-luitenant der
EDAM IN 1813. 293
douanen P. Roche zijn huisraad en inboedel naar Amsterdam
en ging zelf den 15en mede daarheen, echter naar hij den maire
mededeelde, met het voornemen persoonlijk terug te keeren.
Ook verkochten andere douanebeambten hunne goederen aan
particulieren. In de stad bleef het overigens volkomen rustig.
15 Nov. ontvingen dezelfde ambtenaren order om te vertrekken.
Tot laat in den nacht waren zij bezig hunne goederen te gelde
te maken, terwijl zij in den ochtend van den 16en de stad ver-
lieten. Werwaarts hunne bestemming was wisten zij niet te zeg-
gen, maar zij meenden naar Amsterdam. In den avond van den
15en en gedurende den nacht zag men een verschrikkelijken
brand, welke naar den volgenden morgen door een veldwachter,
die naar Monnickendam was geweest, aan den maire werd be-
richt, te Amsterdam had gewoed. Het yolk was daar in beweging
gekomen, de douanehuisjes, kazernen en de linie op het IJ waren
in brand gestoken en de vlaggen woeien van de torens. Hier
bleef alles rustig.
Den 16en 's avonds tegen 8 uur arriveerden een dertigtal douanen met hunne vrouwen en kinderen, behoorende tot het detache-
met hunne vrouwen en kinderen, behoorende tot het detache-
ment van Medemblik, welke den vorigen dag van daar waren
vertrokken om zich naar Amsterdam te begeven. Aan het Schouw
(tusschen Broek en Buiksloot) gekomen, hadden zij zich niet
verder durven wagen en kwamen nu hier terug. De maire be-
zorgde bun een tweetal visschersschuiten waarop zij zich den
lien inscheepten naar Muiden. Uit Amsterdam ontving men dien
dag nader bericht dat daar tot plundering was overgegaan, maar
de oude regeering het roer in handen had genomen en deze de
orde weder hersteld had. Ook nu bleef alles hier rustig en vielen niet de minste ongeregeldheden voor. Desniettemin haalden de
niet de minste ongeregeldheden voor. Desniettemin haalden de
tabaksverkoopers, de ontvanger der registratierechten en de beide notarissen uit voorzorg hunne borden met het keizerlijke wapen
notarissen uit voorzorg hunne borden met het keizerlijke wapen
Loch maar binnen. Latere tijding uit Amsterdam meldde, dat
de rust voor het grootste gedeelte hersteld was en het bestuur
van die stad door de schutterij aan eenige notabelen in handen
was gegeven.
Een en ander maar vooral de gebeurtenissen te Amsterdam
hadden de hoop op spoedige verlossing uit de macht des dwinge-
lands niet gering verlevendigd, en Coen nu bericht werd ont-
294 EDAM IN 1813.
vangen van de omwenteling die in den Haag had plaats ge-
grepen, werd door het gemeentebestuur besloten dat voorbeeld
onverwijld te volgen. .
Donderdag 18 November was hier de groote dag.
Volgens eene aanteekening van den volgenden dag in een der
stadsregisters werd toen �met veel plechtigheid afgekondigd ten
�overstaan van den heer Fredrik Lodewijk Arentz 't geene in de
�Haagsche courant van den 1) dezer uit naam van Zijne Hoog-
�heijd den Heer Prince van Oranje door den Graaf van Limburg
�Stirum, Gouverneur van Holland is bekend gemaakt. Een ontel-
�bare meenigte Burgers en anderen waren bij een � aandoening
�en vreugde was op ieders gelaat te lezen en een herhaald
�gejuig van Oranje Boven deed de lugt weergalmen. De gewone
�driekleurige vlaggen zijn op de Torens en publieke gebouwen
�geplaatst � den dag en nagt zijn met een gepaste vrolijkheid
�gevierd en alles is zonder de minste stoornis der rust afgelopen�.
De maire, de adjunct-maire en de gemeenteraad traden thans op
als provisioneel bestuur der stad, terwijl de correspondentie met den
onder-prefect werd gestaakt en eerst den 26en November hervat.
De ontvanger der douanerechten vertoefde na 17 Nov. nog
eenige dagen in de stad, echter zonder zijne functie uit te oefenen,
waarop den 25en d. a. v. door den maire als zoodanig werd aan-
gesteld de heer P. Muller en als assistent de heer C. Kerk,
vroeger kommies bij de convooien en licenten.
De ontvanger der registratierechten en domeinen F. X. Eck
deed ongeveer te gelijker tijd afstand van zijn post en stelde
alle documenten, papieren, zegels en registers in handen van
den "mire en den vrederechter. In zijne plaats werd onmiddellijk
benoemd de heer P. Munnich, surnumerair wonende te Broek
in Waterland, en van deze aanstelling aanstonds kennis gegeven
aan de maires en notarissen onder dit bureau ressorteerende.
De heer Montclair, ontvanger van het stedelijk octrooi, ver-
klaarde naar zijn land te willen terugkeeren, en droeg in den
nacht van den 24en Nov. zijn kantoor en kas over aan den maire
en den vrederechter, evenwel onder afhouding van een bedrag
van frs. 258.38 voor de 10 pct. voor de pain de soupe, welke
1) Niet ingevuld.
EDAM IN 1813. 295
hij verklaarde aan zijnen superieur te zullen verantwoorden. In
zijne plaats stelde de maire den heer Medenbach aan.
Van de twee kommiezen belast met het doen der peilingen
bij de drankverkoopers, verliet een, een Franschman, zijn post,
die dadelijk werd bezet door twee burgers, Cornelis de Smeth en
Willem Roots. Deze ambtenaren kregen echter last de peilingen
voortaan op eene meer dragelijke wijze te doen, wat ten gevolge
had dat 's lands inkomsten op dit middel minder opbrachten.
Nog werd door den maire weder als vroeger een tweede
stadsbode aangesteld.
De onder-prefect die den 23en Nov. den maires had kennis
gegeven, dat hij nog aan het hoofd van het arrondissement was
en zulks zou blijven tot hij dienaangaande orders van zijne
superieuren zou hebben ontvangen, werd van alle hierboven
vermelde verrichtingen door den maire op de hoogte gesteld
bij schrijven van 26 Nov., en antwoordde omgaand, dat hem het
medegedeelde van zeer veel belang scheen te zijn, vooral omdat
iets dergelijks voor zoover hem bewust tot op dat oogenblik nog
in geen stad of dorp van zijn arrondissement had plaats gehad.
Daarom zou het hem zeer aangenaam zijn, over deze aangelegen-
heid met den maire te confereeren, weshalve hij dezen verzocht,
indien de rust in de stad zulks eenigszins gedoogde, voor enkele oogenblikken naar Hoorn te komen.
oogenblikken naar Hoorn te komen.
De maire, vergezeld van zijn secretaris D. Pos, had zich den
27en Nov. echter reeds vervoegd bij de commissie van het
Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden, welke zitting
hield in den Doelen op de Garnalenmarkt te Amsterdam, en
deze had de genomen maatregelen niet alleen goedgekeurd, maar
den heer Arentz verzocht daarmede voor te gaan.
Hoeveel vrijer men zich thans gevoelde, blijkt wel uit het
antwoord dat de maire aan den onder-prefect zond, waarin hij
onder mededeeling van zijn bezoek aan de commissie schreef,
dat zijne ambtsverrichtingen hem niet veroorloofden zich uit de
stad te begeven, ofschoon alles bij voortduring in de beste rust en orde was, naar hij den heer Mollerus tegelijkertijd berichtte.
en orde was, naar hij den heer Mollerus tegelijkertijd berichtte. Zoo hadden dan op 26 Nov. alle Fransche ambtenaren de stad
Zoo hadden dan op 26 Nov. alle Fransche ambtenaren de stad
verlaten, op een drietal douanes na, die onder bewaking werden
gesteld en den 15en Jan. 1814 door een detachement van het
296 EDAM IN 1813.
gewapende burgerkorps, ingevolge aanschrijving van den corn-
missaris-generaal van politie der Vereenigde Nederlanden aan
den gouverneur van Amsterdam, generaal Kraijenhoff, overgele-
verd, op wiens last zij aldaar gevangen werden gezet.
Dienzelfden 26en Nov. werd de proclamatie van het Algemeen
Bestuur op plechtige wijze afgekondigd.
Reeds den 22en had de maire zich gewend tot den president
van het provisioneel bestuur van Amsterdam, den heer J. C.
Van der Hoop, met een schrijven waarin hij zeide vernomen te
hebben, dat de geweren, sabels en patroontasschen, toebehoorende
aan de stad en de burgerij, die hij in Mei naar Hoorn had
moeten opzenden, naar Amsterdam waren overgebracht en daar
nog aanwezig waren, waarom hij verzocht daaromtrent te worden
ingelicht en hem, indien eenigszins mogelijk, een aantal geweren,
patroontasschen en sabels te willen afstaan, ten einde eenige brave en weldenkende burgers te wapenen tot handhaving van rust
en weldenkende burgers te wapenen tot handhaving van rust
en orde, welke misschien door van buiten inkomende Franschen
zou kunnen worden verstoord, zooals in eene naburige gemeente
de vorige week nog was geschied.
Die ongeregeldheden, welke in onderscheidene dorpen voor-
vielen, ontstonden echter meer uit oude partijschap dan wel door
binnenkomende Franschen, en gaven den voormaligen onder-
prefect, sedert 7 December corn missaris van het arrondissement
geheeten, aanleiding den Men Dec. eene proclamatie te doen
afkondigen in naam van Z. K. H. den heere prins van
Oranje-Nassau, Souverein Vorst der Vereenigde Nederlanden,
waarin � in aanmerking genomen dat zulks geheel in strijd was
met den uitdrukkelijken wil van den doorluchtigen Souverein,
die wenschte, dat alle vorige partijschap zou� worden vergeven
en vergeten en de grootste eensgezindheid zou worden geobser-
veerd, zonder 't welk het lieve vaderland niet kon gered wor-
den, die eensgezindheid, de steun van iedere burgerlijke maat-
schappij, zonder welke de edele pogingen van onzen waarden
Vorst deerlijk zouden worden teleurgesteld, � een ieder werd ver-
maand. en gewaarschuwd om zich van dergelijke buitensporig-
heden te onthouden, alien haat en nijd wegens verschil van
kerkelijke of politieke denkwijze te verbannen, het zijne bij te
dragen tot bevordering der goede zaak en zich steeds te her-
EDAM IN 1813. 297
inneren en te handelen naar Holland's gulden spreuk : Eendracht maakt macht, terwijl voorts werd bevolen, dat alles zou worden
maakt macht, terwijl voorts werd bevolen, dat alles zou worden
nagelaten wat aanleiding zou kunnen geven tot verstoring der
rust of tot inwendige vijandschap en wel in het bijzonder
klokkengelui en nachtelijke bijeenkomsten.
Den 27en Nov. zond de maire een schrijven aan het lid van
het Algemeen Bestuur Van der Duyn van Maasdam, waarin hij
mededeelde, dat ook de geestdrift hier ter stede was opgewekt
om de loffelijke pogingen tot redding van het onderdrukte
vaderland te helpen onderschragen, dat de den vorigen dag af-
gekondigde proclamatie den levendigsten indruk op de gemoe-
deren der ingezetenen had gemaakt en hij vertrouwde dat vele
Edammer jongelingen bereid zouden zijn om, ondersteund door
de Bondgenooten en kundige lieden, te helpen den vijand van
den vaderlandschen bodem te verdrijven, maar dat daarvoor
ontbraken de noodige wapenen, aangezien het klein aantal nog
voorhanden geweren onontbeerlijk was voor eigen veiligheicl, die bedreigd werd doordien eenige kleine vaartuigen, welke dagelijks
bedreigd werd doordien eenige kleine vaartuigen, welke dagelijks om de haven zweefden, misschien iets tegen de stad zouden wil-
om de haven zweefden, misschien iets tegen de stad zouden wil-
len ondernemen. Om deze zaak te bespreken werd mr. A. Boot
tot den beer Van der Duyn afgevaardigd en dezen door den maire
verzocht zijn medelid in de regeering die middelen aan de hand
te willen doen, welke tot bereiking van het beoogde doel zouden
kunnen leiden.
Drie dagen later, Dinsdag den 30en Nov., 's avonds 10 uur,
trokken de eerste militairen de stad binnen en wel een detache-
ment van 50 man (Oranje-Truisen en Hollanders onder bevel van
kapitein Siebers. Den volgenden morgen om 8 uur marcheerde deze
troep weder of met bestemming naar Medemblik, waar zich nog
eenige Franschen bevonden, met de bedoeling die te verdrijven
of op te lichten, eene onderneming, waartoe het plan was be-
raamd, dat zij den volgenden dag zou worden uitgevoerd door
de vrijwilligers van Edam en van Hoorn. Zoodra mogelijk, im-
mers reeds om 10 uur, rukten 32 burgers onder commando van
den voormaligen kapitein der burgerij mr. A. Boot het detache-
ment achterop om mede te helpen den Noordhollandschen bodem
van het overschot der Fransche overheersching te zuiveren.
Door dit vertrek was men op een zeer klein getal na weder
298 EDAM IN 1813.
zonder geweren en werd den gouverneur van Amsterdam ver-
zocht om 30 a 40 geweren, benevens kruit en lood, opdat men
zich, zoo van den kant der Zuiderzee iets tegen de stad mocht
worden ondernomen, daartegen zou kunnen verdedigen.
Den Zen December zond de maire een bode uit om te infor-
meeren waar de Edammer vrijwilligers zich bevonden en den
heer Boot een depeche over te brengen met verzoek te willen
berichten of hij ook jassen voor zijne manschappen noodig had
of geld verlangde, opdat zij zich het noodige zouden kunnen aan-
schaffen. Alle Edamsche burgers prezen, naar het in dit schrijven
verder heet, den ijver van den kapitein voor het te lang ver-
drukte vaderland, en het leed geen twijfel of men zou in staat
zijn hem en de zijnen ten spoedigste van alles te voorzien, tot welk doel dan eene inschrijving zou worden opengesteld, waarover reeds
doel dan eene inschrijving zou worden opengesteld, waarover reeds
met eenige voorname burgers was gesproken. Vele vrijwilligers wil-
den gaarne volgen, maar het ontbrak alsnog aan wapenen, wat niet
weg nam dat zij bereid waren des verlangd ook ongewapend zich
met hunne stadgenooten te vereenigen. De brief eindigde met
de mededeeling, dat de kustkanonniers successievelijk in de stad
kwamen en ook gaarne wilde dienen, dat er in Den Helder niet
meer dan 3 a 400 Franschen lagen, de vloot genoegzaam geheel
verlaten was, te Muiden de vlaggen woeien, de Prins in Den
Haag was, de tijdingen van rondom gunstig waren en God blijk-
baar onze wapenen zegende, zoodat na korten tijd het vader-
land van het adderengebroedsel verlost zou zijn.
Den zelfden dag werden van den commandant van het Noorder
departement der marine Verdooren te Amsterdam 60 geweren en
500 scherpe patronen ontvangen en van den generaal Kraijenhoff
30 geweren en 900 scherpe patronen. Men genoot het volle vertrou-
wen der regeering, zag zijn optreden geprezen en kreeg toezegging,
dat ingeval meer wapenen noodig waren, deze zouden worden gezon-
den. Onmiddellijk werd den luitenant Kroon gelast 60 a 70 burgers
te organiseeren. De kapitein der kustkanonniers Henry evenals de
meeste kanonniers waren thans hier, en den volgenden dag zouden
de kanonnen van den heer Teengs (waarschijnlijk afkomstig van
koopvaardijschepen), door dezen worden nagezien en in orde be-
vonden op eenige voorname punten der stad worden opgesteld.
Met de burgers die vroeger reeds van wapenen waren voor-
EDAM IN 1813. 299
zien, had men nu een korps van 100 man, alien met geestdrift en
liefde voor het vaderland bezield. De kapitein der artillerie Straube, Binds eenige dagen hier vertoevende, zou van den goeden geest
Binds eenige dagen hier vertoevende, zou van den goeden geest
der bevolking getuigenis afleggen bij generaal Kraijenhoff, wien
nog weer om 70 labels en 40 patroontasschen werd gevraagd.
Den 9en December ging eene commissie bestaande uit de
heeren dr. F. L. Arentz, P. Kerk en mr. P. Boot vergezeld door
een der stadsboden naar Den Haag om Z. D. H. den Souverein
der Vereenigde Nederlanden te complithenteeren, bij welke gele-
genheid eene korte memorie werd overhandigd, waarin de diepe
vernedering werd geschetst die de stad boven hare naburen sedert
het noodlottig jaar 1795 en vervolgens had moeten ondervinden,
en Edam in de bijzondere protectie van Z. D. H. werd aanbevolen.
Blijkt uit het bovenvermelde hoe vol vuur men hier was waar
het de verlossing en verdediging van het vaderland betrof, uit
het volgende zien wij, dat men zich van allen willekeurigen
dwang, waaronder men zich tijdens het Fransche regime had
moeten buigen, thans weer geheel vrij gevoelde. In de eerste
dagen van December had de ritmeester Von Morseij in dienst
van Z. M. den keizer aller Russen, daartoe gechargeerd door
den Russischen generaal-majoor Benckendorff, eene requisitie
willen doers van 1000 ellen laken, waaraan door de arrondisse-
menten Alkmaar en Hoorn onverwijld moest worden voldaan.
De commissaris te Alkmaar gevoelende dat deze requisitie geen
gering bezwaar voor de beide arrondissementen zou opleveren,
had getracht zoo niet geheel dan Loch gedeeltelijk dit gevaar
te ontgaan en was er eindelijk in geslaagd �eene eerlijke capi-
tulatie aan te gaan" door te verkrijgen dat de requisitie zou
worden verminderd op 340 ellen, mits deze dadelijk zouden wor-
den betaald met 1700 gulden. Elk der beide arrondissementen
moest de helft dezer som opbrengen, ofschoon Alkmaar kleiner
was, dus eigenlijk ook minder behoorde te betalen. De commis-
saris te Hoorn sloeg nu de f 850.� op de wijze als te voren gebrui-
kelijk was, over de verschillende gemeenten om en wilde dat
de maires het door hunne gemeente verschuldigde, wat voor
Edam f 42.� bedroeg, van de voornaamste ingezetenen zouden
vorderen. Bij afwezigheid van den maire kwam de adjunct-maire
Boot echter tegen deze regeling op, verklarende zich onbevoegd
300 EDAM IN 1813.
te achten in deze oogenblikken, waarin de vrijheid nauwelijks
was hersteld, en elk ingezetene gewaarborgd behoorde te zijn
om niet op eene willekeurige wijze te worden gequotiseerd tot
het dragen in belastingen, hoe gering dan ook, dezen maatregel
ter executie te leggen, terwijl hij verzocht gemachtigd te worden
deze gelden uit de stadskas te betalen. De commissaris ant-
woordde volstrekt niet willekeurig te hebben gehandeld integen-
deel, de commissarissen-generaal waren zeer goed bekend met
hetgeen door hem ten dezen opzichte was verricht, en hij meende
dat wanneer den burgers slechts werd gezegd, dat de betaling
strekken moest om de verdedigers van het vaderland van het
noodige te voorzien, niemand zou weigeren zijn gering aandeel
te voldoen, terwijl hij zijn schrijven eindigde met de ernstige
aanmaning te zorgen dat de bedoelde som op den bestemden
tijd en plaats zou worden gestort, daar hij anders de stad Edam
aan commissarissen-generaal zou moeten bekend maken als on-
willig om in deze zaak strekkende ten nutte des vaderlands
deel te nemen. De maire vond bij zijne thuiskomst van de
Haagsche reis dezen brief en was het in dit geval met zijn
plaatsvervanger volstrekt oneens. Hij haastte zich dan ook den
commissaris te melden onmiddellijk eene quotisatie te hebben
gemaakt over 14 ingezetenen, voor wie het volstrekt niet hin-
derlijk kon zijn de geringe som van 3 gulden elk te betalen.
Van de 14 aangeslagenen weigerden echter 2 te betalen, en wij1
den maire thans geene gendarmen meer ter beschikking stonden
om hen te dwingen, bleven zij van de betaling vrij.
Het stedelijk bestuur van Hoorn, dat de meening van den
heer Boot blijkbaar deelde, wendde zich tot commissarissen-
generaal de heeren J. M. Kemper en Fannius Scholten, die den
Ten Dec. daartoe voorloopig waren benoemd ter vervanging van
den prefect, en deze heeren, wel verre van den maatregel goed
te keuren, verzochten den commissaris hun de redenen te willen
mededeelen welke hem hadden bewogen, om zonder hun last of
autorisatie dergelijk besluit te nemen, terwijl zij nu in elk geval begeerden dat daaraan verder geen gevolg zou worden gegeven.
begeerden dat daaraan verder geen gevolg zou worden gegeven.
De proclamatie van den prins van Oranje werd Zondag 12
December in alle kerken afgekondigd en daarna de inschrijving
voor de vrijwillige bijdragen voor de buitengewone wapening
EDAM IN 1813. 301
opengesteld. Eene commissie bestaande uit de heeren P. Pont Wz.
en M. Boot ging daartoe bij de burgerij rond. In het geheel
werd geteekend voor een bedrag van f 3789-4- :, terwijl voor
hen die niet hadden ingeschreven eene offerkist als bedoeld in
het besluit van Z. K. H. van 11 Dec. in het stadhuis werd
geplaatst, welke ingevolge een dergelijk besluit van 10 Jan. 1814 den 18en dier maand werd gesloten, en bij opening bleek te be-
den 18en dier maand werd gesloten, en bij opening bleek te be-
vatten f 126-1-6 waaronder f 59-2-8 aan zesthalven. Daarenboven
werd nog door den oud-maire J. T. Lakeman en mejonkvrouwe
G. Van Wallendal gezamenlijk 1000 gl. voor het zelfde doel ge-
fourneerd, zoodat alles bij elkander door Edam f 4915-5-6 voor
de volkswapening werd geofferd.
De organisatie van de gewapende burgermacht was nu zoover
gevorderd, dat een reglement van discipline daarvoor was ont-
worpen. Den kolonel B. F. Von BouchenrOder, belast met de
algemeene organisatie van de gewapende burgermacht in Holland,
werd verzocht dit reglement door de bevoegde macht te doen
goedkeuren, opdat het in werking zou kunnen worden gebracht
daar het aantal schutters, door den gewezen commandant der
burgerij georganiseerd, eene compagnie van 100 man uitmaakte,
waarvan het grootste deel in staat was eenige militaire evolution te verrichten. Voorts werd den kolonel medegedeeld, dat het aantal
te verrichten. Voorts werd den kolonel medegedeeld, dat het aantal vrij willigers ter verdediging van het vaderland reeds 20 bedroeg
vrij willigers ter verdediging van het vaderland reeds 20 bedroeg van welke 16 bereids naar Amsterdam waren gezonden, ter wiji
van welke 16 bereids naar Amsterdam waren gezonden, ter wiji
de overige 4 zouden volgen met anderen die zich nog wel zouden
aanmelden.
Nadat ingevolge het besluit van Z. K. H. van 6 Dec. het
monopolie van de tabak voor altijd was afgeschaft, werd met
ingang van 18 Dec. het poortgeld wederom ingesteld, terwijl in
plaats van het stedelijk octrooi nieuwe belastingen door den raad werden ontworpen, welke 17 Maart 1814 in werking traden met
werden ontworpen, welke 17 Maart 1814 in werking traden met
uitzondering van die op het gemaal wegens de duurte der granen.
Den Ten Jan. 1814 had de Toting voor de landmilitie plaats in de
Groote kerk, waarvoor ingeschreven waren zij die geboren waren
tusschen 1 Jan. 1769 en 1 Jan. 1796. In het geheel werden 21 man
door het kanton geleverd, die den lien Febr. de stad verlieten.
Eene week later ontving men van den commissaris bericht
dat Z. K. H. had goedgevonden de noodige orders uit te vaar-
302 EDAM IN 1813.
digen ten einde bij eventueel vertrek van het detachement Ko-
zakken uit Noord-Holland de voorposten naar het kanton Den
Helder dadelijk van cavalerie to voorzien. Dientengevolge werd
het kanton Edam opgelegd een viertal cavaleristen to leveren,
welke reeds den 22en Jan. to Hoorn moesten zijn, waarvoor zich
onmiddellijk vier jongelieden gewoon met paarden om to gaan,
aanboden.
Einde Januari kon worden bericht, dat voor den landstorm
beschikbaar zouden zijn 493 personen en de sterkte der daaruit
to organiseeren burgerij tot het waarnemen van den stedelijken
dienst 2 compagnieen zou kunnen zijn, ieder met de officieren 108 man, maar dat er slechts geweren waren voor ane compagnie.
man, maar dat er slechts geweren waren voor ane compagnie.
In den aanvang van 1814 was de titel maire afgeschaft en
gedurende enkele dagen vervangen door dien van president van
het stedelijk bestuur, waarna het aloude burgemeester in eere
werd hersteld.
Het zou echter nog geruimen tijd duren voor en aleer het
door Napoleon aangestelde gemeentebestuur werd vervangen.
Eerst den Zen Januari 1816 werden de burgemeester, de adjunct
en de leden van den raad op eervolle wijze ontslagen en de bij
besluit van Z. M. den Koning, dd. 28 Dec. 1815, benoemde
leden van het stedelijk bestuur geinstalleerd. In plaats van een maire en twee adjuncten, kwamen thans drie burgemeesters,
maire en twee adjuncten, kwamen thans drie burgemeesters,
waartoe door Z. M. waren benoemd de heeren dr. F. L. Arentz,
mr. A. Boot en Jan Teengs.
Had er groote vreugde gebeerscht toen de Fransche vlag
wederom door de Hollandsche driekleur was vervangen, niet
minder opgewekt, en zeker met grootere gerustheid vierde men
feest, toen men vernam dat Napoleon zich aan de verbonden
mogendheden had overgegeven en de gevallen Keizer naar Elba
was vervangen. Zaterdag na ontvangst dezer heugelijke tijding
was de marktdag drukker dan ooit bezocht, alien liepen met
groote Oranjekokarden en jong en oud zong op de wijze van
�Al is ons Prinsje nog zoo klein" :
Napoleon moet naar Elba toe, hoezee !
Dien Corsikaan, dien zijn wij moe, hoezee !
Monnickendam, Waterland en Marken
DOOR
W. VAN ENGELENBURG.
De bewoners van het kanton Monnickendam (in het arrondisse-
ment Hoorn van het departement van de Zuiderzee) hadden,
vooral in de zeventiende, doch ook nog in de achttiende eeuw
eene periode van groote welvaart gekend.
De stad Monnickendam, de Waterlandsche dorpen en het eiland
Marken, die onder het Fransche bestuur te zamen het kanton
Monnickendam vormden, hadden zich verheugd in een uitge-
breiden handel, een bloeiende scheepvaart en eene winstgevende
visscherij, welke groote rijkdommen in deze streken hadden ge-
bracht. Doch 't was er mee gegaan als in het volgende liedje
uit 1813 1) :
1.
1770 Toen ik nog een kleine Jongen was,
En teerde uit 's Vaders ruime kas,
Of Moeders dikke beugeltas,
Toen nog Mercuur dit land deed bloeijen
En Amalthea 't overvloeijen,
1) Het versje is getiteld : Nederland geschokt, gekweld,
Ingelijfd en weer hersteld.
Het is overgenomen, evenals de andere versjes in dit opstel, uit �Stulij es
van den dag�, een bundel gelegenheidsgedichtjes in bandschrift, vermoedelijk
afkomstig van den beer H.J. Van Marle, destijds apotheker te Monnickendam,
thans het eigendom van den heer P. J. Verdam, aldaar. Sommige dier ge-
dichtjes zijn van Tollens en van mr. J. J. Z. Wiselius, doch van de meeste
wordt de naam des schrijvers verzwegen , o. m. van �de geopereerde haans,
�Marlbroekius redivivus� e. a., waarvan later mr. C. Van Marie als de schrij-
ver bekend is geworden.
304 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
De koopman en den fabriceur,
Hier waren in hun grootste fleur,
1779 Was elk te vreden met zijn staat,
En wist men van de Prins geen kwaad.
2.
1781 Maar toen de tweespalt wakker wierd,
1782 Aan haat en argwaan bot gevierd,
Het vaderland verdeeld bestierd,
1785 's Volks magt verbaasd begon te gelden
1786 En men de Burgers schiep tot helden,
Liep Vrijheids Paardje op voile draf;
1787 Toen was het met de Prins : spit af;
En aan Goejan Verwellen sluijs
Gebeurde een lelijk, mal abuijs.
3.
Een magtig Broeder der Princes
Insteerde vrugtloos op redres,
En leerde Neerland's yolk de les ;
De Patriotten moesten bukken
In weerwil van hun vreemde nukken ,
De Prins kwam weder als een Heer,
Maar de oude welvaart kwam niet meer,
Schoon veele riepen : �Nog geen nood!
Steun op den Franschen bondgenoot !"
4.
Wat deed de Fransche bondgenoot P
In Politesse magtig groot,
1793 Sloeg hij zijn eigen vorst eerst dood,
En kwam met broederlijk ontfermen
1794 Belangloos toen ons land beschermen.
1795 Dus trok de Prins met veel verstand
Voorsigtig weg naar Engeland.
De vriend hergaf ons gul 't gebied ;
Dock de oude welvaart keerde niet.
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 305
5.
Wij raakten weer in ons fatsoen
Voor simpel Honderd Millioen.
(De vriendschap kon 't niet minder doen).
Toen regende 't van alle kanten
Voorlopige Representanten,
En eind'lijk kwam dat fraaije ding,
1796 De groote volksvergadering.
1798 't Was voorts dan dit, dan dat gebied,
Maar de oude welvaart was er niet.
6.
't Leek wel een weerhuis, dit gewest.
Het een bestuur was naauw gevest,
Of 't andere zette 't in arrest.
Of Vrede, Fijnje en van Langen,
Of Daandels kunsten aan ging vangen,
1799 Schoon Broeder Brune York versloeg,
't Was : Dokken ! Dokken ! nooit genoeg !
Wij jouisseerden van 't verbond,
Maar welvaart ging steeds meer ten grond.
7.
�Dat gaat zo langer hier geen dag !"
(Zoo deed de Staatszucht haar beklag)
�Daar moet een hoofd zijn met gezag !"
1805 Toen liet zig Meester Rut belezen
Om Neerland's Opperraad to wezen.
Door zulk een hoofd kon 't Land misschien
Noo. eens de welvaart wederzien.
Maar 't middel was de brug meteen,
Waardoor 't eerlang geheel verdween.
8.
Hoor, wat men tot 's Lands heil verzon :
Een vierspan, dat wat buigen kon,
1806 G-ing smeekend naar Napoleon,
Gedenkboek II 20
306 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
En smeerde hem de baard met honing.
�Och, Keizer ! geef ons toch een Koning,
�Een Koning uit uw eigen scam ;
�Al was hij ook wat slap of lam ;
�Hij heersche op ons als Vorst en Heer ;
�Dan keert gewis de welvaart weer !"
9.
Nap wachtte reeds op dat gestrijk,
En zei: �'k Geef als een goedheid-blijk
�TT mijnen Broeder Lodewijk ;
�Laat hij u, zo als 't hoort, regeeren,
�Of 'k zal die Bougre Mores leeren !"
1807 Letitia's verlepte zoon
Steeg zo op Holland's wanklen troon,
Kwam ons geweldig duur te staan,
.En ging met Holland naar de maan.
10.
't Had lang den Dwingeland verveeld,
Dat Lodewijk dus was bedeeld,
En zoo voor Siegfried had gespeeld,
Hij lei het vuur hem aan de scheenen ,
1810 De Lamme ging druipstaartend heenen ;
De Douanieren zonder tal
Bereikten Holland overal,
Dat, ingelijfd in 't Fransch gebied,
Alzoo voor altoos zonk in 't niet.
11.
De vinger van den Corsicaan,
Die zo veel kwaad reeds had gedaan,
En alle gruwelen dorst bestaan,
Stond in het minste niet verleegen
Ons van Europa's lei te vegen,
Hielp troop- en handwerksman om koud,
Vermoorde ons kroost en stal ons goud ;
En ach, hoe luisterrijk weleer,
Ons yolk bestond als yolk niet meer, enz
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 307
Tegelijk met ons volksbestaan, waren handel en scheepvaart
in deze streek door het continentaal stelsel vernietigd, en had
tevens de conscriptie ook de visscherij nagenoeg geheel ten
gronde doen gaan.
Niettegenstaande dezen algemeenen achteruitgang alleen in
het dorp Broek in Waterland waren nog groote fortuinen over-
gebleven volgden de ingezetenen in hunne levenswijze de
zeden en gewoonten hunner vaderen. Over 't algemeen waren
zij rondborstige, rechtschapen menschen, wier karakter wellicht
alleen werd ontsierd door die eigenaardige inzichten, welke men
gewoonlijk aan elk handeldrijvend yolk toeschrijft. Partijgeest
en politieke twisten waren oorzaak, dat zij in beschaving ten
achter waren geraakt bij hen, die voor 't verkeer met vreemden
in gunstiger gelegen streken woonden.
Hunne opvoeding was eenvoudig, kleeding en voeding zoo
degelijk als de omstandigheden veroorloofden, en hunne ver-
maken waren van onschuldigen aard. Kermissen, markten en
openbare verkoopingen vormden brandpunten van gezelligheid ;
rijtoeren en zeiltochten in den zomer, sledevaarten en tochten
op de schaats in den winter waren eene aangename afwisseling
met het eerzame kegel- en kolfspel in de herbergen.
Openbare bibliotheken waren er niet, wel particuliere boeke-
rijen van meerder of minder omvang, bevattende nuttige werken,
welke tot verbetering van hart en zeden strekten.
Familiefeesten werden nog steeds op oud-Hollandsche wijze
gevierd, en voorts ontmoetten de mannen elkander op �avondjes",
die gewoonlijk tegen zes uur aanvingen. Men zat dan geschaard
om een tafel met wijn en glazen, pijpen en tabak, een komfoor
en een kwispeldoor, onontbeerlijke zaken in eene streek, waar
de vloeren van bijna alle vertrekken met tapijten waren bedekt,
terwijl de overige spiegelglad waren gewreven. Orde en zuinigheid
kenmerkten deze bij eenkomsten ; zelden was het onderhoud
bizonder levendig, en de pijp deed dienst om de gapingen in
het gesprek aan to vullen ; licht werd er bijna niet ontstoken ;
de lamp werd eerst binnengebracht, wanneer de duisternis haar
absoluut onmisbaar maakte. Somtijds werden ook de vrouwen
op deze avondjes genoodigd ; zij namen dan plaats aan een tafel
terzijde van die der mannen ; zij gebruikten koffie en gebakjes.
308 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
In den winter nam men een- of tweemaal per week zijn toe-
vlucht tot de kaarten.
Hoe het meerendeel van deze eenvoudige menschen allerlei
grieven had tegen het Fransche bestuur, waardoor het mogelijk
werd, dat zij als een man opstonden om daaraan een einde te
maken, zal straks blijken ; eerst willen we met eenigen van hen
kennis maken.
Dat ook onder hen karakterloozen waren, op wie van toepas-
sing was, hetgeen M. D. Van S(tralen) mededeelt in zijn �Be-
schuldigende karakterschets van zekeren Noordhollandschen
Judas, bijgenaamd Heijntje de draijer, voorgesteld aan alle
waarheidminnenden" is zonder twijfel 1).
Daar waren er ook, die alleen van de Franschen heil ver-
wachtten, en die zich niet ontzagen om, ten einde bij de auto-
riteiten in 't gevlei te komen, spionnendiensten te verrichten,
en aan de Fransche politie al die inlichtingen te verschaffen,
die deze betrefferide de meest invloedrijke personen verlangde.
Zoo'n stille verklikker was b.v. Servaas Van de Graaff, gewezen
politiebeambte onder den vroegeren minister van justitie Van
Hooff, vOUr 1811 wonende te Amsterdam ten huize van de weduwe
Van der Borch in de Bloemstraat n�. 43 (met wie hij later is
getrouwd), wiens ideaal een plaats bij de Fransche politie was,
en die den 14en Januari 1811 door Z. D. H. den heere Prince,
algemeen stedehouder van Z. M. den Keizer in Holland, werd
benoemd tot secretaris van Monnickendam.
Door hem leeren we verschillende personen kennen, die in
1813 min of meer op den voorgrond traden, want de corres-
pondentie van dezen Servaas, of, zooals hij zich bij voorkeur
noemde, Gervais Van de Graaff met verschillende politie-autori-
teiten is bewaard gebleven.
�Soyez prudent" � zoo schreef hij den 24en Sept. 1811 aan
den heer H. J. Meijer, agent de la Police g�n�rale a Amster-
dam, � �soyez prudent, que mr. van Rooijen, commissaire de
Police a Monnickendam, n'entend rien de mes informations, car
cet homme, quoique Bien honnete et d'un doux caractere, est
fort aveugl� par Messieurs le Juge de Paix Thierens, Aalburg
1) Zie hierover: het opstel van den heer G. J. Honigh over �de Zaanlanden"
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 309
et autres intrigants ; non obstant j'ai cru devoir de lei advertir
de ces personnes et leers sentiments."
Hij formeerde eene �Liste de personnes qui m�ritent l'atten-
tion de la Police, tant dans la ville de Monnickendam et leurs
environs, qu'ailleurs dans les villes et communes de Nord-
Hollande", waaraan de volgende bizonderheden zijn ontleend,
aangevuld door gegevens nit andere bronnen.
1. Mr. A. L. Thierens, m�decin, Juge de Paix pour le canton
Monnickendam et (dijkgraaf) premier officier des terres de tons
les 14 villages de Waterland. Cet homme est tr�s dangereux a
tous points, toujours pret a changer de sentiments, il est un
intrigant de la premiere classe, fort ambitieux et pers�cuteur
de tons les honnetes gens, qui osent parler pour leurs droits,
on osent declarer leur sentiment contre l'Angleterre ; il a tach6
touj ours de ruiner totalement tel personnes, lequel est devenu
constate par l'exemple de Douwe Looskaat, boulanger et honnete
homme et ci-devant capitaine de la garde nationale ; en un mot
un des plus mauvais sujets, mais qui fait toujours de bonne
mine, tandis qu'il trompe tons les personnes qui ne sont instruit
de ses intrigues ; meme il fait la cour au mr. le maire de cette
ville (Monnickendam) Daniel Arbman Danielsz, un brave et
honnete homme, qui m�rite toute consideration de la part de son
caractere et de ses nettes sentiments ; mais mr. le maire, s'il me
parait, craint pour ses intrigues et l'influence par le ci-devant
sous-prefect Carbasius, ami intime de mr. Hendrik van Stralen,
bien connu dans l'histoire de la descente en Nordhollande par
les Anglais en 1799, et autres personnes distingu�s.
Adolph Leonard Thierens, te Naarden geboren en aldaar ge-
doopt den 2e11 Augustus 1767, zoon van den Naardenschen burge-
meester Jacobus Hendrik Thierens en diens echtgenoote Anna
Jacoba De Cock, afstammeling eener Vlaamsche familie nit het
land van Waes, die zich om der religie-wille in 1586 te Delft
vestigde, werd den 17en September 1786 te Leiden als student in
de rechten ingeschreven, studeerde er tevens met succes in de
medicijnen, en promoveerde aldaar den len Juli 1790. Hij vestigde
zich als medicus te Monnickendam, werd in 1791 lid van de
vroedschap, in 1793 schepen, en in 1794 baljuw en dijkgraaf
van Waterland. Bij de opheffing der baljuwschappen in 1811
310 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
werd hij benoemd tot vrederechter in het kanton Monnickendam.
Hij trouwde den 26en juli 1791 met Petronella Ernesta Van Schaar-
denburgh, ambachtsvrouw van Kockingen, Welk huwelijk rijk
met kinderen werd gezegend.
De familie Thierens had zich bij verschillende gelegenheden
zeer verknocht getoond aan het Huis van Oranje, zooals o.a. bleek
in September 1672 toen stadhouder Willem III in Delft twee
leden van dat geslacht in de regeering bracht, toen daar door
hem �de wet werd verzet". Ook Adolph Leonard Thierens was
een aanhanger van Oranje, hij stond door zijn vriendschap met
mr. Hendrik van Stralen e.a. in relatie met de voormannen
der Oranjepartij, en werd door zijn invloedrijke positie, vooral
als dijkgraaf van Waterland, als het hoofd dier partij in deze
streek beschouwd.
2. H. J. Van Marle, adjoint-maire et apoth�caire de la ville,
un creature de mr. L. A. Thierens, et quoiqu'il est intrigant
et ambitieux, ii ne possede pas les moindres capacit�s. Tout le
monde est �te �tonne, qu'il �tait nomme adj-maire de cette
ville, car tout le monde Otait persuade de ses sentiments contre
le regime actuel , it est connu pour un des plus grands amis de
l'Angleterre, et tous les personnes ennemi aux Francais. On pent
donner beaucoup d'exemples de son agitation contre les braves
gens , it suffira d'observer ici que ce sujet est indigne le moin-
dre attention de noire auguste Souverain et de tous les fideles
sujets de Sa Majest�.
H. J. Van Marie was de zoon van Theodorus Egbertus Van
Marie en diens echtgenoote Geertruida Flietner. Zijn vader was
ontvanger geweest van de gemeene-landsmiddelen to Monnicken-
dam onder het college van gecommitteerde raden van de sta-
ten van Holland, Westfriesland en het Noorderkwartier, doch
verloor deze lucratieve betrekking bij de nieuwe staatsrechterlijke indeeling van ons land. Ambtelijk had hij verkeerd met mr.
indeeling van ons land. Ambtelijk had hij verkeerd met mr.
Hendrik Van Stralen.
3. Remmet Kous Bos, membre du conseil municipal, nego-
ciant et fabriquant. Cet homme est parfaitement un pendant de
mr. Thierens, exepte seulement, qu'il na pas beaucoup d'esprit.
Cependant it deteste tous les francais et persecute leurs amis , it envoijait ci-devant beaucoup de marchandises clandestinement
envoijait ci-devant beaucoup de marchandises clandestinement
ADOLPH LEONARD THIERENS. NAAR
EEN PASTELPORTRET in het bezit van den Heer P. L. THIERENS to Haarlem
P. L. THIERENS to Haarlem
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 311
par voye de Hambourg a l'Angleterre ; en un mot il ne merite
pas le moindre confiance. Son caractere est tout entier m�prisa-
ble, touj ours brusque contre les administr�s et des pauvres gens ;
il est flatteur des personnes de condition, quoique d'une basse
naissance, et ignorant de tout, il impose tout le monde par son
air de grandesse.
4. Theunis Hondius, membre du conseil municipal, batellier
de profession, mais Angloman d�cid�, persecuteur des amis des
Francais, flatteur et fort enclave aux mr. Thierens, Van Marie
et Bos.
5. Claas Molenaar, membre du conseil municipal, marchand
de vin et courtier ; il est touj ours tres brusque et ennemi des
Francais.
6. Evert Van Marie, ci devant burgemeester de cette ville ;
orangist et angloman d�cide, et le plus grand ennemi des Fran-
cais. Son caractere est cruellement, et il serait en �tat de poig-
narder ou massacrer son ennemi pour deux escalins. Je crois
devoir d'observer ici qu'il est n�cessaire d'avoir soin et de pren-
dre en vue cet individu au moment de l'arrivement de Sa Ma-
jeste l'Empereur et Roi dans cette ville, (deze correspondentie
dateert van September 1811).
7. Jan Van Aalburg, notaire imperial, verificateur des rentes
viagieres de cette commune, un homme sans caractere, ambitieux
et un des mauvais sujets a tous points, ii est decide angloman,
et il persecute et brutalise en tous cas les amis des Francais;
indigne le moindre confiance, il m�rite la meme surveillance dans
ce moment lorsque Sa Majest� arrivera dans cette commune.
8. Pieter Kous Bos, secretaire de Waterland, coquin decide,
fort angloman, sans le moindre capacit� et caractere, tres anim�
contre les Francais; il a refuse en presence de moi, le poste d'of-
ficier dans la garde d'honneur de Sa Majeste ; mais non obstant
�tant protecte par mr. Thierens et de son pere Remmet Kous
Bos, il est devenu secretaire de Waterland. Ii m�rite aussi une
stricte et soigneuse surveillance dans ce moment qu Sa Majeste
honnore cette ville par sa presence.
9. Lodewijk Paulus Schmidt, chirurgien de la ville, homme
sans caractere, mais fort ambitieux, toujours pret a changer ses
sentiments pour faire sa fortune ; il adore et flatte mrs. Thierens
312 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
R. K. Bos, Van Marie et la clique entiere des Anglomans, it
m�rite aussi bien que les autres nommes une stricte surveillance.
10. Pieter Zalm, s�cr�taire des �Meeren" (bedoeld worden : de
Belmer- Broeker- en Buikslooter-meeren) fort angloman, pers�-
cuteur et denunciateur de tons les amis des Francais, et un mau-
vais sujet a tons points.
11. Pieter Kater, charpentier de vaisseaux, diacon de l'Eglise
r�form�, tres fort angloman, creature de mrs. Thierens, Bos, Van
Marie (pere et fils), it est riche et l'homme du peuple de la
classe basse, it m�rite aussi la surveillance de la Police.
12. Dk. De Leeuw, ci-devant Burgemeester, fort angloman et
un des plus riches millionairs du Nord-hollande ; c'est un veil-
lard qui d�teste (non obstant ses sentiments) les intrigues de
mrs. Thierens, Van Marie, Bos etc.
Daarnaast leverde Van de Graaff eene �Liste des Personnes,
qui sont connu pour des braves gens et amis des Francais dans
la ville de Monnickendam", waarop waren vermeld :
1. Daniel Arbman, un honnete homme, mais n'encore pas
assez fort contre l'influence de mrs. Thierens, Bos, et Van Marie, qui veulent diriger toute la ville ; ii craint leurs intrigues et
qui veulent diriger toute la ville ; ii craint leurs intrigues et pratiques.
pratiques.
D. Arbman Dz. was o. a. regent van eene instelling van wel-
dadigheid in Amsterdam en stond in betrekking met de families
Lobbring, Bienfait, Nolthenius en De Hoop, aldaar. Den Men
Augustus 1813 schreef zekere D. Passelt uit Amsterdam aan
zijn weldoener Arbman een dankbaren brief, waarin o. a.
d�ze zinsnede, die, ook wat betreft de politieke gevoelens van
den heer Arbman, to denken geeft : �Fens, wanneer ons Druk-
kend Vaderland door menigvuldige zugten en opofferingen ver-
lost zal worden uit den ijzeren boeijen, in dewelke het thans
gekluisterd is, dan zal, hoop ik, ook ik wel verlost worden van
zulk een leven, want wat is onplaijzieriger dan een knegt" enz.
2. Embertus Joachim Van Rooij, commissaire de Police A Mon-
nickendam Edam et 1'Isle de Marken. Ce jeune homme est bien
honnete et bien intentionn�, mais it ne se trouve dans une
carriere propre a son humeur fort doux et ii se laisse aveugler
par les intrigues et bonne mine de Thierens, Van Aalburg et
Lakeman, maire de Edam.
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 313
3. Nicolaas Ewoud Pereboom, membre du conseil municipal,
un honnete homme, touj ours maltrait� de Thierens, Van Marle,
Bos, Teengs etc. Hij was to Leiden in de medicijnen gepromoveerd.
4. Willem Costerus, un honnete homme et membre du conseil
municipal.
5-8. Cornelis De Graaf, Jacob Teengs, Pieter Sligcher, A. Go-
jewijn, membres du conseil municipal.
9. Age Volkers, notaire imperial, un honnete homme et de
talents.
10. Ds. Van der Ven, ministre de l'Eglise r�form�.
11. C. Van der Meer, pasteur catholique romaine.
12. P. Maagh, receveur des droits fonciers.
13. A. F. Tinne, receveur des contributions directes.
14. Douwe Looskaat, un honnete homme, mais touj ours mal-
traite par Thierens c. s.
15. Gervais Van de Graaff, griffier du maire, bien connu par
les preuves de ses sentiments pour les Francais.
Ook de eerewacht, die den Keizer bij diens bezoek aan Mon-
nickendam in October 1811 zou worden aangeboden, werd door
Van de Graaff aan kritiek onderworpen, hij noemt o. a. Claas
Molenaar (de zoon) Tjerk Rosat, Nanning Veen, Dirk Kraaij,
IJsbrand Nooij en Pieter Kater, die daarvan deel uitmaakten,
�des mauvais sujets, fort angloman" enz.
Onder de ingezetenen van Broek in Wateriand noemt Van de
Graaff:
1. Harmen Bakker, maire, un millionair et ci-devant assuradeur
de vaisseaux, marchand avant �te depuis longtemps orangist
et angloman decide, et ennemi des Francais.
Harmen Bakker behoorde tot een der regeerende families in
Broek uit de 17e en 18e eeuw , hij werd naar aanleiding van
Napoleon's bezoek aan Broek, bij welke gelegenheid hij den Keizer
in zijne woning ontving, benoemd tot lid van het Legioen van eer.
2. Gerrit De Ruijter, notaire imperial, fort angloman.
3,4. Cornelis Koker, Boudewijn Bakker, millionairs, fort angloman
5. Jan Van den Berg, paysan, fort angloman.
6. Jelle Luijten, fort angloman, ennemi decide des Francais.
En dan volgen de namen �des braves gens et amis des Fran-
cais a Broek" :
314 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
1. Ditmars, millionair et considers pour le plus riche de la
Nordhollande ; ii a bhti un Palais, digne l'attention de Sa Ma-
jeste. Si je suis bien informs, ii fait tous les preparations de
pouvoir r�c�pier pompeusement lorsque Sa 1VIajest� lui daignera
avec une visite ; ii merite quelque consideration, car it est un
ami des Francais et contre les Anglais et leurs amis.
Dirk Wijnand Ditmars, die voorheen verschillende posten in
de plaatselijke regeering bekleedde, had ernstige onaangenaam-
heden gehad met hooger autoriteiten, omdat hij zich niet kon
vereenigen met den loop, die 's lands zaken namen, en weigerde
sedert Mei 1803 volstandig eenig regeeringsambt op zich te
nemen. Bij keizerlijk decreet van 30 Mei 1812 werd hij echter
toch benoemd tot lid van den raad van het arrondissement
Hoorn, waaraan hij te vergeefs beproefde zich te onttrekken.
Keizer Napoleon bracht zijne waarlijk vorstelijke woning geen
bezoek. Zoo hij al vriendschappelijke gevoelens voor de Franschen
heeft gekoesterd, zijn deze zeer zeker afgekoeld nadat zijn neef
Pieter als garde d'honneur moest uittrekken.
2. Baltus Bakker, millionair, paysan.
3. Klaas Van Duijvenbode, ci-devant secretaire. Deze was een
heftig Patriot en vrij-corporist geweest, die o. m. de vernieling
doordreef van de wapenschilden op de grafzerken in de kerk,
en door zijn onbekookt optreden heel wat beroering in Broek
had teweeggebracht.
4. Klaas Bakker, Hz. fils du maire.
5. Frans Zinck, aubergist.
N. B. Je crois devoir d' observer ici, que tous les autres habitants a peu pres sort angloman, (plus ora moms).
a peu pres sort angloman, (plus ora moms).
Ten slotte volgen dan eenige bijzonderheden over ingezetenen
uit Buiksloot :
1. Hendrik Van Luiken, ci-devant secretaire, it a renomm�
partout d'un tres fort angloman et d'un tres mauvais sujet.
2. Kasper Jasper Mijer, capitaine du bateau de passage, fort
angloman et un homme sans caractere, ennemi des Francais,
lame brutal.
3,4. Hendrik Ringeling. Klaas Lijsen, marchands, fort angloman.
5. Houtink, boulanger, fort angloman.
Des braves gens et amis des Francais sont .
HARMEN BAKKER. NAAR EEN GESCHILDERD PORTRET
in het bent van de Firma P. OUT to Koog a/d Zaa
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 315
1. J. Nagtegaal, maire et Boulanger.
2. 3. le Sieur Peyt, Pieter Pietersz., rentiers.
4. Akkerman Bos, aubergist.
Dat de beide partijen niet stil zaken was o. a. gebleken bij
de benoeming van een maire te Monnickendam. Overal werden
degenen, die als tijdelijk voorzitter van den municipalen raad
tot provisioneel maire waren aangesteld, op de voordracht ge-
plaatst voor eene definitieve benoeming. Niet alzoo te Monnicken-
dam, waar de prov. maire N. E. Pereboom den raad nagenoeg
geheel buiten de zaken hield en eigenlijk alleen regeerde, daarbij
zich schuldig makende aan afpersingen van allerlei aard. Niet-
tegenstaande de moeite, die de secretaris Van de Graaff er voor
deed, en zich niet storende aan de bewering van den heer
Pereboom zelf, dat �van hoogerhand was gelast ors de prov.
maire als n�. 1 op de lijst der candidates te stellen", deed de
raad dit niet �omdat hij hem ongeschikt oordeelde voor deze
post", en v�stigde de aandacht der autoriteiten op den heer
H. J. Van Marie.
Van de Graaff schreef den nen Mei 1811 over deze voordracht
aan den inspecteur van politie, dat het naar zijne meening
zoude zijn : �tr�s maiheureux pour cette place, lorsque le sieur
Van Marie, un intrigant et ennemi declare des Francais et de
leurs amis, dolt etre maire de cette ville. Cet apoth�caire de son
m�tier, sans les moindres capacites, et qui n'entends pas un
seul mot francais, mais une machine des riches anglomans est
mal place par l'intrigue du conseil de cette ville a la liste de
la nomination pour les maires, contre le gre et la protestation
de monsieur Nicolaas Pereboom, president du conseil de cette
ville, et contre l'ordre manifests de monsieur le prefect lame.
Seulement pour �viter la choix comme maire A, Monnickendam de
mr. N. E. Pereboom (sus. dit) homme de talents et ami des
Francais.
En un mot, monsieur l'Inspecteur, moi et tous les autres amis
des Francais sont en haine pres les riches anglomans de cette
place, qui tachent de ruiner toutes personnes qui ne veulent
prendre part a leurs intrigues et haine contre les Francais et la
constitution de 1'Empire. Ces titres sont hardis sur i'assistence
secrete de monsieur Carbasius, sous-prefect de l'arrondissement
316 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
Hoorn, connu de tons les temps pour un ami decide de l'Angle-
terre, tellement qu'il se vantent publiquement quo mons. Van
Marie sera maire de cette ville, non obstant toute resistance de
queique ce soit."
Geen van beide partijen zag haren candidaat benoemd , de
hoer Daniel Arbman Danielsz. werd maire van Monnickendam.
Blijkt uit het voorgaande reeds, dat de Franschen in deze
streek vele vijanden hadden, allerlei oorzaken hadden er toe
bijgedragen om de ontevredenheid over het Fransch bewind
algemeen to maken en den haat tegen de overheerschers aan
to wakkeren.
Waterland, dat vroeger bestond uit zes rechtsbannen, uitmakende
even zoovele burgerlijke gemeenten, werd na 1795 gesplitst in
elf gemeenten, ieder met een eigen bestuur. Den 21en Juli 1811
zond de onder-prefect echter eon staat aan den prefect, daarbij
voorstellende om Waterland in vijf deelen to splitsen, o. a. omdat het zoo moeilijk was om in ieder der dorpen een persoon to
het zoo moeilijk was om in ieder der dorpen een persoon to
vinden, geschikt voor het ambt van maire, daar er zoo weinig
menschen waren, die de Fransche taal verstonden. In den loop
van 1811 werd tot de samenvoeging van verschillende dorpen
overgegaan. Sedert bestond het kanton Monnickendam uit de
gemeenten Monnickendam (met Katwoude), Marken, Brook in
Waterland (met Zuiderwoude en Uitdam), Buiksloot, Landsmrier
(met Watergang), Nieuwendam (met Zunderdorp en Schelling-
woude), Ransdorp (met Holysloot en Durgerdam).
Doze nieuwe regeling, zoowel uit een oogpunt van administratie
als om andere redenen dringend geboden, was echter tengevolge
van de ongelijke financieele draagkracht der satimgevoegde
dorpen, en wegens de ongelijke vertegenwoordiging in de muni-
cipale radon, oorzaak van eene algemeene ontevredenheid, die
zoo stork was, dat na het eindigen der Fransche overheemsching
ernstige pogingen werden aangewend om den toestand van voor
1795 terug to krijgen.
Dat deze pogingen mislukten pleit voor het juist inzicht der
Fransche regeering.
De maires, die overbleven, dit waren P. Halvemaan to Marken,
Y. De Ruiter to Ransdorp, J. Nagtegaal to Buiksloot, G. Door-
vaart to Nieuwendam, H. Bakker to Brook in Waterland en S. Goode
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 317
te Landsmeer, zij konden het evenmin als D. Arbman te Monnic-
kendam den prefect naar den zin maken. Diens schitterend
administratief talent, zijne voortvarendheid en zijne groote arbeids-
kracht deden hem aan zijne ambtenaren eischen stellen, waaraan
zij niet konden voldoen. Vernietigend is dan ook het oordeel,
dat De Celles over de maires heeft uitgesproken : �Si vous voulez
m'en croire" � schrijft hij den 29en April 1813 aan den onder-
prefect te Hoorn over de voorloopige lijsten der gardes d'hon-
neur, � �si vous voulez m'en croire, au lieu de consulter
messieurs les maires (ce qui vous entrainerait dans des lenteurs
interminables et ce qui nuirait a l'exactitude de votre travail)
vous krirez directement a toutes les personnes de votre arron-
dissement, qui sont dans le cas d'�tre inscrites, pour les inviter
a se rendre dans votre bureau".
Hun aanpassingsvermogen was te gering om zijn vlucht te
volgen. De meesten deden wel hun best, doch stonden zoo vaak
bloot aan terechtwijzingen, aanmaningen tot spoed en zelfs aan
bedreigingen, dat zij alien � alleen de maire van Broek in Water-
land maakte hierop eene uitzondering � een- en andermaal hun
ontslag indienden ; echter zonder het door hen gewenschte resul-
tant. Tevergeefs vroeg b.v. J. Nagtegaal bij zijn herbenoeming
in Januari 1813 tot maire van Buiksloot �om van die voor hem
zo zeer nadeelige, onaangename en met veel tegenzin waarge-
nomen post" ontslagen te worden. De onder-prefect antwoordde
kort : �Ik verzoek u zonder eenig verwijl en zonder de minste
bedenking mdj het proces-verbaal van uwe nieuwe installatie
in te zenden".
Met even weinig succes bedankten omstreeks dienzelfden tijd de
maires van Ransdorp, Nieuwendam, Landsmeer en Monnickendam,
omdat die post hen niet alleen veel tijd, doch ook geld en moeite kost,
en omdat hun huisgezin daaronder moest lijden, terwijl de meesten
bezwaar hadden tegen het gebruik van de Fransche taal en de daar-
door veroorzaakte vertalingskosten (die ten hunnen laste kwamen).
Zoo wordt verklaard, dat de maire van Landsmeer, in Juni
1813 van den onder-prefect eenige stukken ter uitreiking ontvangen
hebbende, aan dezen schreef : �wat de uijtgifte van deseive belangt,
sal wel door mijn soo spoedig mogelijk worden verrigt, dan de
zorg voor mijn Huijsgesin gaat eerst vooraf�.
318 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
Hoe weinig begeerd ambtelijke betrekkingen waren, blijkt ook
uit een schrijven dd. 6 Juni 1812 van den maire van Monnic-
kendam aan den onder-prefect over de benoeming van een ad-
junct-maire ; hij zegt daarin o.a. : �hoezeer het mij moeijlijk valt uit deeze gemeente persoonen hier toe voor te dragen, waarvan
uit deeze gemeente persoonen hier toe voor te dragen, waarvan
ik vooraf weet, dat ik hen daarmede geen genoegen verschaf,
behoef ik UEgeb. niet onder het oog te brengen", enz. De maire
van Marken verklaarde : �Ik heb in het ambt van maire weynig
aanlokkelijks gevonden, maar wel veel moeyte van schrijven,
veele fatigante reijsen, en vele andere onaangenaamheden, hierom
heb ik ook wel twee reisen mijn ontslag versogt dog niet beko-
men. Ik wil veel liever 20 jaar schout als 4 jaren Maire van
Marken zijn", enz.
Van andere ambtenaren was J. Van Aalburg, ontvanger te
Monnickendam, gewis de tolk, toen hij zich den ten April 1812 te-
gen den maire dier plaats aldus uitliet : �Geloof mij, mijnheer,
ik ben in de behandeling mijner zaken zoo huiverig, dat ik
volstrekt geen haarbreed van mijne instructie zal afwijken.
wil mij volstrekt niet exponeeren, de tijden zijn wonderlijk, de
menschen raar, en zooveel dat in mijn vermogen is, zal ik trach-
ten datgene te doen, dat mijn plicht mij gebied en volstrekt niet
meer noch minder". Trouwens de heeren kwamen vaak in malle
situaties. Zoo moest de maire van Ransdorp, evenals zijne colle-
ga's, op gezette tijden kas en boeken van den ontvanger contro-
leeren en van deze handeling proces-verbaal opmaken, .natuur-
lijk in de Fransche taal ('t was in 1813). Maar de maire, een
eerzaam bakker, verstond geen Fransch, wel echter de ontvanger,
die dan ook het proces-verbaal wel voor hem wilde vertalen, doch
nu wilde de maire dit voor hem onverstaanbare stuk niet onder-
teekenen. Hoe 't geval afliep wordt niet vermeld. Doch regel
was, dat de maires niet op toegeeflijkheid en toeschietelijkheid
hadden te rekenen en persoonlijk verantwoordelijk werden ge-
steld, en dat in zulke omstandigheden ten slotte een ambtenaar
werd gezonden, die, op kosten van den maire, de zaak in orde
bracht. Met een dergelijken maatregel werd zelfs in Maart 1813
de onder-prefect Mollerus bedreigd, toen, naar 't oordeel van den
prefect De Celles, diens administratie niet in orde was.
En het yolk ! Zeker, het heeft gejuicht toen Napoleon deze
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 319
streek bezocht. Zijne Majesteit �de groote Napoleon", zooals de
maire van Broek den Keizer in zijn aanspraak noemde, werd
�door de aanschouwers met de levendigste toejuiching begroet".
Doch in diezelfde dagen vermaakte men zich met de volgende
�Samenspraak tusschen Louw en Krelis bij gelegenheid, dat
Napoleon hun dorp doortrok" :
Louw. Wel Kees, hebt gij den keizer ook gezien?
Krelis. Neen, Louw, men zei, hij zou ons dorp passeeren,
Maar ik zag niets dan vele groote Heeren
In 't goud gekleed ; hem heb ik niet gezien.
Louw. Zaagt gij dan 't ventje niet, in 't smeerig groen gekleed,
Die vooraan op een schimmel reed?
Krelis. Die met dat kleine hoedje, maat ?
Dat was de keizer niet ; men kroette niet op straat.
Louw. Wel, Kees, als wij-lien de koeijen melken gaan,
Dan trekken w'immers ook ons beste pak niet aan !
Al legde de maire van Monnickendam de sleutels zijner stad
aan de voeten �du plus grand H�ros, du plus sage des L�gisla-
teurs et du plus Magnanime des Monarques", het yolk gaf, min-
der eerbiedig, het �bekend antwoord op de vraag (in 1811) naar
het welbevinden van den keizer" :
Hoe maakt het Bonaparte ? goed :
Hij vreet laurieren en zuipt bloed.
Te Durgerdam werden den 14en October 1811 de versieringen,
welke aldaar ter eere van het keizerlijk bezoek aan Waterland
waren aangebracht door onbekenden afgerukt en vernield.
Voor 't overige was het overal uiterlijk rustig. Machteloos had
men de vernietiging van ons volksbestaan door den Franschen
keizer aangezien, en niet krachtig genoeg om onzen ondergang
to verhinderen kon men slechts spotten met �Napoleons gemoe-
delijkheid", en wel in dezer voege :
Men deed Napoleon de bijbelspreuk verstaan,
Dat door het oog der naald een kernel eer zal gaan,
Eer dat de rijke tot den Hemel kan genaken.
�Welaan", sprak d'eedle vorst, �'k zal allen zalig maken
320 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
�Ik wil dat ieder yolk, 't geen bukt voor mijne magi,
�Voor 't heil der Eeuwigheid tot armoe wordt gebracht."
De armoede nam schrikbarend toe, allereerst door de tiercee-
ring der staatsschuld. Niet alleen werd daardoor menig gezeten
burger gerumneerd, maar vooral de behoeftigen, de gealimenteer-
den, werden daardoor gevoelig getroffen, omdat de armenkassen,
van welke de meeste hunne inkomsten tot op een derde van het
vroeger bedrag zagen slinken, onmogelijk in staat waren in den
nijpenden nood te voorzien.
Een sprekend voorbeeld levert daarvan het rekest, waarbij
de gezamenlijke armverzorgers van Marken zich tot den pre-
fect wendden om hulp. Zij deden daarin uitkomen, dat �sints
vele jaaren geheele stilstand van de groote visscherij (als op
welke 's jaarlijks boven de Tweehonderd zoo oude als jonge
personen plegen te varen) en, sedert verscheidene jaren ook de
stilstand van de commercieerende scheepvaart dezer landen, de
hoofdoorzaken van de ellendige, armoedige en beklagenswaardige
toestand dezer inwoonders zijn, welke thans zoo tot een uitersten graad van jammervolle toestand is genaderd, dat zij moeten ver-
graad van jammervolle toestand is genaderd, dat zij moeten ver-
klaren geen raad meer te weten, want dit alles heeft tengevolge
gehad, dat vischschuiten en vischwant werden verkocht of ver-
waarloosd".
Toch was er zuinig bedeeld; voor 40 verpleegden in godshui-
zen werd f 1660� per jaar uitgegeven, d.i. f 41.10 per hoofd,
en voorts aan 66 anderen f 700.� te sarnen f 2360 .�.
De ontvangsten bedroegen aan rente f 1850 .�, huur van land
f 159. , collecten f 140. , te zamen f 2149.�, zoodat er een
jaarlijksch tekort was van f 211.�. Tengevolge van de tiercee-
ring der staatsschuld daalden de inkomsten tot f 915.� en be-
droeg dus het jaarlijksch tekort f 1445.
Van de particuliere liefdadigheid was niets te verwachten,
want de opbrengst der visscherij, voorheen ongeveer f 15000.�
per jaar, was na de invoering der conscriptie, waardoor zoovele
mannen aan dit bedrijf werden onttrokken, gedaald tot �- f 9000.�
In Maart 1813 hadden de maires van Marken en Urk geza-
menlijk eene nota aan den prefect gericht, wiens tusschenkomst
zij inriepen voor een verzoek om steun aan den Keizer, �langer
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 321
zwijgen zou misdadig zijn, de nood was op het hoogste gestegen" ;
daarom verzochten zij vrijdom van alle belastingen voor hunne
ingezetenen voor den tijd van 25 jaren, en zoolang de oorlog
duurde, die de buitenvisscherij geheel had vernietigd, een jaar-
lijksche subsidie van 2000 francs, om sommige gemeente-ambte-
naren te kunnen betalen, en de armenkassen te kunnen subsi-
dieeren.
Dergelijke verzoeken hadden echter geen resultaat. Geen won-
der, dat die eenvoudige visschers obstinaat werden, en dat de
raad van Marken den 4en December 1812 weigerde om tot dek-
king van een tekort eene belasting op 't gebruik van zout (van
hoogerhand bevolen) in te voeren. De maire deed daartoe plicht-
matig het voorstel, doch �daar was niet aan te doen, sij wilde,
soo ik (de maire) de belasting opgemaakt, niet teekenen, sij sijn
volstrekt van gevoelens, daar zij opgeroepen worden om de belas-
ting te regelen, dat sij magi hebben, so hun het niet aanstaat, sulks
te weijgeren". 't Baatte niet, dat de onder-prefect schreef : �Gij kunt,
mijnheer de maire, hen zeggen, dat ik hen gelast deze stukken te
teekenen, en dat bij nieuwe weijgering ik maatregelen ten hunnen
opzichte zal nemen, welke mij verzekeren, dat zij aan hun plicht
beantwoorden, en dat ik over hen zeer te onvreden ben, dat zij
weijgeragtig zijn om de bevelen van het gouvernement op te
volgen" etc.
De bemiddeling van den maire van Monnickendam was noodig
OM de zaak in 't refine te brengen.
Niet alleen bij de Marker visschers had de tierceering kwaad
bloed gezet. De armvoogden van Broek in Waterland weigerden
nadien pertinent om rekening te doen �aan iemand buiten
de plaats".
De toenemende verarming der bevolking bleek allerwege uit
het amoveeren van een groot aantal huizen, waartegen tevergeefs
wend gedgeerd. Te Durgerdam werden talrijke woningen afge-
broken �wegens stilstand van de zeevaart en andere slechte
tijdsomstandigheden", en te Monnickendam riep de maire den
onder-prefect te hulp om het slooperswerk tegen te gaan, daar
hij vreesde �dat de halve stad zou worden afgebroken". Inmid-
dels profiteerde de gemeente Monnickendam zelve van deze
gelegenheid om, niettegenstaande haar berooide kas, de fraaie
Gedenkboek. II. 21
322 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
woning te koopen, die thans nog als raadhuis dienst doet.
De doorvoering van het continentaal stelsel had ten gevolge
gehad, dat ook de kusten der Zuiderzee door een groot aantal
douaniers werden bewaakt, die het den kustbewoners niet weinig
lastig maakten en o. a. de Markers zeer in de uitoefening van
hun bedrijf belemmerden. Deze mochten b.v. hun haring niet
meer na zonsondergang te Monnickendam lossen ; den volgenden
dag had dan de visch veel aan waarde verloren. Ook belemmer-
den de douaniers de toevoer van gebakken roggebrood en tarwe-
brood, gelijk ook van gruttemeel, door het eischen van de
vervulling van tallooze formaliteiten, zoodat gebrek aan brood
en meel op 't eiland hand over hand toenam.
In Februari 1813 werden een paar Urkers met gesmokkelde
waren te Monnickendam gesnapt en veroordeeld, en nog in
Augustus van dit jaar werd de maire van Buiksloot uitgenoodigd
om de verbranding en vernietiging van een groote partij Engelsche
goederen bij te wonen op �Schelvishoek" tegenover Amsterdam
(ter vermijding van brandgevaar in de stad), daar men ver-
onderstelde, �dat hij levendig belang stelde in de uitvoering
van een maatregel, die de inlandsche nijverheid zoo bij uitstek
bevorderde".
Algemeen was de klacht over dure levensmiddelen. De vol-
gende broodprijzen werden in 1813 betaald :
Een wittebrood van 34 loot 4 stuiver.
7, fl ly 17 ,, � � .. 2 ,,
Fijne wittebroodsbollen van 9 loot . . 1 ,,
Agterling of bollen 7) 13 � . . . 1 ,,
Ongebuild tarwebrood '7 1 it" . ,, 6 penningen
7/ mastelein // 114 it . . 3 7, 8 fl
Lange bollen /, 52 loot . . 5 � 12 ,,
Gebuild tarwebrood ,, 26 ,, . . . 2 � 14 /I
,, mastelein � 38 � � � 4 ,, 6 ,,
Roggebrood ,, 12 ti; . . ,,
Fransch fijn brood 37 32 loot . . . 4 ,,
De billijkheid gebiedt te vermelden, dat, dank zij het verbeterd
politietoezicht, in Monnickendam en Waterland nagenoeg geen
bedelaars thuis behoorden, en dat de invoering der vaccine
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 323
krachtig ter hand was genomcn, in de eene plaats met meer
succes dan in de andere, doch waardoor de maire van Nieuwen-
dam (tevens chirurgijn) een aanmoedigend schrijven van den
prefect ontving wegens betoonden ijver, blijkende uit het groot
aantal gevaccineerden in die gemeente.
Zwaar drukten op de bevolking de lasten der conscriptie enz.
Men heeft uitgerekend, dat tengevolge van de conscriptie in
1811 reeds van iedere 57 mannen een onder de wapenen stond.
In Augustus 1813 had Monnickendam reeds 58 man geleverd,
dat is 1 op 36 inwoners ; te Durgerdam werden 29 visschers
voor de vloot gerequireerd, dat is 1 op 19 inwoners, en Marken
moest zooveel ingezetenen daarvoor afstaan, dat de overigen vrij-
gesteld werden van alle verplichtingen ten aanzien van de
nationale garde. Ook het in orde brengen van de fortification
bij Den Helder vereischte voortdurend beschikbaarstelling van
manschappen. Bovendien leverden de weeshuizen te Monnicken-
dam en Broek eenige pupillen voor de garde, welke naar Versailles
werden gezonden, terwiejl ook nog voor het vereischt aantal
kustwachten moest worden gezorgd.
Al deze militaire verplichtingen werden, zij het ook morrend,
zonder openbaar verzet nagekomen. We lezen slechts van vier
conscrits uit Nieuwendam en Ransdorp, welke naar zee waren
gegaan �met een onbekend doel".
Met groote moeite en na eindelooze deliberation kregen de
maires in het kanton Monnickendam gedaan, dat den Keizer in
Januari 1813 vijf cavaleristen werden aangeboden. De kosten,
die daarvoor gemaakt werden, zouden ponds-pondsgewijze bij
afzonderlijke omslagen over de meest gegoede ingezetenen worden
verdeeld. Te Buiksloot weigerden de schoolmeester H. Van den
Heuvel en zeven anderen dezen omslag te betalen �gevende
dezelve meest als voorreden te hoog gekwitteerd te zijn, ja,
sommige op een bitteren Loon".
De eigenaars van paarden stonden daarenboven bloot aan de
volgende ergerlijke knevelarij. Voor het leger waren paarden
noodig, die door de regeering zouden worden opgekocht voor
een vastgestelden prijs van 300 francs per stuk. Na een voor-
loopig onderzoek werden de paarden aangewezen, die aan de
definitieve keuring moesten worden onderworpen ; werden de
324 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
dieren dan Loch afgekeurd, dan kocht de perfect elders paarden
voor 488 francs per stuk, en liet hij de 188 francs, die hij weer
moest geven, door de eigenaars dier afgekeurde paarden betalen
�omdat deze er gelukkiger aan toe waren dan andere eigenaars,
die maar 300 francs voor hun paard ontvingen". Twee boeren
in de Purmer werden aldus behandeld. In het geheele arrondis-
sement Hoorn werden 19 eigenaars op deze wijze belast.
Doch de lijdzaamheid, waarmede dit alles gedragen werd,
veranderde in den loop van 1813. Napoleon's nederlagen in
Rusland hadden indruk gemaakt. Van mond tot mond ging
het �Gesprek tusschen eenen grooten Keizer en een klein
Koningje" (eene bijdrage tot Van Alphen's Kindergedichtjes).
Koningje (met een fijn stemmetje): Papa! Sinds uw vertrek heeft Napje leeren loopen!
leeren loopen!
Keizer (met een basstem): Ik ook, mijn kleintje!
Koningje : En hard !
Keizer : Ik ook. Dat zou ik hopen.
(Met een zucht): Maar leer het, kindje, het ga hoe 't ga,
van geen Kozak!
Koningje : Neen, nooit, Papa!
Hier werden zij gestoord;
Een oude kindermeid had alles afgehoord,
En zij, die nooit geheim verzweeg in heel haar leven,
Kwam kugchend dadelijk dit trouw verslag mij geven.
Niet alleen uit dergelijke versjes bleek de veranderde stemming.
Toen bekend gemaakt werd, dat de conscrits van verschillende
lichtingen zich als vrijwilligers voor de nationale garde konden
aanmelden, moest de maire van Monnickendam aan den onder-
prefect berichten, dat niettegenstaande alle vertoogen van de
maires in het kanton, alle conscrits weigerden om vrijwillig
dienst to nemen en �Hever hun lot wilden afwachten".
Ernstiger werd hier en daar het verzet bij gelegenheid van
de inschrijving voor de nationale garde in April 1813 , vooral
to Landsmeer. Op 22 April schreef de maire van die plaats aan
den onder-prefect �dat een weijnig oproer in deze gemeente heeft
plaats gehad, eenige personen, komende van Oostzaan, gewapend
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 325
met sabels en stokken, compareerden voor mijn huijs, willende
mij dwingen mee te gaan, dan door rede deselve overtuijgd. En
zij gingen verderop in den Ilp, zeggende de klok moet geluijd
worden, zij moesten yolk werven in den Ilp voorgevende zij
hebben last oni. 2 luij mede te nemen. Intusschen, door eenige van
mijne burgers geassisteerd, hebben wij de menigte bij het Raad-
huijs opgewagt en hun tot staan gebragt, waarop ider weer hun
weg is gegaan en de rust hersteld. Egter is het voor mij on-
mogelijk de lijsten in te vullen, niemand is gecompareerd, en
zooals ik UEG. mee heb .gedeeld niemand durft zig aangeven
van wege de opgeruijde menigte te Zaandam. Ik verzoek nader
instructie. Nog moet ik u melden, dat heede een burger dezer
gemeente met een snaphaankogel, ingevolge de algemeene kreet,
is doodgeschoten, dat deze douaan daarop de vlugt genomen
heeft en zig in de sloot gesprongen en aldaar verdronken is".
Reeds op den volgenden dag kwam de onder-prefect in persoon
naar Landsmeer �om de inwoners te persuadeeren om zich voor
de nationale garde te laten inschrijven, hetgeen gelukte".
Van daar vertrok de onder-prefect, vergezeld van den procureur
Schuurman, naar Buiksloot, alwaar de maire na de eerste oproe-
ping aan eenige lieden �het verzochte uitstel van veertien dagen
had toegestaan, met dit gevolg dat sommigen na verloop van
dien tijd het nog niet geraden vonden zich te laten inschrijven,
hoewel de laatste dag zijnde, en de maire hen den brief, per
expresse door den onder-prefect toegezonden, had voorgelezen,
waarna sommigen zig wilden laten inschrijven, dan welke vol-
gens hun zeggen van de anderen bedreijgt wierden. In tegen-
woordigheid van den onder-prefect en den procureur ondervraagd
zijnde naar de reden van hunne weijgering, hebben alien toen
present zijnde zich direct laten inschrijven, doch de schoolmees-
ter (H. Van den Heuvel) alswel een der voornaamste tegen-
standers door den onder-prefect alleen geroepen en dugtig ge-
corrigeerd zijnde, waarna hij zig mede heeft laten inschrijven".
Ook op enkele andere plaatsen vielen ongeregeldheden voor,
althans negen personen uit Landsmeer, Durgerdam, Ransdorp en
Nieuwendam �die min of meer schuldig waren bevonden bij de
opstootjes bij gelegenheid van de inschrijving voor de nationale
garde, werden te Hoorn gevangen gezet, en moesten na hun
326 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
ontslag door de maires onder toezicht worden gehouden".
Spoedig na de inschrijving werd bekend gemaakt wie actief
bij de nationale garde moesten dienen. Zij, die dit konden be-
kostigen, moesten hun eigen uniform aanschaffen. Zij konden
deze verkrijgen bij Jackson te Amsterdam tegen betaling van
f 50.�, terwij1 een schako voor f 8.20 te bekomen was bij den
hoedenmaker Dupuij aldaar. De overigen werden te Hoorn van
rijkswege gekleed. Verder hadden geene ongeregeldheden plaats
en de prefect De Celles kon verklaren (3 Mei 13) �Zaandam et
les environs sont tout a fait tranquilles, les habitans du cam-
pagne ouvrent les yeux, ils voyent bien qu'il n'a jamais pu titre question de faire une levee en masse de toes les hommes de
question de faire une levee en masse de toes les hommes de
30 a 40 ans".
Feitelijk was het verzet � zij 't ook een lijdelijk verzet �
reeds vroeger van eenige dames uitgegaan. Ten behoeve van de
door de Keizerin gestichte �Societeit van moederlijke voorzorg"
werden in 1811 door de volgende 1VIonnickendammer dames de
achter hare namen vermelde sommen gestort : mevr. de wed.
Nobel:�Boterkooper 500 frs., mevr. de wed. Ackerboom�Ten
Bokkel 10 frs., mej. Elisabeth Claas 25 frs., mej. Niesje Mostert 25 frs. en mevr. Thierens�Van Schaardenburgh 40 frs. In 1812
25 frs. en mevr. Thierens�Van Schaardenburgh 40 frs. In 1812
schonk mevr. Nobel nogmaals 50 frs., dock in Nov. 1812 schreef
de maire aan den onder-prefect, dat de dames, die in 't vorig jaar hadden ingeschreven voor de Societe de la charit� maternelle,
hadden ingeschreven voor de Societe de la charit� maternelle,
niet bereid waren deze inschrijving te herhalen, en 't hielp niet, dat de maire, op verzoek van den onder-prefect al zijn invloed
dat de maire, op verzoek van den onder-prefect al zijn invloed
aanwendde om de dames tot andere gedachten te brengen.
Tegelijk met de instelling van eene nationale garde kwam
die der gardes d'honneur. Op de voorloopige lijst, door den
prefect De Celles geformeerd, kwamen o. a. voor P. Ditmarsch
en A. Van Mansum, neven van den heer Ditmarsch te Broek
en J. J, Thierens, zoon van den vrederechter.
Aileen de heer Pieter Ditmarsch werd definitief aangewezen
tot garde d'honneur. Zijn oom te Broek was deswege zeer ver-
toornd. Hij weet dit ongeluk geheel aan den maire H. Bakker,
ten onrechte evenwel, want uit de correspondentie tusscben De
Celles en den onderprefect Mollerus blijkt dat deze laatste eigen- lijk in deze zaak den doorslag had gegeven. Toen de aanstelling
lijk in deze zaak den doorslag had gegeven. Toen de aanstelling
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 327
van zijn neef bij hem bezorgd werd, was de eerste gedachte van
den heer Ditmarsch zich tegen het bevel te verzetten. Schoor-
voetend, eerst den 31en Mei 13 werden van zijnentwege de 1500
francs gestort, welke voor de uitrusting van zijn neef werden
gevorderd. Den 18en Juni moest de negentienjarige Pieter zich
aan de prefectuur te Amsterdam aanmelden, en hij heeft het
gedaan, nadat de onder-prefect in een particulier schrijven dd.
17 Juni hem ernstig gewaarschuwd had voor de gevolgen, die
eventueel verzet voor hem en zijne familie zouden hebben. Den
26en Juni werd hij, als garde d'honneur te paard, behoorende
tot het detachement, gecommandeerd door den heer Hodson,
gedirigeerd naar het 2de regiment dier garde te Metz.
Bizondere gebeurtenissen vielen inmiddels in deze streek niet
voor. Menigvuldiger, en vooral bitterder van Loon, werden de
spotversjes, die ten doel hadden Napoleon in een hatelijk dag-
licht te stellen. Zoo heette het van �de geboorte van Napoleon" :
1. 4
Sinds lange Jaaren her Jou, lummel, daar gib zip t,
Ging Sire Lucifer Sprak haare Majesteijt,
Op stinkende eijeren broeijen, (Ja, leg maar niet te hoesten,)
Om, zoo 't hem lukken mogt, 'k Heb hier een Korsikaan,
Een extra helsch gedrogt Die elk verbaasd doet staan,
Voor 't aardrijk saam te knoeijen.En volkren zal verwoesten.
2. 5.
Maar of hij broeijde of niet ; Daar stond sinjeur, en keek
Van 't geen zijn kunst uitstiet Geheellijk van zijn streek,
Was weinig te berekenen ; Schoon hij zich uit wou slooven.
Een Jacobijnen-Heir IVIijn jongens � zegt hij � schat,
Kreeg hij, en toen niets meer , Doen ook Loch iets of wat
Dies Wilde 't niets betekenen. Aan Croon- en altaarrooven!
3. 6.
Doch zijne gemalin 0, zei ze, is dat het al?
Ging 't beter naar haar zin, De mijne zal den val
(De vrouwen zijn meer schrander) Van vele volken weezen ;
Zij broeijde en kreeg gezwind Oud, jong, ja, al wat leeft
Een groengeel satanskind. En stout hem wederstreeft
Maar, kijk, dat was een ander ! Moet voor zijn moordstaal vreezen.
328 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
Of wel men vermaakte zich, naar den smaak dier dagen, met
anagrammen als de volgende over : �Napoleon, PaOn, Leon".
�Paon is in 't fransch Pauw, Leon de oude spelling voor Lion,
herkomstig van het Latijnsche Leo, beteekenend eenen Leeuw.
Ntranneer men de trotschheid van den Pauw met de verscheu-
rende wreedheid des Leeuws vereenigd, heeft men een juiste
voorstelling van Napoleon's hoofdkaraktertrekken".
Nauwelijks was de mare van Napoleon's nederlaag bij Leipzig
(18 Oct.), die den 3en November Amsterdam bereikte, tot in deze streeken doorgedrongen of de stemming veranderde merkbaar.
streeken doorgedrongen of de stemming veranderde merkbaar.
Noem nooit Napoleon zoo stout
Verheven boven leed ;
Te Moskou, Loch, was 't hem te koud,
Te Leipzich al te heet !
riep men elkander toe en dat de autoriteiten den toestand niet vertrouwden en op hun hoede waren, bleek uit het verbod van
vertrouwden en op hun hoede waren, bleek uit het verbod van
den prefect �betreffende het medenemen van vreemde personen
in de melkschuijten", en zijn bevel om in dagrapporten hem op
de hoogte te houden van de stemming van het publiek. Zoo
werd het 15 November 1813 de douaniers kregen bevel hunne
posten te verlaten en zich naar Naarden te begeven alleen de
Franschen onder hen volgden dit bevel op, de anderen bleven
op hunne standplaatsen. Te Buiksloot werd de adjunct-maire op
den 16en November gedwongen om aan honderd douanen een
afgehuurde schuit te bezorgen voor de somma van Lien gulden
(waarvoor een bon werd afgegeven). Dit geschied zijnde, maakten de douanen zich meester van het vaartuig en noodzaakten zij
de douanen zich meester van het vaartuig en noodzaakten zij
den schipper hen te Muiden aan wal te zetten, van waar zij
verder trokken.
Inmiddels werden in den avond van den 15en November de
douane-huisjes te Amsterdam verbrand. De vlammen waren in
Waterland duidelijk zichtbaar. Des avonds ongeveer elf uur kwam men den adjunct-maire van Monnickendam verwittigen, dat de
men den adjunct-maire van Monnickendam verwittigen, dat de
stad Amsterdam aan alle hoeken in brand stond. Hij begaf zich
naar �de vesting" en zag het bericht bewaarheid. Den volgenden morgen liep echter te Monnickendam het gerucht, dat het slechts
morgen liep echter te Monnickendam het gerucht, dat het slechts een illuminatie was ge'weest, totdat in den loop van dien dag
een illuminatie was ge'weest, totdat in den loop van dien dag
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 329
uit de hoofdstad komende reizigers vertelden wat er gebeurd
was, en dat men het voornemen koesterde om nu het groote
entrepot voor de tabak te laten volgen.
Op dien 16en November kwamen de melkboeren van Broek
des middags met de melkschuit uit Amsterdam terug, alien voor-
zien van oranjelint. Zij waren echter rustig en stil, evenals op
den zeventienden. Behalve door de melkboeren en eenige kin-
deren, werd door de ingezetenen nog weinig oranje gedragen.
Op den 17en Nov. dreigden te Monnickendam onlusten uit te
breken, doch de vrederechter Thierens wist de menigte spoedig
tot bedaren te brengen, terwiji de maire voorzichtiglijk de wapen-
oefening van de nationale garde afgelastte.
Ook te Purmerend werd op den 17en oranje gedragen, en werden
in den nacht eenige ruiten ingegooid en andere baldadigheden
gepleegd.
Den 19en November verklaarde de heer De Stuers : jai recu
des rapports des arrondissements de la Nordhollande. Le 17ieme
on a arbore, comme a Amsterdam, le pavilion orange et tout
le monde portait cette couleur, . . . . Il est assez singulier que la
r�volte soft &late dans toute la Hollande au meme jour . . . .
on a lev� le masque partout" . . . . enz.
Voor het overige .bleef het gedurende die week vrij rustig in
Waterland. Eene poging om de kasgelden, aanwezig bij de comp-
tabele ambtenaren, te doen overmaken naar het hoofdkwartier
van generaal Molitor stuitte of op de bezwaren, welke deze
ambtenaren daartegen aanvoerden.
Den 20en Nov. stelde de maire van Marken, op aanraden van
den vrederechter te Monnickendam, vijf bedaagde personen aan,
die het Oranjebestuur van harte waren toegedaan, om de rust
te bewaren. Hieronder waren twee leden van de besturen van
voor 1795, de overigen waren lid van den municipalen raad
geweest. �Deze brave lieden hebben diegeene, die oranjegezint
waren, aangemaant om wel vrolijk te zijn, maar geen molest
aan iemand te doen; ook hebben zij de rust, Coen de maire den
25en Nov. de vlag op toren en raadhuis liet zetten, volmaakt
bewaard, en alles is met vreugde en blijdschap voldongen".
Zondag den 21en Nov. vroeg de maire van Ilpendam aan den
onder-prefect : �Moet ik blijven fungeeren ? Dit is haast ondoen-
330 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
lijk wegens de u bekende tijdsomstandigheden, te meer daar de
vlaggen reeds te Hoorn en Edam van alle toorens waaijen, en men
zulks hier met alle geweld ook begeerd, en ook een provisioneele
regeering wil daargesteld hebben. Mijn verzoek is door TJ.E.g.
geauthoriseerd te worden om eenige personen, die ik oordeel
bevoegd daartoe te zijn, bij mij aan te stellen om mij behulp-
zaam te zijn en te adsisteeren tot instandhouding van rust", enz. Op dienzelfden Zondag werden te Broek �door eenige jongens
Op dienzelfden Zondag werden te Broek �door eenige jongens
of kinderen des avonds bij de brug eenige voetzoekers afge-
stoken, hetwelk door den maire ten sterkste werd verboden".
Maandags d. a. v. vergaderden ten verzoeke van den maire
Harmen Bakker op 't raadhuis te Broek de heeren C. Doncan,
G. De Ruiter, W. Van Sijp, Jur. Munnich, Kl. Koker, J. Bak-
ker Hzn. , A. Bertoen, Jelle Luijten, W. Schuurman, J. Doets en
S. Veen, bij welke gelegenheid door �den maire voorgesteld
zijnde de noodzakelijkheid, dat in deze belangrijke oogenblikken
eenige bekwaame mannen zich vereenigden ten einde tot behoud
en bevordering der rust binnen deze gemeente zouden werkzaam
zijn, hebben de gemelde heeren uit liefde voor deze gemeente
en goede burgerij hetzelve op zich gelieve te nemen".
Bijna alle maires vroegen met het oog op de gebeurtenissen
nadere instruction aan den onder-prefect deze deelde bij circulaire van 23 November mede, dat hij op zijn post zou blijven, totdat
e van 23 November mede, dat hij op zijn post zou blijven, totdat
hij door de bevoegde autoriteit zou worden ontslagen, en maande
de maires aan hetzelfde te doen, en zooveel mogelijk rust en
orde te bewaren.
Op denzelfden datum rapporteerde de onder-prefect : �Dans
mon arrondissement tout est dans la plus grande tranquilit�
est vrai qu'on porte l'orange, ce que j'ai du tolerer meme dans
le chieflieu, mais le peuple se rejouit et ne moleste personne".
Op den 24en Nov. kreeg de maire van Broek des middags ten
drie ure van zijn adjunct-maire bericht �dat er Russen in Am-
sterdam gekomen waren, en dat de vlag van het paleis was
waaijende", tevens vernam hij, �dat te Monnickendam gereedheid
gemaakt werd tot het opsteken der vlag. En in aanmerking
nemende, dat de stad Amsterdam de hoofdstad van het Depar-
tement was, en Monnickendam de stad van zijn kanton, alzoo
mede de aandrang van sommige dezer gemeente, daarbij gevoegd
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 331
de omstandigheden, waarin men verkeerde, oordeelde men, tot
behoud der rust de Hollandsche vlag van de Toorn en kerk
to laten waaijen, hetwelk die van de Toorn des avonds to half
5 uren, en die van de kerk des anderen daags morgens word
volbracht. Waarop des avonds ten 6 uur (24 Nov.) de melk-
schuijten van Amsterdam alhier ter plaatse aankwarnen, waarvan
sommige melkboeren het voornemen hadden om zich bij de
eon of ander hun vreugde to kennen to geven, waarvan zij
door den maire ten sterkste wierden afgemaand ; doch zulks was
tevergeefs, betuigend zijlieden, dat er hoegenaamd door hun
goon onordentelijkheden gepleegt zouden worden, hetwelk over
het algemeen ook door hen is volbragt ; doch eenige vrouws-
personen en jongens, welke zich daaronder mengden, hebben
de stoutheid gehad om aan 't huis van Klaas Van Duijvenbode
de verregaande brutaliteiten to doen door het stukken slaan van
vlessen met Drank en het laten weglopen van de Drank uit de
vaten als anderzints ; (van ter zijde vernomen dat de hoer Dirk
Ditmarsch van eon vrouwspersoon eon slag gehad zoude
hebben, gelijk mode deszelfs knegt) hebbende aan 't huis van
den hoer Klaas Koker mode ongeregeltheden gepleegt door
het slaan op de Deur en verdere Brutaliteiten, alsmede bij de
wed. G. Gestman, zijnde aldaar met eon steen door de glasen
gegoijt".
In eene vergadering van Let voorloopig bestuur van Brook
op den 25en Nov. ten raadhuize gehouden, gaf de maire kennis
van zijne beweegredenen voor het uitsteken van de vlag, welke
daad zonder discussion word gesanctionneerd, terwijl voorts een-
stemmig word besloten �dat alsoo men met het innigste leedwezen
vernomen had, dat 's avonds to voren en in den afgeloopen
nacht door eenige vrouwspersonen en jongens ongeregeltheden
waren gepleegd, men eon sterke waarschuwing zoude publiceeren
en affigeeren ; alsmede word geresolveerd 0111 eenige volgende
avonden en nachten ses bequame persoonen to laten waken".
Zaterdags d.a.v. word het voorloopig bestuur weder bijeen-
geroepen en word besloten om ds. B. G. Haverkamp to ver-
zoeken, dat hij den volgenden dag (28 Nov.) zoude danken voor de
zoo gelukkige omwending van zaken in ons vaderland ; tevens
word besloten om de klok to doen luiden des morgens van
332 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
8-9 uur, des middags van 12-1 uur en des namiddags van
4-5 uur.
In den loop dezer week (van 21-28 Nov.) zag de maire van
Nieuwendam zich genoodzaakt, ter voorkoming van onaangenaam-
heden �om van de onderscheiden kerktorens binnen zijne gemeente
vlaggen te doen waaijen, en daartoe de benoodigde te koopen ;
hebbende voorts soveel mogelijk alles gedaan ter bewaring van
de rust, welk een en ander van dat gevolg is geweest, dat binnen
die gemeente geene buitensporigheden of beleedigingen hebben
plaats gehad".
Te Buiksloot was in diezelfde week de maire aanwezig bij het
opzetten van de vlag op den toren ; vandaar terugkomende
vond hij voor zijn huis een groote menigte ; �eenige hem onbekende
personen drongen zijn huis binnen en dreigden hem er uit te
zullen halen, zonder dat de burgers (die er bij waren) een hand
uitstaken om de orde te helpen handhaven. Hij sprak de kwaad-
willigen toe, waarop deze afdropen, en hij verder niet onbescheiden werd behandeld".
werd behandeld".
Hoe het inmiddels te Monnickendam toeging is zeer onvolledig
bekend. Den 24en Nov. vernam, zooals reeds is medegedeeld, de
maire van Broek �dat te Monnickendam gereedheid gemaakt
wierd tot het opsteken der vlag". Op dien dag werd waarschijnlijk
het in 't archief berustende ongeteekende en met potlood ge-
schreven briefje op 't raadhuis bezorgd, dat aldus luidt : �Daar
wordt vrindelijk aan de heere verzogt om de vlag op de tooren
te zetten om alle ongelukken en oproerigheden te vermeij den :
uijt aller naam".
De heeren, die bedoeld werden, waren : A. L. Thierens, H. J.
Van Marle, R. K. Bos, A. Gojewijn, T. Hondius, Jb. Teengs,
J. A. Bloys van Treslong, E. J. Van Rooij en A. F. Tinne, die
onder praesidium van den maire D. Arbman het voorloopig bestuur
van Monnickendam uitmaakten.
Nog den 25en schreef de onder-prefect aan den maire, aldaar :
�Het critique moment, waarin wij ons bevinden, eischt de grootste
omzichtigheid van de kant der nog bestaande autoriteiten, vooral
omtrent het publiek maken der onderscheiden stukken, welke
op eene indirecte wijze in de steden worden rondgezonden. Het
spreekt vanzelf, dat stukken, welke geen bewezen legaliteit hebben,
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 333
niet publiek mogen worden gemaakt, maar ten sterkste moeten
worden te keer gegaan. Gij moogt derhalve ook niet tolereeren,
zoolang het plaatselijk bestuur in uwe hander berust, dat anderen,
zonder uwe autorisatie eenige bekendmakingen doen, en ik begeer
tevens, dat door u niets wordt gepubliceerd, nog geen extra-
ordinaire mesures genomen worden, alvorens mijne autorisatie
te hebben gevraagd, daar ik u verantwoordelijk stel voor al wat
zonder dit door u zoude zijn geschied".
Op dienzelfden dag werd echter bij proclamatie van het
voorloopig bestuur �het vrij en onverlet dragen van oranje"
toegestaan, en Monnickendarn, als 't ware, �voor Nederland en
Oranje" gewonnen.
Den 28en Nov. benoemde het voorloopig bestuur uit zijn midden
eene commissie, bestaande uit de heeren Arbman, Van Marie
en Bos, ten einde te spreken met de �Commissarissen-Generaal
van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden tot
regeling der zaken in Noordholland" te Amsterdam, die de
benoeming der hiervoor genoemde notabelen tot handhaving
van rust en orde goedkeurde, en er op aandrong zoowel de
landelijke als stedelijke belastingen geregeld op te brengen,
de politie te handhaven en vooral de ingezetenen op het hart
te drukken, dat nu alle partijschappen waren vernietigd en
uitgewischt.
Nu, dit laatste had geen nood. Alom weerldonk, op de wijze
van �Wat drommel is er in de kist ?" een �vreugdelied op de
heugchelijke omwenteling".
1. .2.
Hoezee, de vrijheid wierd hersteld. Hoezee, daar trekt de gansche kliek
Elk roep : Ora* haven ! Van Burgerplagers heenen.
De Dwing'land is ter neer geveld, Eens kwam dat zootje met muziek,
Zijn yolk als kaf verstoven. En vlugtend ziet men 't weenen.
We vreesden den Tyran, Maar, wee ! Ons Vaderland !
Zoolang hij bleef een Man. Te Gorkum houd het stand !
Maar, nu niet meer gekroopen Ja ? Kool ! .. , wie zou 't gelooven ?
Voor 't schrikbeeld van Napoleon , Dat is geen franschman meer van zins
Dat Monster is gaan loopen 't Is reeds : Oranje boven !
Zoo spoedig hij maar kon. Wij wagten maar den Prins.
334 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
3.
Hoezee ! Dan komt de lieve vree.
En welvaart ook weer binnen ;
Wat ooit uit vrees een ander dee,
Laat ons elkaar beminnen.
Wij zijn verlost van dwang,
Thans bind ons een belang ;
Ja, 't is : Oranje boven !
Waarvan al 't yolk zijn heil verwagt.
Wie zou die schat ons roven !
Door Eendragt groeit de Magt.
Inmiddels zat het voorloopig bestuur van Monnickendam niet
stil. Vrijwilligers werden opgeroepen ter verdediging van de
stad �tegen aanvallen, welke dreigden van onderscheiden Fran-
sche schoeners, waarmee de Zuiderzee, volgens ingekomen
berichten alsnog scheen ontrust te worden".
Den ten December deelde de maire mede, hoe hij de wacht
had georganiseerd en dat alle manschappen behoorlijk hun plicht
hadden gedaan. �De commandeerende officier, binnengeroepen,
werd voor zijne goede zorgen bedankt, en de extra-ordinaire
nachtwachten bij de Noordeinder- en Nieuwe poort en bij de
Langebrug thans ingetrokken". Daar onder het Fransch bewind
alle wapens uit de stad waren weggevoerd, vroeg men voor
tweehonderd burgers wapenen en ammunitie van den heer Ver-
dooren, �Admiraal, commandeerende 's Lands navale magi in
de Zuijderzee, en militair kommandant, gechargeerd met de
geheele Directie der marine in het eerste arrondissement van
Holland te Amsterdam".
Tenzelfden dage �arriveerde per schuit uit Hoorn Joachim
Boursse Wils, gediend hebbende in de Hollandsche arm6e, laatste- lijk onder de Fransche keizerlijke gendarmes. Zijne weinig be-
lijk onder de Fransche keizerlijke gendarmes. Zijne weinig be-
tamelijke houding deed hem verdacht schijnen, daarom werd hij
zoo ter zijner beveiliging als ter voorkoming van wanorde in
bewaring genomen. Onder zijne papieren werd een bevel gevonden
van den 17en Nov. 1813 van den generaal Jancijs (Gency) aan
den lieutenant der garde sold� Massheti om zich met zijne dra-
gonders naar Kampen te begeven. Hij zei uit Kampen voor de
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 335
Keizerlijken te zijn gevlucht". De man werd met zijne papieren
opgezonden aan den generaal Kraijenhoff te Amsterdam.
�Alle de heugelijke evenementen", zoo schreef de maire van Ilpen-
dam den 1e11 Dec. aan den onder-prefect, �die wij alle thans zien ge-
beuren, schijnen ons een droom te zijn en het Opperwezen geve,
dat het tot geluk van bet menschdom mag worden, dan mogen
wij elkanderen blijelijk geluk er mee wenschen. Geinformeerd
wordende, dat er eerstdaags door deze heugelijke tijden een
algemeene illuminatie staat te gebeuren, is mijn vriendelijk
verzoek geauthoriseerd te worden om te disponeren over 150 francs
ten einde een vlag te koopen en het yolk een vroolijken dag
te bezorgen".
Op den Zen December werd te Broek �des avonds door eenige
personen langs het dorp eenige vreugde betoont over het aan-
komen van Zijn Doorlugtige Hoogheid den prince van Oranje
in Amsterdam, doch zijnde geen ongeregeltheden aan personen
of huizen gepleegt".
Den 3en Dec. werd aldaar de proclamatie gepubliceerd �waarbij
Zijne Doorluchtige Hoogheid de Heere Prince van Oranje, Wil-
lem VI als Willem de Eerste, Prins van Oranje, Souverein over
de Nederlanden werd verklaard, hebbende bij deze gelegenheid
de klok geluid van 4-5". Voorts werd toen met eenparigheid
van stemmen geresolveerd �alsoo sijn Doorluchtige Hoogheid in
Amsterdam was gekomen, om een commissie te benoemen, welke
zich naar Zijne Hoogheid zou begeven om deze als Souverein
Vorst van Nederland te huldigen".
Den volgenden dag had ditzelfde te Monnickendam plaats, doch
daar de Vorst spoedig weder nit Amsterdam vertrokken was,
waren deze commissies niet in de gelegenheid haar taak te vol-
brengen, en werd dit tot later uitgesteld.
Den 7en Dec. liet de maire van Broek de Oranjevlag van
't raadhuis waaien , op den volgenden Zondag (12 Dec.) werd
algemeen in de kerken een proclamatie van den Prins voorge-
lezen, waarin werd verzocht om �een liefdegift voor het behoud
van 't Vaderland".
Op de raadhuizen werden kisten geplaatst, waarin men zijne
gaven kon offerers. Te Broek werd o. a. op deze wijze f 935.�
bijeengebracht, te Zunderdorp f 50.�, Nieuwendam f 124-3-8,
336 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
Schelliugwoude f 12-17-12 enz. Te Monnickendam werd f 364.�
0-8 bijeengebracht, doch men besloot aldaar de gelegenheid tot offeren nog acht dagen langer open te houden.
offeren nog acht dagen langer open te houden.
Een eigenaardig geschil veroorzaakte deze proclamatie van
den Prins te Marken ; zij was aldaar op den 23en Dec. nog niet door den predikant in de kerk voorgelezen, omdat de maire het
door den predikant in de kerk voorgelezen, omdat de maire het
eenige exemplaar, dat hij had ontvangen, niet wilde afstaan,
doch daarvan een afschrift gaf, hetwelk de predikant, naar deze beweerde, niet lezen kon.
beweerde, niet lezen kon.
Dat was bet echter niet. Predikant en maire konden niet best
met elkander overweg. �Maar", zei de maire, �dat de domine
boos is, omdat de menschen mij beminnen, daar ik hen, en alle
die hun denkwijze waren toegedaan van 1796 of en voornamelijk
in 1799 bescherming heb doen genieten, kan ik niet helpen".
Den maire werd gelast zijn exemplaar aan den predikant te
leenen, en na gebruik in 't archief op te bergen.
Voor 't overige verwekte Oranje's verheffing algemeene vreugde en scheen alle partijsehap verdwenen. �Het Vaderland en Oranje"
en scheen alle partijsehap verdwenen. �Het Vaderland en Oranje" was de leuze :
was de leuze :
Wat vreugd, dat Nederland uit Nassau's vorstlijk bloed
Den eersten Willem in zijn zesden Willem groet!
Hij wordt na eeuwen als uit 's Vaders asch geboren,
En 't zaad der vrijheid is voor eeuwig niet verloren,
Roem dankbaar nu, Bataaf, uw gunstrijk wiss'lend lot ;
Een doel ('s Lands heil !) vereenige Oranje en Patriot !
En men roemde �de glorie van Oranje".
Geen wet bestaat naar 't recht, die achteruit kan werken ;
Deez regel geldt niet bij der Vorsten levensperken.
Men ondervind dit bij de Willems toch alleen ;
Oranje telt er zes, en Willem zes wordt een.
Zoo blijft die schoone scam in frissche telgen leven ;
Zulk achteruitgaan heet : met glorie voorwaarts streven !
Doch men ging verder.
Op ! Broeders ! Op ! De wapenkreet
Roept ons vereend ten strijde !
Dat onze mood, tot wraak gereed,
Ons erf geheel bevrijde !
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 337
Zoo klonk �Neerlands wapenkreet", op den 2e11 December 1813
in den Amsterdamschen schouwburg door den acteur M. Wester-
man, en hij werd gehoord, ook buiten Amsterdam.
De stad Monnickendam hood o. a. 5 vrijwilligers aan om �onder
de vaandelen van Z. K. H. te worden ingelijfd". Eigenlijk waren
twee hunner onder de maat, doch zij worden door het stads-
bestuur aangenomen �uijt hoofde hunne betoonde ijver".
Hoe eensgezind men ook wenschte de Franschen voor goed
uit ons land te houden, op sommige punten was men in Water-
land verre van eendrachtig. Katwoude verlangde vurig weder
van Monnickendam gescheiden te worden ; Zuiderwoude, vroeger
het 2e in rang .van de zes Waterlandsche hoofddorpen, wenschte
niets liever dan zich of te scheiden van Broek, dat het 5e in
rang was geweest ; Watergang wilde niet met Landsrneer vereenigd
blijven ; en Purmerland, weleer de hoofdplaats der gecombineerde
dorpen Purmerland, Tip en Ilpendam, trachtte die plaats weder
in te nemen. Over 't algemeen werd beproefd langs wettigen weg
en in der minne het doel te bereiken, niet echter te Purmerland.
Op den lien December des avonds om zes uur ontving de
maire van Ilpendam een brief, waaruit hem bleek, dat in
Purmerland en Ilp te zamen een voorloopig bestuur van tien
personen was gekozen, en waarin de maire werd uitgenoodigd
zich des anderen daags in persoon naar Purmerland te begeven,
hetgeen echter door dezen werd geweigerd. Zonder voorkennis
van den maire werd den geheelen middag de klok geluid, en
twee personen, de brengers van den brief, vertelden hem, dat
hij moest zorgen, dat den volgenden Maandag een nieuwe vlag
aanwezig was, daar de oude was stukgewaaid. Naar 't oordeel
van den maire werd �deze beweging aangestookt door lieden,
die voorheen in het justitieele de chef waren, en langs dezen
weg weder op den Croon wilden".
Er viel echter niets voor �dat tegen het bestuur van Ilpendam
of den maire in hun post aanliep", en ofschoon er sommigen
waren, die daarmede gedreigd hadden, deed Pieter Boon, het
hoofd der beweging, alles wat in zijn vermogen was om stilte,
orde en rust te bewaren. Als oorzaak van de beweging werd
door dezen opgegeven, dat de dorpen Purmerland en Ilp �niet
weinig sedert de heersugt der Fransche wet geleden hadden, en
Gedenkboek. II. 22
338 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
van alle voordeelen, die deze dorpen onder het vorig bestuur
van Oranje vOOr de omwenteling van 1794 genooten, beroofd
waren, en na Ilpendam waren getrokken". Zij hoopten een deel
van hunne oude rechten terug te krijgen.
Het gelukte den commissaris van het arrondissement Hoorn
(de voormalige onder-prefect) de gemoederen te kalmeeren, z66
dat zij zich schikten in den bestaanden toestand.
Van anderen aard waren de ongeregeldheden, die omstreeks
het midden van December in de Purmer voorvielen. �De gods-
dienstige denkwijze der inwoners en hunne vroegere politieke
gevoelens gaven aanleiding tot twist en vervolging, welke zich
openbaarden in grove beleedigingen en het plegen van verre-
gaande baldadigheden. Op den 15" December vonden de briga-
dier en de veldwachter �in de Purmer onder Monnickendam een
groote bende mans en vrouwen, dewelke haar schuldig gemaakt
hadden om geld of te dwingen van de Boeren, van welke zij er
vier arresteerden en na Monnickendam bragten". Deze menschen
werden den 17en Dec. naar Hoorn gebracht.
Den 21en Dec. schreef de maire aan den heer De Jonge,
generaal-commandant in Noord-Holland: �Sedert eenige dagen zijn
er onlusten ontstaan in onze jurisdictie, de Purmer. Sommige
personen uit Ilpendam hebben zich verstout bij eenige boeren
te gaan, bij hen oproer gewekt en geld gevorderd en brutaliteiten bewezen. Door bijstand van eenige burgers zijn de belhamels
bewezen. Door bijstand van eenige burgers zijn de belhamels
gekeerd, en gelukkig dat een officier met drie man Zwitsers
hier passeerde, welke met onze burgers mede gegaan zijn, zijn
die oproermakers gevat, en vier alhier binnengebragt, welke des
anderen daags na Hoorn getransporteert zijn. Dan op heden
wordt ons weder opnieuw bericht, dat er complotten zich gefor-
meerd hebben en dreigen deze onze brave burgers opnieuw te
verontrusten en hun betaald te zetten, dat de gevatte personen
opgebragt zijn.
�Wij hebben van onze pligt geacht dadelijk in de gevaren, die
hier dreigen te voorzien ; een dertigtal brave burgers hebben
zich aangeboden deze weerlooze huislieden bij te staan, dan,
Wel. Ed. Gestr. , wij vreezen dat hun magt op den duur te
onbestand zal zijn en wij zouden derhalve verzoeken een genoeg-
zaam detachement te Ilpendam te zenden, ten einde deze brutale
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 339
lieden te weeren en hun te beletten onze rust te verstoren. Wij
bevelen deze zaak in uwe spoedige adsistentie en hebben zelf
vermeend om de meest bedreigde ingezetenen met dezen brief
te doen afgaan teneinde daardoor te spoediger uw hulp te be-
komen en U.E.G. te beter van den toestand te informeeren."
Generaal De Jonge liet er geen gras over groeien en zond
onmiddellijk eenige manschappen naar . . . . Monnickendam ; doch
z6(5 hadden de Monnickendammers het niet bedoeld, want nu
kregen zij de last der inkwartiering van dit detachement onder
bevel van den heer kapitein Van Dooren. Zij waren van oordeel,
dat het beter en billijker was de Ilpendammers daarmede te
belasten. Doch te vergeefs; het detachement bleef te Monnicken-
dam. Op een verzoek om toezending van wapenen en munitie
om ongeveer tweehonderd ingezetenen te kunnen doen optreden
�tot het weeren van alle onheilen van de stad en jurisdictie",
antwoordde de generaal met eene toezegging, dat 25 geweren
zouden worden gezonden.
Van verdere onlusten werd niet vernomen.
Nog eenmaal zou Waterland ernstig verontrust worden. Het
was op den 29en Dec. , toen er een gerucht liep, dat de Fran-
schen van uit de Zuiderzee eene poging wilden wagen om Noord-
Holland binnen te dringen. Men meende hunne vaartuigen reeds
te hebben gezien. De straks genoemde kapitein Van Dooren ging
van Monnickendam op verkenning naar Edam, doch schreef van
daaruit in vliegenden haast aan den heer Arbman �Amite,
alhier arriveerende heb ik mij bij den heer Maire vervoegd,
welke gelooft, dat het een vals alarm was. Z.E.G. gelooft dat
het een sloep van zijn vriend Nooij was geweest, die men gezien
had onder den wal. Ik blijf tot morgen hier, want officieele
tiklingen had men hier nog niet, men verwagt elk oogenblik
de expresse tegemoet, die men tot informatie gezonden heeft".
Ook de maire van Landsmeer kreeg op dien dag �omstreeks
3 uur, berigt egter op een losse gezegde, dat de fransche troepen aan
land gekomen waren te Schardam. Hij zond direct een expresse
na de maire van Ilpendam, welke hem, so hij vermeende, egt
berigt gaf dat, ja, er een getal van 500 geland waren en
reeds tot Oosthuizen waren doorgedrongen. Hij liet de klok
luiden om zijne ingezetenen te verzamelen. Bij den anderen
340 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
gekomen zijnde, hield hij een kleine aanspraak en vroeg hun,
wie lust had hem te volgen � om hierop aan te marcheeren
om onze natuurgenooten te hulp te snellen � hetgeen ten-
gevolge heeft gehad (hetgeen hij tot lof zijner burgerij moet
vermelden) dat er geen enkele agterwege bleef, maar hem allen
volgden, en zij marcheerden op Purmerend, waar hij echter,
bericht ontvangen hebbende van de maire, zijn yolk afdankte,
en met hen weder afmarcheerde". Het gerucht bleek, gelukkig,
loos alarm geweest te zijn. Men kon tamelijk rustig den Oude-
jaarsavond vieren, en als een psalm des vertrouwens klonk weer
�Neerlandsch Volkslied".
1. 4.
�Wilhelmus van Nassauwen" Zie, in zijn vaderoogen
Was onzer vad'ren lied, Blinkt deernis met ons lot ;
Hun toevlugt, hun vertrouwen, Zijn hart is dus bewogen . . ..
Toen alley hen verliet ; En ....in dat hart leeft God.
Toen 't wreed geweld van Spanje Hem streelt geen ijd'le glorie �,
De moordbijl had ge wet, 's Volks liefde is al zijn vreugd
Was 't Willem van Oranje, De veder der Historie
Die Neerland heeft gered. Schetst Bens zijn stille deugd.
2. 5.
�Wilhelmus van Nassauwen" Hoor, hoe van zijne lippen
Is nog het Neerlandsch lied : De troost der liefde vloeit ;
Op hem rust ons vertrouwen, Hem zal geen zucht ontglippen,
En hij begeeft ons niet, Die niet voor Holland gloeit,
Het zaam vereend Europe Voor Holland, voor ons alien,
Verplet de dwinglandij ; Voor Hollands heil en eer ;
Oranje, Neerlands hope God ziet met welgevallen
Maakt Neerland weder vrij. Op hem en Holland neer.
3. 6.
Na jaren bitter liiden, Hij dempt de bron der smarten,
Na jaren hoon en schand Den poel van twist en haat;
Mag juichend zich verblijden Hem kloppen aller harten,
Het vrije Vaderland. Hem, aller toeverlaat.
Verbreizeld is de keten, Het eene woord : �vergeven !"
Door Nederland getorscht ; Brengt Neerland aan zijn voet ;
Nu smart en smaad vergeten .... Hij wijdt aan ons zijn leven,
Zie d'afgebeden vorst ! Wij wijden hem ons bloed.
MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 341
`7. 8.
Ja, �Willem van Nassauwen" Hem, die de smarten lenigt,
Zij steeds het Neerlandsch lied ! De tweedragt heeft geveld,
0, God van ons vertrouwen, De harten weer vereenigd
Begeef, verlaat hem niet , En 't vaderland hersteld !
Hem, die in 't spoor der glorie Op hem rust ons vertrouwen !
Van d'eerste Willem treedt, Neen, God begeeft hem niet !
De lat're schandhistorie �Wilhelmus van Nassauwen"
Met eigen ramp vergeet ! Is aller braven lied.
Een kwade dag was het voor den maire van Monnickendam
nog den Ten Januari 1814 �toen het bij de loting voor de
landmilitie wat moeijelijk was, doordat er veel dronken menschen
waren". De ingeschrevenen nit het geheele kanton kwamen op
dien dag te Monnickendam bij een. De maire zei zelf daarvan
�dat het doen dezer loting boven menschelijke kragt geweest is,
daar het houden van orde zeer veel moeite in zig heeft gehad
onder zoo een talrijke vergadering van menschen en hetwelk
derhalve niet als door zeer ferme maatregelen tot een goed
einde kon worden gebracht, er was niet genoeg militair, terwijl
de zitting duurde van smorgens 9 ure tot savonds tien uur, zonder
dat ik mij veroorloofd heb dezelve een oogenblik te verlaten".
Alle maires, in de voorgaande bladzijden genoemd, werden
door den Souvereinen Vorst tot burgemeester hunner gemeente
benoemd, uitgezonderd de maire van Marken, die plaats moest
maken voor zijn adjunct Jan Cornelis De Groot.
Over het algemeen werd voorts geene wijziging gebracht in
de gemeentebesturen. De personen, die daarin zitting hadden,
behielden hunne plaatsen, alleen de titels veranderden.
Onder de notabele personen uit deze streek, die geschikt geacht
werden �te raadplegen over de constitutie" werden genoemd :
de heeren H. Bakker van Broek in Waterland, J. Van Rooijen
en Jb. Teengs van Monnickendam.
Den 24en Februari 1814 bedankte de maire van Monnickendam
den beer commissaris van het arrondissement Hoorn �minzaam
voor de moeite die Z.E.G. nam om te maken, dat de nationale
garde bedankt werd ; het was niet mogelijk, nu die menschen
wisten, dat zij zouden vervallen, hun tot bun plicht te houden ;
342 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN.
de besten onder hen leden daardoor te veel, daar alles op de
braven neerkwam".
Zoo kwamen de gemoederen langzamerhand tot rust. Wel
hielden de Franschen nog enkele punten van den vaderlandschen
bodem bezet, doch men vreesde hen niet meer. Gewillig droeg
men de lasten van het onderhoud der troepen van de Geallieerden, die ons land nog niet hadden verlaten, en men beijverde zich
die ons land nog niet hadden verlaten, en men beijverde zich
de oude welvaart te herwinnen.
En 't eerste koopvaardijschip, dat een onzer havens binnenviel, werd met gejuich verwelkomd. Men savoureerde in gedachten
werd met gejuich verwelkomd. Men savoureerde in gedachten
wat men zoo lang moest ontberen : �Welkom" � klonk het,
Welkom, scheepje, in de haven !
Wil ons met uw koffie laven ;
De eerste slok zal nectar zijn.
En een klontje suiker tevens.
't Is een balsempje des levees,
Lekkerder dan fransche wijn.
En Coen omstreeks midden Juli van het jaar 1814 de eerste
haring onder de herstelde Hollandsche vlag werd binnengebracht,
werd naar oud-vaderlandschen trant dit zeebanket met een
feestdronk begroet en de wensch geuit dat
Holland weer ten toppunt stijg'
Van glorie, rijkdom, magi,
En al 't verloor'ne wederkrijg',
Zoo vaak met spijt herdacht.
Dat Holland zijn vermaarde vlag
Op zee bij zee ontrol',
En 's aardrijks schatten garen mag
Bij gansche schepen von
Gedeeltelijk slechts is doze wensch voor het zuidelijk gedeelte van Holland's Noorderkwartier vervuld geworden.
van Holland's Noorderkwartier vervuld geworden.
Haarlem in 1813
DOOR
DR. M. BRUIJEL.
Haarlem, was de hoofdplaats van het arrondissement van dien
naam, het tweede der zes arrondissementen, waarin het departe-
ment van de Zuiderzee was ingedeeld.
Bij de eerste bestuursorganisatie na de inlijving (18 November
1810) was dit departement uit slechts vier onderdeelen samen-
gesteld, en maakte de stad Haarlem deel uit van het eerste arron- dissement (Amsterdam), welke toestand gehandhaafd bleef tot
dissement (Amsterdam), welke toestand gehandhaafd bleef tot
Napoleon's komst hier to lande, toen bij keizerlijk decreet van
21 October 1811 (au palais d'Amsterdam) de indeeling in vier
door eene in zes arrondissementen werd vervangen. Twee dagen
later (23 October 1811) werd mr. Ewoud Van Vredenburch,
auditeur bij den staatsraad, benoemd tot onder-prefect van het
nieuwe arrondissement Haarlem (omvattende ongeveer het oude
Kennemerland met de Zaanlanden) ; 2 December d.a.v. werd hij
geInstalleerd.
Ondertusschen had (19 Mei 1811) de benoeming plaats gehad
van den maire, zijn adjuncten en de municipale raden. In de
samenstelling van dit college werd weinig verandering gebracht.
Adolf Van Wickevoort Crommelin werd maire in plaats van mr.
Willem Jager, maar de adjuncten Isaac C. Sterk, dr. Josephus
Chr. B. Bernard en Alexander Ph. G. Van der Capellen werden
opnieuw benoemd. De zittende leden van den municipalen raad
werden herbenoemd. Het waren : mr. Adriaan Van Zeebergh, Jacob
Scholting, Jan Schouten, mr. Pieter Nic. Quarles, mr. Daniel Jac. Canter Camerling, Jodocus C. Sibmacher, Jan Van Walr�, Willem
Canter Camerling, Jodocus C. Sibmacher, Jan Van Walr�, Willem
Ph. Barnaart, George Alex. Lentfrinck, Ferdinand Van der
344 HAARLEM IN 1813.
Schaft, mr. Gijsbert Andre Vermeulen, Jean Matth. Gu�pin, dr.
Jac. Van der Hout en mr. Herman Arn. Crommelin. Naast deze
zittende leden werd en nog een aantal nieuwe leden benoemd. Het
waren : dr. Jan Pieter De Wilde, Pieter De Gavere, mr. Dirk Arnold
Van Tets, Barth. W. Van der Vlugt, Joh. Jac. Elink van Balken-
schooten, Hendrik Dan. Gildemeester, Otto Lewe, Henry Zacharie
Couderc, dr. Barth. Tersier, dr. Mart. Van Marum, Joh. P. Kue-
nen, Jan Pieter Teding van Berkhout, Leonard Pauw geb. Hoeufft,
Corn. Th. Elout en mr. Johannes Enschede. De nieuwe maire
vroeg echter weldra zijn ontslag ; hij werd vervangen door W.
Ph. Barnaart. Ook de adjunct-maires Van der Capellen en Sterk
vroegen hun ontslag ; Hendr. Daniel Gildemeester en mr. Johan
Enschede traden in hun plaats. Victor Jac. Berkhout, Jan Izaak
Verkruysen, Jan van Mulukom en Jacob Loos van Westercappel
werden toen tot municipale raden benoemd Barnaart werd
geinstalleerd op denzelfden dag, waarop Van Vredenburch door
den onder-prefect van Amsterdam gelnstalleerd was.
De Celles, die een groote werkkracht bezat, had zich voorge-
steld, dat de Fransche wetgeving hier in korten tijd ingevoerd
zou zijn. Het ging echter niet zoo vlot, als hij wel gedacht had ;
bij de invoering van de conscriptie en van de Fransche compta-
biliteit stuitte hij op groote moeilijkheden. Hij ondervond weinig
medewerking ; ook werd het belang van een goede statistiek nog te
weinig ingezien. De onder-prefecten kregen hiervan de schuld.
Over Van Vredenburch, den onder-prefect van Haarlem, be-
klaagde hij zich bitter. Den eenen keen heette het, dat hij geen
werk genoeg leverde en niet op tijd, dan weer dat hij zwak
was, als er gehandeld moest worden, dat hij een jonge man
was zonder invloed in zijn arrondissement 2). Van Vredenburch
was een jonge man ; hij was stellig te vroeg gebracht op dezen
post, die onder de bestaande omstandigheden zooveel verantwoor-
delijkheid met zich bracht. Toch had hij zijn verdiensten ; anderen zouden misschien meer invloed gehad hebben op de maires, meer
zouden misschien meer invloed gehad hebben op de maires, meer
werk geleverd hebben, maar ze zouden minder gemakkelijk te
1) Overrneer. De regeering te Haarlem. Archief Van Epen 4903.
2) Colenbrander Gedenkstukken VI.
Mr. EWOUD VAN VREDENBURCH. NAAR
EEN MINIATUUR in het bent van Dr. W. A C. BARON VAN VREDENBURCH to 's Gravenhage
BARON VAN VREDENBURCH to 's Gravenhage
HAARLEM IN 1813. 345
doordringen geweest zijn van de beginselen, waarnaar het rijk
bestuurd moest worden, dan Van Vredenburch, die zoo vervuld
was van ontzag voor den grooten Napoleon. Bovendien moeten
we niet vergeten, dat De Celles, waar hij dit oordeel velde,
sprak tot zijn meerderen ; hij wist Van Vredenburch op zijn tijd
te waardeeren en te prijzen.
Barnaart, de maire van Haarlem, was ook een jonge man ; hij
deed in bewondering en ontzag voor Napoleon bij Van Vreden-
burch niet onder ; meer nog spreekt uit zijn correspondentie
een groot geloof in de goedheid van den almachtigen gebieder.
Het ellendige lot van de massa der bevolking ging hem zeer ter
harte , hij vertrouwde, dat de regeering dezen hood zou weten te
lenigen; zonder ophouden bepleitte hij het belang van zijn gemeente,
maar hij was geen man van de nuchtere daad ; als het op han-
delen aankwam, steunde hij gaarne op zijn adjuncten. Onder
deze adjuncten trad Enschede op den voorgrond ; hij was belast
met gevangeniswezen en garnizoenszaken. Nergens blijkt, dat hij
ingenomen was met de nieuwe orde van zaken. Toch ontwik-
kelde hij een groote activiteit ; hij trad streng op, waar gestraft
moest worden.
De municipale raden traden weinig op den voorgrond. Hun
bevoegdheid was gering ; ze werden van 1-15 Mei bijeengeroepen,
om te beraadslagen over alle zaken van gemeentelijk belang,
afgescheiden wat de comptabiliteit betreft ; om buitengewoon te
vergaderen was machtiging noodig : dan mocht alleen gesproken
worden over de zaak, waarvoor ze bijeengeroepen waren ; daaraan
hielden ze zich niet altijd, maar als het op stemmen aankwam,
waagde niemand zich te verzetten de regeering wist immers
wel middelen te vinden om de onwilligen tot medewerking te
dwingen. Dit moest velen hinderen, maar de meesten kwamen
voort uit de kringen van de vroegere Patriotten ; er werden be-
ginselen in toepassing gebraeht, die hun dierbaar moesten zijn.
Bovendien waren ze zelf niet in staat geweest die beginselen waar
te maken � de toestand in het bedrijfsleven en in de financien
was steeds wanhopiger geworden ze verwachtten alles van de
nieuwe regeering, die orde zou weten te scheppen.
De stedelijke geldmiddelen waren in zulk een treurigen toestand
346 HAARLEM IN 1813.
geraakt, dat de rekening niet meer sluitend te maken was.
Voortdurend was er achteruitgang geweest ; men leende, om
inkomsten en uitgaven met elkaar in overeenstemming te
brengen, totdat er niet meer te leenen was. Een nieuwe negociatie ten bedrage van f 130.000, die men Mei 1810 had trachten te
ten bedrage van f 130.000, die men Mei 1810 had trachten te
plaatsen, was slechts ten deele geslaagd, zoodat er aan het einde van het jaar nog een bedrag van f 232.338:8:10 te betalen was,
van het jaar nog een bedrag van f 232.338:8:10 te betalen was,
waar tegenover geen andere baten stonden, dan de f 87.747:2:8,
die nog geind moesten worden. Deze achterstand was veroorzaakt
door de groote uitgaven, die men had moeten doen voor kazernes
en andere oorlogsbehoeften, door de voortdurende toename van
het aantal armen, een gevolg van de heerschende werkeloosheid,
maar vooral door de reductie der interesten, wat de stad alleen
reeds te staan kwam op een bedrag van f 40.000, en door de
verlating in de ontvangst der interesten. Hierbij kwam nog dat
de goederen der stad steeds minder opbrachten door de voort-
durende verarming van een groot deel der pachters ; ook hadden
vele van deze pachters belangrijke vorderingen op de stad, waar-
door ze niet in staat waren te betalen. De municipale raden
zagen geen uitweg meer en besloten den toestand bloot te leggen
aan de regeering en om hulp te vragen. Ze meenden, �dat dit
niet anders dan aangenaam zou kunnen zijn aan een gouverne-
ment, dat wenscht, dat de uitgaven de inkomsten niet te boven
gaan en dat het behoud van de sociale orde ter harte neemt".
De nieuwe regeering nam de zaak ter harte en zorgde voor een
betere rekening.
De uitkomst beantwoordde echter niet aan de verwachting.
Wel werden de uitgaven verminderd door tierceering van de
stadsschuld en door bezuiniging op de armenlasten, maar het
budget werd gaandeweg weer met nieuwe, voornamelijk mili-
taire lasten bezwaard ; ook stegen de armenlasten in plaats van
te verminderen.
De militaire uitgaven werden hooger opgevoerd. Het onder-
houd der troepen kwam voor rekening van het rijk, maar
belangrijke betalingen, die vroeger door het rijk gedaan werden,
kwamen nu ten laste van de gemeente. Zoo moest op het budget
5 percent van de gewone inkomsten of 21.878,45 fres. uitgetrok-
ken worden voor de �compagnie de reserve" en 1 percent van
WILLEM PH. BARNAART. NAAR EEN STEENDRUK VAN J. B. MADOU.
N STEENDRUK VAN J. B. MADOU.
HAARLEM IN 1813. 317
de inkomsten of 4794,17 fres. voor schenking aan het �Hotel des
Invalides. Wanneer men hierbij voegt een bedrag van 31.962,13
fres., gelijk staande met het een vijftiende deel van de inkom-
sten, dat dienen moest om vleesch te verstrekken aan de troepen,
vermeerderd met nog 2000 frs. voor de huur van militaire four-
nitures en nogmaals 2000 frs. voor het onderhoud der kazernes,
dat altijd voor rekening van de gemeente geweest was, dan
komt men tot een bedrag van 62.634 fres. voor militaire uitgaven,
ongerekend nog den last en de kosten van de voortdurende
inkwartieringen, waaronder de burgerij gebukt ging. Zonder deze
nieuwe uitgaven zou men het budget sluitend hebben kunnen
maken en de invoering van het Fransche belastingstelsel zou
de zoo noodige verlichting gebracht hebben � als de armenlasten
er niet geweest waren.
De armenlasten dreigden het heele budget in de war te stu-
ren, omdat men niet toe kon met de 40.000 fres., die voor de
aalmoezeniersrekening uitgetrokken waren ; er was een tekort
van 57.079 fres. Ook was het niet mogelijk geweest de uitgaven
der gasthuizen te verminderen ; de verplegingskosten waren
teruggebracht tot 60 cts. per dag en nog kwam men tekort.
Het aantal hulpbehoevenden werd steeds grooter ; het was niet
mogelijk ook slechts aan de bescheidenste eischen te voldoen.
Een dokter, die de armenpraktijk deed, weigerde daarmee voort te
gaan, omdat er geen geld meer was voor geneesmiddelen ; hij
moest gedwongen worden zijn werk weer op te vatten. De
regentessen van het oudemannenhuis vroegen hun ontslag, omdat
de ellende niet langer was aan te zien ; ze worden wat zachter
aangepakt, maar evenzeer op hun voornemen teruggebracht.
Ondertusschen zocht de regeering nog te bezuinigen; volwassenen
tusschen de 30-50 behoorden niet in de gasthuizen, jongens
boven de 12 moesten uitbesteed worden buiten op het land,
meisjes boven de 18 moesten voor hun eigen onderhoud zorgen,
maar deze bezuiniging haalde niet veel uit. Men moest zijn toe-
vlucht nemen tot verhooging van het octrooi, een indirecte be-
lasting, die plaatselijk geheven en naar plaatselijke behoeften
geregeld werd. Het was een belasting, die in het bijzonder inge-
steld was, om voor het onderhoud der armen de noodige gelden
te kunnen vinden.
348 HAARLEM IN 1813.
Het was niet mogelijk nog hooger belastingen op te leggen,
want de belastingdruk was reeds te zwaar. De voortdurende
oorlogstoestand, die den post voor militaire lasten bovenmatig
opdreef, had vernietigd wat er van het bedrijfsleven nog over was
en de tierceering, die het budget niet verlichtte, omdat het rijk ook
getierceerd had, had den welstand zeer verminderd. Er was geen
draagkracht meer.
Haarlem was een stad in verval ; de huizen daalden in waarde
en zoowel voor die boven de 110 als voor die boven de 200 gld. was
geen huurder meer te vinden. Het gevolg hiervan was, dat de aan-
slag, die naar vasten grondslag gedaan moest worden, naar rato
steeds hooger steeg, zoo hoog, dat het voordeeliger werd ze te sloopen, dan te verhuren. Onder het vorige bewind had de fiscus huizen,
dan te verhuren. Onder het vorige bewind had de fiscus huizen,
waarop een groote belastingschuld rustte, voor afbraak verkocht,
wanneer bij verkoop het verschuldigde bedrag niet werd gehaald.
Dit voorbeeld kon nu door particulieren gevolgd worden, het
sloopen nain groote afmetingen aan; van Aug. '12 tot Mei '13
werden 235 huizen opgeruimd. Hierdoor werden de lasten nog
zwaarder, want de grondbelasting, berekend naar de bestaande
en gesloopte huizen, drukte nu op de bestaande alleen. Er zou
een tijd komen, dat de aanslag de hoogte van den huurprijs
naderde. De stad dreigde een ruine te worden en de maire
bevreesd voor de ge volgen, stelde beperkende bepalingen voor,
om den welstand ten minste te redden. Reeds was er een tekort
aan huizen en zoo werd het eene kwaad verergerd door het
andere, dat een gevolg ervan was. Haarlem was gezocht om zijn
ligging, maar vreemdelingen konden er reeds geen woning meer
vinden. De neringdoenden leden er onder en ook het octrooi,
dat zooveel minder opbracht.
Nog waren er groote vermogens. Van de 100 hoogstaangesla-
genen in de belasting hadden er vijf nog een inkomen van
20 tot 50.000 fres. en het waren nu Quist niet de hoogste
inkomens, die het zwaarst belast waren ; de onder-prefect kwam
niet voor op de lijst, terwijl een wapenhandelaar met een
inkomen van 4 A 5000 fres. de som van 1820,92 fres. aan
belasting betaalde. De algemeene welstand was echter zeer ver-
minderd. Wel zullen de groote vermogens geleden hebben
door de tierceering van de staatsschuld, maar erger gevolgen
HAARLEM IN 1813. 349
had de tierceering van de stadsschuld, omdat ze vooral de kleine
vermogens getroffen had. Het was een harde maatregel voor hen,
die al hun geld besteed hadden, om een lijfrente van de stad
te koopen, ten einde tot hun dood toe van een vast inkomen
verzekerd te zijn. Anderen hadden hun goed afgestaan aan de
stad en waren proveniers geworden ; ze moesten het aanzien,
hoe de stad driemaal meer trok uit hun goed, dan aan hen be-
steed mocht worden. Ook waren velen zwaar getroffen doordat
de achterstallige schuld niet erkend was; het was voor hen,
die van een klein bedrijf moesten leven, reeds zoo moeilijk zich
staande te houden, nu een ieder bezuinigen moest meer dan
100 families waren door dezen maatregel in armoedige omstan-
digheden geraakt.
De toestand in het bedrijfsleven was ellendig. Dit gold vooral van
de textielbedrijven, waaraan Haarlem zijn rijkdom te danken had ;
nog was er eenige spinnerij en weverij, maar de bloeitijd was
reeds lang voorbij. Tevergeefs had men uitgezien naar middelen,
die hierin verbetering konden brengen. Slechts in de katoen-
spinnerij was weer eenige bedrijvigheid gekomen ; een fabriek,
die pas was opgericht, werkte met 60 arbeiders en beloofde veel.
Hetzelfde werd getuigd van een vlasspinnerij, die met 10 arbei-
ders werkte; ook hadden zich nog 4 twijnderijen, 4 linnen
en 3 lintfabrieken staande gehouden met respectievelijk nog
220, 80 en 110 arbeiders. De overige gingen echter voortdurend
achteruit ; vele fabrieken waren verdwenen en die zich nog
staande hielden, moesten zich beperken ; totaal waren er nog
43 textielbedrijven, verdeeld over 15 takken met te zamen
803 arbeiders. De overige industrial' verkeerden evenzeer in
kwijnenden toestand ; met name worden de zeepziederijen, de
azijnmakerijen en de zoutraffinaderijen genoemd ; ze leden
onder gebrek aan afzet en aan grondstof door de voort-
durende oorlogen en door het zware octrooi. Naast de tex-
tielbedrijven, worden nog 93 andere opgesomd, verdeeld over
17 vakken met slechts 113 arbeiders, een totaal van 936
arbeiders dus op een bevolking van 19.058 zielen � de
moesten waren tot werkeloosheid gedoemd. Volgens een bericht
van den maire zouden 4000 inwoners hun leven geen dag
kunnen rekken zonder steun van liefdadige instellingen en
350 HAARLEM IN 1813.
werden er 3000 in de gasthuizen van gemeentewege verpleegd 1).
De nood was ten top gestegen. Tot overmaat van ramp was
de armenfabriek gesloten wegens gebrek aan kapitaal. De stad
had een schuld aan de fabriek voor geleverde waar, maar deze
seliuld mocht evenmin als die van particulieren uitbetaald wor-
den, omdat ze dagteekende uit den tijd voor de inlijving. De
regeering was ook niet genegen een post op de begrooting
toe te staan, om de fabriek weer op gang te brengen. Het ging
om een bedrag van slechts 5000 fres. voor de noodige voorschot-
ten, maar weer moest de particuliere liefdadigheid te hulp komen.
De maire verwachtte weinig van dien stap, omdat reeds zoo
hooge eischen gesteld werden aan den liefdadigen zin van ver-
mogende stadgenooten ; reeds was een bedrag van 32.600 fres.
door collecten voor liefdadig doel bijeengebracht. De Celles ging
echter voor met 200 fres. en men waagde het niet achter te blijven ;
zoo werd een bedrag ingezameld, dat voldoende was, om de fabriek
weer eenigszins op gang te brengen ; maar wat beteekende het
kleine aantal, dat bier werk vond, op de groote massa, die dreigde
te verhongeren. Men moest zijn toevlucht nemen tot ellendige
vormen van liefdadigheid, men moest een spijsuitdeeling organi-
seeren, om de arrnsten te bewaren voor den hongerdood ; ruin
15.000 fres. werd ingezameld ; meer dan 7000 personen kwamen
om hun honger te stillen. Maar de winter was streng ; nog
dreigden ze te sterven van koude ; men moest een commissie
in het leven roepen, die geld inzamelde, om verwarmde lokalen
ter beschikking te kunnen stellen. Zoo trachtte men den nijpenden
nood te lenigen, maar het ergste stond te vreezen. Duidelijk gaf
de maire te kunnen, dat het tot een hongeroproer zou kunnen
komen.
Tegen den aanvang van het jaar 1813 was het nog rustig,
men schikte zich en dacht niet aan de mogelijkheid van verzet.
De Celles was er echter niet gerust op. De veldtocht naar
Rusland was uitgeloopen op een smadelijken terugtocht. Napoleon
was overwonnen en zijn aanzien was geschokt. Het yolk,
1) Ontleend aan de �Rapports des maires sur la statistique industrielle",
rijks-archief van Noord-Holland n�. '2409.
HAARLEM IN 1813. 351
dat zich niet had durven wagen, zou misschien moed vatten,
wat erge gevolgen zou kunnen hebben. Wel was het nog rustig,
maar het lot van het groote leger was ook nog niet in bij-
zonderheden bekend. De Celles begreep, dat hij op zijn hoede
moest zijn ; hij zorgde er voor, dat hij goed op de hoogte gehouden
werd, dat hij wist, wat er omging onder het yolk.
Hij vroeg den onder-prefect (17 Dec. '12) nieuwe rapporten,
echte politierapporten ; de inlichtingen, die hij kreeg uit de gewone
veertiendaagsche politierapporten waren niet voldoende sneer; ook
kwamen ze gewoonlijk te laat; hij vroeg vijfdaagsche rapporten,
die minder methodisch samengesteld moesten zijn : omstandiger
moest medegedeeld kunnen worden, al wat de moeite waard was ;
deze rapporten moesten niet alleen bevatten, wat in de vorige
reeds meegedeeld werd, maar ook, wat in het openbaar zooal
verteld werd, alle nieuwtjes, die de ronde deden, gebeurtenissen
van wat voor card ook, als ze maar teekenend waren voor de
stemming van het yolk ; deze rapporten zouden vertrouwelijk
zijn, want met evenveel gemak moest gesproken kunnen worden
over personen, als over zaken, over het doen en laten van de
maires, als over den stand van den oogst; niemand zou ze onder
oogen krijgen, als De Celles alleen 1).
De vrees van den prefect was echter nog ongegrond. Van
Vredenburch wist niets bijzonders te rapporteeren ; hij had het
nog over de armoede, die het deel was van de groote massa ;
over de openbare en over de particuliere liefdadigheid, die Naar
best deden, om .dezen flood zooveel mogelijk te lenigen ; over
den dooi, die ingevallen was en eenige verlichting brengen zou ;
ook zouden de vele diefstallen, die door het ijs gemakkelijk
gemaakt werden, wel wat verminderen. Later rapporteerde hij,
dat eenige soldaten, te Haarlem in garnizoen, diefstal gepleegd
hadden, dat ze op heeterdaad betrapt waren en dat anderen
twist gezocht hadden in Bloemendaal, maar dat ze door de
1) Ontleend aan de �Confidentieele stukken" berustend in het particulier
archief Van Vredenburch, mij met groote bereidwilligheid door dr. W. C. A.
baron Van Vredenburch te 's-Gravenhage tijdelijk afgestaan , een enkel stuk
uit deze correspondentie is achtergebleven in het rijks-archief van Noord-
Holland.
352 HAARLEM IN 1813.
gendarmerie ingerekend waren I); van volksoploopen was eater
geen sprake geweest, oproerige taal was niet gehoord en de
openbare orde was op geen enkele manier verstoord.
Dit rapport stelde De Celles nog niet gerust. De verliezen,
die in Rusland geleden waren, moesten hersteld worden. Napo-
leon trachtte nieuwe legers in het veld te brengen, ten einde te
behouden wat overgebleven was, zoo mogelijk het verlorene
te herwinnen. De oorlog zou dus voortgezet worden, wat nieuwe
lasten met zich brengen moest.
De regeering zorgde in de eerste plaats er voor, dat de geld-
middelen in veiligheid gebracht werden. De municipale ont-
vangers moesten in den kortst mogelijken tijd ten kantore van
den ontvanger van het arrondissement deponeeren al de
onder hun berusting liggende papieren, die geldswaarde bevatten,
verder alle obligaties, inscripties, coupons en zoo voort, hoe ook
genaamd, van welken aard ook, ten einde door gemelden ont-
vanger bij de centrale kas te worden overgestort. Zoo werd
een dubbel doel bereikt : de regeering verzekerde zich de noodige
middelen en zorgde er tevens voor, dat de tegenstanders ze
niet in handen kregen. Nu moesten de noodige manschappen
nog gelicht worden. De conscrits van de klasse van 1811 van
de linietroepen waren reeds tot dekking van de grens naar
de Rijnprovincie gezonden 2) ; de eerste ban van de nationale
garde werd eveneens naar de grens gezonden, hoewel bij de
instelling verzekerd was, dat ze alleen dienst zoude mogen doen
ter verdediging van de haardsteden. De Hollandsche departe-
menten werden voorloopig van de meeste nieuwe lichtingen vrij-
gesteld ; alleen de conscrits van de klasse van 1812 werden op-
geroepen. Toch was de druk reeds zwaar genoeg, vooral ook,
omdat de tweede ban der nationale garde nog opgeroepen
moest worden. Bovendien zou men moeten deelnemen in de aan-
1) Uit de notulen der commissie voor garnizoenszaken, gemeente-archief
Haarlem, blijkt, dat het garnizoen 17 Februari '1813 920 man sterk was, het
3e bataljon van het 4e regiment strangers. Ook was hier een brigade gendarmes
gekazerneerd. Von Weichenheim was plaatscommandant; Hartmann kolonel.
2) Het Haarlemsche contingent bedroeg 29 man, waarvan er 9 bestemd
waren voor den dienst der kustbewaking; dit aantal was zoo gering, omdat
zich uit deze lichting reeds 43 vrijwilligers hadden aangemeld.
HA ARLEM IN 1813. 353
bieding van vrijwillige ruiterij, die op hoog bevel, door tusschen-
komst van den prefect, gedaan moest worden. De Celles begreep,
dat deze lasten de ontevredenheid zouden kunnen verhoogen.
Hij vroeg (18 Jan. '13) dringend om nauwkeuriger rapporten.
In het bijzonder wilde hij weten, welken indruk het bericht van
nieuwe lichtingen op het yolk gemaakt had, of Van Vredenburcli
dacht, dat deze lichtingen op moeilijkheden zouden stuiten, of hij
meende dat bijzondere maatregelen noodig zouden zijn. Hij
(lrukte hem op het hart, dat hij alles zeggen moest en op het
eerste bericht gereed staan, om de werkzaamheden te beginner' ;
dat hij zonder verwiji de noodige instructies zou ontvangen en
dat hij haastig zooveel mogelijk moest afdoen, opdat de achter-
stand niet nog grooter zou worden.
De Celles heeft het antwoord hierop niet afgewacht. Reeds den
volgenden dag zond hij de instructies voor de aanbieding van
de vrijwillige jagers : de stad Parijs had Zijne Majesteit 500 man
aangeboden ; Amsterdam, de derde hoofdstad des rijks had dit
voorbeeld gevolgd door 200 man aan te bieden ; de departemen-
ten zouden ook moeten volgen ; het arrondissement Haarlem zou 60
man moeten aanbieden, waarvan er 14 zouden komen voor reke-
ning van de stad alleen. In een afzonderlijk schrijven van denzelfden dag werd deze zaak in de bijzondere zorg van den onder-prefect
dag werd deze zaak in de bijzondere zorg van den onder-prefect
aanbevolen. �Vous ne devez" beet het daar, �dans aucun cas
hesiter ou suspendre pour me consulter sur telle ou telle diffi-
cult6, que vous pourriez rencontrer , vous devez applanir tons les
obstacles, vous devez atteindre le but et plutOt le depasser, que
de rester en deo ; la plus grande promptitude est command&
par les circonstances ; faites tout pour remplir integralement,
ponctuellement et r6gulierement, ce qui vous est pr�scrit. Ne
concevez aucune incertitude, soyez actif et diligent et que vos
mesures soyent efficaces et conformes a ce que le gouvernement
doit attendre de votre zele et de votre d�vouement. Je dois a mon
tour lui rendre compte tons les cinq jours du r�sultat en lui faisant connaitre la conduite de chaque sous-pr6fet et meme de chaque
connaitre la conduite de chaque sous-pr6fet et meme de chaque
maire en particulier. Vous avez l'occasion de vous distinguer,
Monsieur, ne la laissez pas echapper et procurez moi la douce
satisfaction de faire valoir vos services et les preuves de votre
attachement a notre Auguste Maitre. Les administrateurs ne peu-
Gedenkboek. II. 23
354 HAARLEM IN 1813.
vent prendre le moindre repos, tandis que les administres fideles
a la voix de l'autorite et de l'honneur francais s'empressent par de g�nereux sacrifices a prouver, que rien n'est impossible au Grand
g�nereux sacrifices a prouver, que rien n'est impossible au Grand
Empire dirige et gouvern6 par le Genie et l'Il�roIsme". De
Celles gaf zich hier geheel, met alle overredingskracht, die in
hem was ; nu eens smeekend en zich aan den minste gelijk
makend, dan weer dreigend en zich zelf als voorbeeld stellend,
kwam hij op voor de zaak van zijn grooten meester. Van Vre-
denburch kon niet achter blijven.
Den 23en Januari werd een adres van den volgenden inhoud
aan de Haarlemsche municipale raden voorgelegd :
�Sire".
l'Intemp�rie des saisons a fait eprouver aux armkes de votre
Majeste de grandes pertes. Tout l'Empire concourt A aider a
les r�parer, afin que les legions invincibles puissent sous bien
peu de temps forcer les ennemis de votre Majeste et de l'Em-
pire a une paix, qui rend le bonheur a l'Europe enti�re.
Permettez, Sire, qu'au nom du conseil municipal de la ville
de Haarlem, ville qui souffre par la stagnation de son commerce
et l'inactivite de ses fabriques plus qu'aucune commune de votre
Empire, je prenne la libert� d'offrir a votre Majeste un faible
t�moignage de son devouement sans bornes.
Daignez done, Sire, accepter des deux cantons de Haarlem
quatorze cavaliers equip& et armes, afin de renforcer vos pha-
langes pretes a conqu�rir cette paix, qui fait l'objet des voeux
de votre auguste personne pour le bien-titre de vos sujets fideles
au nombre desquels nos administr�s meritent d'�tre compt�s.
J'ai etc.
Het adres was onderdanig genoeg gesteld. Wel werd er gewezen
op den stilstand in den handel en op de werkeloosheid in de
fabrieken, wat De Celles stellig heel onaangenaam vond ; ook
sprak het de hoop uit, dat de vijand overwonnen zou worden
en dat de vrede het gevolg er van zou zijn, maar zoo moest
het aannemelijk gemaakt worden voor de municipale raden 1).
l) Schrijven van De Celles aan Montalivet over het Amsterdamsche
adres. Rijks-archief van Noord-Holland doos 7.
HAARLEM IN 1813. 355
Toch stemden van de dertien aanwezige leden met de aanwezige
adjuncten, Gildemeester en Enschede, slechts vier leden, Quar-
les, Van Marum, Kuenen en Berkhout zonder voorbehoud voor ;
drie leden, Crommelin, Couderc, en Van Mulukom spraken den
wensch uit, dat het delib�re, waarbij besloten werd tot aanbie-
ding van de jagers en tot goedkeuring van het adres, ook aan
de afwezige leden ter teekening zou worden voorgelegd, wat de
maire toezegde ; de zes overige, Sibmacher, Van der Schaft, De
Wilde, Van Balkenschooten, Van Westercappel en Verkruysen
weigerden te teekenen, als de afwezigen dit niet eerst gedaan
hadden; zij deden het ten slotte toch, nadat de maire te kennen
gegeven had, dat het teekenen van het d�lib�r� niet inbield
goedkeuring van den genomen maatregel 1). Wij begrijpen
hoeveel moeite het den onder-prefect gekost moet hebben, om
het zoover te krijgen. Het was stellig niet zonder reden, dat de
groote meerderheid niet ter vergadering gekomen was. Het was
geen schitterend succes, maar de zaak was ten slotte toch gered.
Niemand had durven volharden bij zijn verzet.
De financieele regeling hoorde niet tot de competentie van
den raad ; de regeering besliste op welke manier de noodige
gelden gevonden moesten worden. Het bleek, dat de kosten
beliepen 8526 fres. voor de paarden en 6700 fres. voor de uit-
rusting der cavaleristen, totaal 15.225 fres. Dit bedrag werd om-
geslagen over de burgerij naar de cohieren der personeele be-
lasting zoodanig, dat zij, die meer dan 25 fres. betaalden, in vier
klassen verdeeld werden. Toen deze gelden geind zouden worden,
ontnioette men veel verzet. Ook was het niet gemakkelijk de
manschappen te vinden ; slechts enkele vrijwilligers boden zich
aan. Op bevel van den prefect werden de overigen bij het lot
aangewezen, ondanks de bezwaren door den maire daartegen
ingebracht. Eveneens duurde het lang, voordat de vrijwillige
aanbieding van paarden naar wensch geregeld was. De lichting
der conscrits van de klasse van het jaar 1812 ondervond echter
geen moeilijkheden. De prefect kon Van Vredenburch daarover
zijn hooge tevredenheid betuigen.
1) Memoriaal van den municipalen raad. Gemeente archief van Haarlem, 203 de stukken, 204 de notulen.
203 de stukken, 204 de notulen.
356 HAARLEM IN 1813.
De Bondgenooten hadden. ondertusschen hun opmarsch voort-
gezet. Reeds waren ze doorgedrongen tot aan de Elbe, in het
Noorden tot aan de grenzen van het rijk. Het gevaar dreigde,
dat de be volking in aangrenzende departementen in opstand
zou komen en den vijand inhalen. Reeds werden manifested
verspreid uit naam van den keizer van Rusland en den koning
van Pruisen, waarin ze opgewekt werden tot verzet. De Celles
begreep, dat hij beter geInformeerd moest zijn.
Hij richtte zich nu (28 Februari) niet tot den onder-prefect ;
hij hoorde van Van Vredenburch niet veel anders, dan dat
de nood zoo hoog gestegen was, maar dat alles nog rustig was.
Hij wendde zich dezen keer tot Delarocque, den garde-general
van het arrondissement. Delarocque was een Franschman ; dit
was een bezwaar, maar hij was actief en hij beschikte over
brigadiers, die hem zouden kunnen vertellen, wat er omging
onder het yolk.
Delarocque toog dadelijk aan den arbeid, maar hij vond weinig
medewerking bij zijn brigadiers ; ze wisten hem niets aan te
brengen en zeiden maar, dat er niets bijzonders gebeurde, dat
alles rustig was. Hij kon slechts rapporteeren, wat hij zelf opge-
vangen had ; zoo had hij hooren zeggen, dat het land geruIneerd
zou zijn, als het nog een jaar in dezen toestand bleef; dat er
noodzakelijk verandering moest komen, was het niet op de eene,
dan op de andere manier ; dat de gegoede burgers niet gaarne
revolutie zouden maken, maar dat ze hoopten op een andere uit-
komst. �Het is gemakkelijk te raden" voegde hij er aan toe,
wat ze daarmee bedoelen, �ze rekenen op hulp van den vijand,
ze zullen hem eerder inhalen, dan afweren." Alles king dus of
van het wapensucces ; de Fransche regeering was in discrediet
en zou op geen steun meer molten rekenen 1).
Het zag er dreigend uit. Hamburg was reeds in opstand ge-
komen en de Kozakken waren er als bevrijders ingehaald.
Fransche ambtenaren, wien de schrik om het hart geslagen
was, kwamen vluchtende over de Zuiderzee in Holland aan ;
anderen zonden vrouw en kinderen vooruit, om zelf gemakke-
1) Rijks-archief van Noord-Holland, doos 6; ook te vinden in een schrijven
van De Celles aan Montalivet, Colenbrander Gedenkstukken VI.
HAARLEM TN 1813. 357
lijker te kunnen vluchten, als de nood aan den man kwam.
Dit alles zou een ongunstigen invloed kunnen hebben op den
geest der bevolking.
Reeds was een besluit uitgevaardigd, waarbij een ieder, die in
het gebied van de 17e, de 31e en de 32e militaire divisie beschul- digd werd van een misdrijf of vergrijp tegen de veiligheid van
digd werd van een misdrijf of vergrijp tegen de veiligheid van
den staat naar binnen of naar buiten, van oproer of van verzet
tegen de dragers van het gezag en de openbare mocht, gebracht
zou worden voor een in te stellen commissie, die procedeeren
zou overeenkomstig de wet van 17 Messidor, an XII. artikel 2.
De Celles zond dit besluit (13 Maart) -aan Van Vredenburch,
om het mee te deelen aan de maires, aan den commandant van
de gendarmerie en aan den garde-general van het arrondisse-
ment, maar zonder een officieele publicatie er van te maken ;
hij vond het blijkbaar gewenscht nog geen teeken van ongerust-
heid te geven. Nu moest de burgerij nog ontwapend worden.
Een staat werd opgevraagd van alle kanonnen, affuiten, projec-
tielen en ammunitie, die aan de stad toebehoorden. Eenige
dagen later werd nog een staat gevraagd van wapens en ammunitie
in het bezit van wapenhandelaars en particulieren. In een afzon-
derlijk schrijven werd de nadruk er op gelegd, dat deze maat-
regelen zoo weinig opzichtig mogelijk genomen moesten worden.
Het heette, dat de bedoeling niet was de particulieren te ontwape- nen, maar dit resultaat werd niettemin bereikt, Coen bij een
nen, maar dit resultaat werd niettemin bereikt, Coen bij een
volgende order alle wapens door de regeering opgeeischt werden.
Ten slotte werd aan de maires vertrouwelijk meegedeeld, dat
geen paspoort mocht uitgereikt worden aan vrouwen of kinderen
van ambtenaren, onder welk voorwendsel ook.
Den 21en Maart rapporteerde Delarocque nog, dat alles rustig
was ; zijn brigadiers hadden hem niets weten te vertellen, dat
de moeite waard was. Den volgenden dag moest hij echter
berichten, dat een oproerig plakkaat gevonden was aan een der
openbare gebouwen, waarin opgewekt werd tot verzet ; dat hoog
werd opgegeven van de vorderingen, die de Russen gemaakt had-
den en dat de verwachting uitgesproken werd, dat de Engelschen
een landing zouden doen op de kust. Een week later wist hij
nog te rapporteeren, dat op �Trou" gezegd was, dat de kantoren
voor den 15en van de volgende maand gesloten zouden worden;
358 HAARLEM IN 1813.
dat hij te weten gekomen was, wie dit gerucht in de wereld
gebracht had en den schuldige had aangegeven bij de politie,
die er werk van zou maken 1). De Celles gaf nog nadere instruc-
ties, maar Delarocque had niets bijzonders meer te rapporteeren.
Op de Botermarkt werden nog wapens in beslag genomen en
ook bij een slotemaker, die heimelijk vuurwapens leverde aan
Joden, die de dorpen er mee afliepen ; 27 geweren, 9 mus-
ketten, 9 karabijnen, een menigte pistolen, sabels en bajonetten
werden op deze manier nog ingerekend, maar alles bleef
rustig, �al kan men er niet te vast op vertrouwen" voegde
Delarocque er aan toe �want ook den nen was het oogen-
schijnlijk rustig en reeds den volgenden dag moest ik rappor-
teeren, dat slechte geruchten in omloop waren". De toestand was
blijkbaar zeer gespannen ; Van Vredenburch vond het ook noodig
De Celles te waarschuwen.
Hij schreef, dat de goede burgerij niets tegen de regeering
zou ondernemen, maar dat de minste buitengewone gebeurte-
nis het yolk tot excessen kon voeren; dat de toestand vooral aan
de Zaan verontrustend was, want de armoede was er te groot;
dat de maire van Zaandam hem gevraagd had een honderdtal
goedgezinde burgers te mogen wapenen, om hem bij te staan
in geval van nood. Dit verzoek werd afgeslagen, omdat de
commissaris van politie niets gevonden had, dat reden gaf tot
ongerustheid. Het bleek echter, dat de onder-prefect beter op de
hoogte was van den werkelijken toestand. De loting voor de
nationale garde veroorzaakte een uitbarsting, die snel om zich
heen greep 2). Van alle kanten stroomde het yolk samen om
de loting te verhinderen, maar in Haarlem bleef het rustig. Wel
werd op een der openbare gebouwen een pamflet aangeplakt,
dat aanspoorde tot oproer, maar aan dezen oproep werd geen
gehoor gegeven. De goede burgerij hield zich buiten alle oproe-
rige beweging en de bevelen van den prefect waren hier zoo
1) Dit bericht ook te vinden bij Colenbrander Gedenkstukken VI ; bet
schijnt, dat de beer Quarles de schuldige was; wat er verder met hem ge-
beurd is, heb ik niet te weten kunnen komen.
2) Het verhaal van dezen opstand is in het opstel over de Zaanlanden
te vinden.
HAARLEM IN 1813. 359
goed uitgevoerd, dat het yolk geen reden had tot ontevredenheid.
Slechts zij, die in staat waren een plaatsvervanger te stellen,
waren opgeschreven voor de nationale garde. Zoo rustig bleef
het hier, dat de onder-prefect zelfs een detachement van 30
gendarmen naar Leiden zenden kon, dat ook in opstand was.
De Celles trachtte zijn voordeel te doen met de les, die uit het
verloop van deze oproerige beweging te putten was. Hij schreef
den onder-prefect (25 April) naar aanleiding van het Zaanlandsche
oproer, dat het canalje aan de rijken den eisch gesteld had,
plaatsvervangers te stellen voor de nationale garden, die opge-
roepen zouden worden ; dat dit het karakter was van al zulke
volksbewegingen, dat vagebonden, die niets te verliezen hebben,
de wapens opvatten tegen hen, die nog iets bezitten; dat het
daarom noodzakelijk was, dat deze laatsten zich wapenden om
zich en hun bezit te verdedigen ; dat de organisatie van de
nationale garde daartoe de beste gelegenheid bood. Het was vrij
cynisch gezegd en ook niet bepaald belangeloos, maar het was
een opvatting, die in den grond door velen gedeeld werd.
Enschede zegt, dat hij dadelijk ingezien had, dat dit verzet te
vroeg was uitgebroken. Maar het is de vraag of hij zich bij deze
oproerige beweging zou hebben aangesloten, als het lot van
Napoleon toen reeds beslist was 1). Slechts weinigen zullen zoo-
ver gegaan zijn als Barnaart, die Enschede wilde overhalen om
met zijn schutterij naar de Zaan te gaan, ten einde het oproer
daar te helpen dempen, maar de meesten zullen in elk geval inge-
zien hebben, dat het beter was onzijdig te blijven, wilde men niet
afhankelijk worden van het yolk. De goede burgerij begreep, ook
zonder De Celles, dat ze de Fransche regeering nog noodig had
voor eigen veiligheid, zoolang de bondgenooten er nog niet waren,
om have en goed te beschermen. Liever dan met het yolk in
zee te gaan wilde men afwachten, wat de tijden brengen zouden,
het Fransche juk blijven dragen, tot het eene gezag plants
kon maken voor het andere, tot de verbonden mogendheden
zouden opdagen ter bevrijding.
Voorloopig had de regeering niets te vreezen. Lucas Boreel,
') Mr. Joh. Enschede, Aanteekeningen pag. 5, is trouwens niet heel duidelijk
in zijn redeneering.
360 HAARLEM IN 1813.
die verzuimd had, zich op te geven voor de nationale garde,
verontschuldigde zich zoo onderdanig mogelijk ; de maire schreef,.
dat hij opgehouden was door de bewegingen in Maasland. Van
Balkenschooten, (he geweigerd had te voldoen aan de quotisatie
voor de vrijwillige jagers, eindigde met toe te geven. Wel liet
het yolk zich nog gaan, maar tot daden kwam het niet. Mlle
hoop op een spoedige bevrijding werd de bodem ingeslagen,
Coen het bericht kwam, dat de keizer weer de overwinning be-
haald had bij Liitzen en bij Wurschen, dat Davoust Hamburg
en Lubeck hernomen had. De lichting der nationale garde ver-
liep zonder verderen tegenstand te ontmoeten. Lucas Boreel, die
tot commandant benoemd werd van de 5e cohorte, schikte zich;
Dideric Van Tets, die met Jan P. Teding van Berkhout tot
kapitein benoemd werd, eveneens; het actieve gedeelte verscheen
op den vastgestelden tijd te Amsterdam 1). Ook de gardes
d'honneur schikten zich ; Pieter Jager, Cornelis J. De Bruijn
Kops, Leonard Lentfrinck, Hendrik P. Rookmaker, Frederik Van
der Vlugt en Frans J. De Wijkersloot van Weerdesteijn vertrok-
ken zonder tegenstand te bieden 2). De lichting van de klasse
van 1813 verliep eveneens zonder het minste verzet 3). Het scheen,
alsof alle tegenstand gebroken was.
De ontwapening ging echter door. De Staten van de kanon-
nen', affuiten en projectielen, die aan de gemeente toebehoorden
en van de wapens, die het eigendom waren van wapenhan-
delaars en particulieren, waren opgemaakt. Het heette, dat ze
1) Haarlem leverde '129 man in deze lichting der nat. garde, waarvan
19 in het actieve gedeelte ; het heele arrondissement 450 en 36 ; van deze
36 waren er 35 remplacanten.
2) De Roever. Mg. Ned. Fam. Blad. jaargang '1886 noemt Jan Valter en niet
Frederik Van der Vlugt. Tegelijk met de �lettre de designation" aan V. d.
Vlugt, dato 22 Juni, werden inlichtingen gevraagd omtrent den zoon van den
heer Quarles. Daarna werden nog inlichtingen gevraagd omtrent Jacques Crom-
melin, Daniel Francois Crommelin en Wigbold Van Sypesteijn �trois neveux
du sieur Jacques Constant Helmolt" ; met Welk doel, ter vervanging of ter
aanvulling, blijkt niet.
3) Haarlem leverde dezen keer 30 man ; daarvan waren er 9 bestemd voor
den dienst der kustbewaking ; het werkelijke aandeel bedroeg 67 man, maar
uit deze lichting hadden zich reeds 37 vrijwilligers aangemeld.
HAARLEM IN 1813. 361
dienen moesten voor de nieuwe nationale garde ; ze waren
reeds opgevraagd en in veiligheid gebracht. Nu verscheen
nog een keizerlijke order, waarbij bepaald werd, dat een
depot gemaakt moest worden van al deze wapens te Naarden
en te Hellevoetsluis. De wapens der voormalige nationale
garde, de oude schutterij, moesten ook opgezonden worden 1).
Haarlem was toen totaal ontwapend. De regeering kon ge-
rust zijn ; zoo gerust voelde ze zich, dat het garnizoen den
Bell Augustus voor eenige dagen naar Amsterdam gezonden kon
worden, om daar te paradeeren bij gelegenheid van 's Keizers
verjaardag. Pit feest werd, wanneer we de rapporteii mogen
gelooven, overal in den omtrek met groote opgewektheid gevierd,
maar niet in Haarlem. Men was niet voor de regeering, maar
evenmin zou men iets tegen de regeering ondernemen ; de
stemming was gedrukt, het bedrijfsleven stond stil, de armoede
was te groot, de nood was ten top gestegen. Men hoopte niets
meer, men verwachtte niets meer, men begeerde alleen maar,
dat de wapenstilstand zou leiden tot een duurzamen vrede.
De Bondgenooten kregen echter weer de overhand. Napoleon
had de vredesvoorwaarden van Praag afgeslagen en Oosten-
rijk had zich bij hen aangesloten ; hij had nog eenmaal de
overwinning behaald onder de muren van Dresden, maar toen
was het met zijn geluk gedaan ; de uitslag kon niet twijfelachtig
zijn. Weer zochten de bondgenooten de nieuwe departementen te
bewerken. De onder-prefect rapporteerde, dat een Engelsch schip
verbinding gezocht had met een Zandvoortsche visschersschuit,
dat de bemanning den schipper een in het Fransch geschreven
blad �de Gazette Anglaise" in de hand gestopt had, maar dat
alle maatregelen genomen waren om te zorgen, dat de opvaren-
den geen verbinding kregen met het yolk aan den wal. Deze
poging was dus mislukt, maar andere slaagden beter ; mani-
festen werden verspreid, nu onderteekend door den keizer van
Oostenrijk en den koning van Zweden ; ze hadden denzelfden
1) De regeering had uit het budget gezien, dat de oude schutterij nog
bestond , deze organisatie was toen reeds overal opgeheven. Hierop doelt Enschede. Aanteekeningen pag. 5.
Enschede. Aanteekeningen pag. 5.
362 IIA.ARLEM IN 1813.
stijl en waren blijkbaar van dezelfde hand als de manifesten, die
in het voorjaar verspreid werden. De politie vermoedde, dat ze
hier vervaardigd waren.
Weer vroeg De Celles met aandrang om nauwkeurige rap-
porten. Hij wendde zich dezen keer (5 Oct.) tot Van Vredenburch ;
hij verzocht hem de vroeger ontvangen instructies nog eens
nauwkeurig te herlezen en aan zijn verzoek te voldoen door ge-
regeld den 5e11, den 10en, den 15en, den 20en, den 25en en den
Nen van elke maand een brief te schrijven over de zaken van
politie en den stand van het arrondissement �rien ne doit vous
�chapper", gaat hij voort �vous me devez un compte exact des
bruits publics, de la marche de l'opinion, de vos reflexions, enfin ce doit etre une conversation eiitre nous sur tout ce qui pent
ce doit etre une conversation eiitre nous sur tout ce qui pent
interesser le gouvernement ; it ne s'agit done pas ni de copier
chaque fois le rapport precedent, comme quelque fois cela est
arrive, it faut dire ce qui est ; une fois vous aurez beaucoup
me raconter, une autre fois pen de chose, vous ne devez rien
me laisser ignorer et surtout me tenir au courant de vos propres
reflexions sur l'esprit public et sur les diverses directions, que
prend l'opinion d'apres les nouvelles des armees, enfin monsieur,
ainsi que vous etes charg� de maintenir l'ordre dans votre arron-
dissement, vous me devez compte de tout ce qui pent le troubler
et rien ne pent ni doit �chapper a l'oeil d'un magistrat place
imm�diatement aupres des administr�s, qui doivent avoir pour
lui confiance et consideration".
Van Vredenburch vond echter niets, dat reden koii geven tot
ongerustheid. Met eenige variatie, maar zoo mogelijk nog korter,
berichtte hij weer, dat de toestand van zijn arrondissement, nit
een oogpunt van politie, zoo gunstig mogelijk was en dat hij dien-
aangaande geen enkele mededeeling had te doen. De prefect aar-
zelde niet een adresbeweging aan de Keizerin op touw te zetten.
Hij schreef, dat de Keizerin-regentes een senaatszitting gepresi-
deerd had, wat aanleiding had gegeven tot dwaze veronderstel-
lingen, maar waarvan het eenige doel geweest was een senaats-
besluit, waarbij een nieuwe lichting bevolen werd van 280.000
man, waarvan 160.000 op de conscriptie van 1815 en 120.000
op die van 1814 en vorige jaren ; dat het departement van de
Zuiderzee vrijgesteld was, maar dat de Keizerin gesproken had
HAARLEM IN 1813. 363
en dat Naar nu de verzekering gegeven moest worden van trouw
en gehechtheid aan den doorluchtigen Souverein, den grooten
Napoleon, door de voornaamste steden, ook door Haarlem.
De prefect, nog bezorgd over den afloop, ontbood den onder-
prefect bij zich, om over deze zaak te spreken en verzocht hem
den maire mee te nemen. Samen moesten ze hem het genoegen
doen bij hem te blijven dineeren.
Den 15en October werd aan de municipale raden een adres van
hulde aan de Keizerin voorgelegd. Het voorstel werd aangenomen
zonder meer; van beraadslaging schijnt nauwelijks sprake geweest
te zijn. De heeren Barnaart, Van Wickevoort Crommelin en
Teding van Berkhout werden aangewezen voor de deputatie,
die de Keizerin het adres zou aanbieden. Deze deputatie kreeg
een bedrag toegewezen van 2000 fres. voor reiskosten en 100
fres. daags voor het verblijf in Parijs.
Maar de stad was reeds vol van allerlei oorlogsgeruchten ;
de Keizer zou weer een nederlaag geleden hebben ; Bremen
zou door de Verbondenen genomen zijn. De prefect liet deze
geruchten nog rectificeeren: wel was Bremen een oogenblik
ontruimd, maar de generaal Carra St.-Cyr was er weer binnen-
getrokken aan het hoofd van 26000 man. Hij verzweeg de
nederlaag bij Leipzig en verhaalde in een volgend schrijven nog
met veel ophef, dat de prins van de Moscowa en de hertog van
Castiglione den vijand teruggedreven en 3800 krijgsgevangenen
gemaakt hadden. Toch was hij innerlijk alles behalve gerust.
Het was nu algemeen bekend, dat Bremen en Cassel ontruimd
waren ; de daling der Fransche fondsen had een paniek ver-
oorzaakt aan de Beurs en de faillissementen volgden elkaar snel
op. Hij wilde weten welken indruk dit in Haarlem gemaakt had ;
ook vreesde hij, dat de vrijstelling van de laatste lichtingen ver- keerd uitgelegd zou worden; bovendien wilde hij weten, welken
keerd uitgelegd zou worden; bovendien wilde hij weten, welken
indruk het adres aan de Keizerin op de bevolking gemaakt had.
De berichten over de nederlagen namen steeds vaster vorm
aan. De nederlaag bij Leipzig werd openlijk besproken : de geheele
artillerie zou verloren gegaan zijn, 140.000 man zouden gesneu-
veld of krijgsgevangen gemaakt zijn. De prefect liet dit
gerucht nog tegenspreken, maar direct daarop werd de neder-
laag in den Moniteur erkend. Dit moest een verderfelijken
364 HAARLEM IN 1813.
invloed hebben op de stemming van het yolk. Steeds drin-
gender vroeg hid omstandige, nu dagelijksche rapporten. Hij
maande tot volhouden aan ; een belangrijke troepenmacht
zou spoedig bij de hand zijn, om alle misdadige verwach-
tingen neer te slaan ; 10.000 man waren op weg van Wesel
om stelling te nemen aan den Ussel ; de prins van Eckmiihl
zou stelling nemen aan de Beneden-Eems. Met groote woorden
sprak hij cooed in : �l'Empereur est en France et la France est
une et indivisible : les Frainais sauront terrasser tons leurs ennemis,
quelque soit leur hombre". Maar Davoust werd verslagen en het
departement van de Eems ging verloren : de Fransche ambtenaren
kwamen vluchtend over de Zuiderzee in Holland aan. Weer kwam
de Zaankant het eerst in beweging ; de douanen werden nit-
gejouwd, men dreigde oproer te maken. Toen gaf de prefect
toestemming tot het formeeren van een burgerwacht, wat hij
in het voorjaar geweigerd had. Dit beroep op de gegoede burgers,
'de vrienden van orde en vrede, was nog voldoende om de rust
te herstellen.
Maar de debacle was reeds in vollen gang. Een 3 a 4000 man
Fransche troepen werden in Utrecht samengetrokken. Molitor
ontruimde in den nacht van 14 op 15 November met het geheele
garnizoen Amsterdam. Toen raakte de menigte er op de been en
verbrandde de wachthuizen der gehate douaniers. Het was voor
de regeering niet houdbaar meer ; de prefect volgde Molitor naar
Utrecht ; de zaken aan de onder-prefectuur stonden stil ; de maire
schreef niet meer.
Onder deze omstandigheden heeft Mr. Johannes Enschede, reeds
den Nen November de leiding op zich genomen. Hij begreep,
dat het einde der Fransche heerschappij gekomen was en dat
maatregelen genomen moesten warden, om de orde te hand-
haven I). Nog was de commandant, de luitenant-kolonel De
St. Just op zijn post gebleven 2), maar de ambtenaren hadden
' ) Enschede schreef in 1863 in zijne Aanteekeningen pag. 4, dat het zijn
bedoeling ook was geweest de vrijmaking van het vaderland naar vermogen
te bevorderen; deze bedoeling werd echter nog zorgvuldig verborgen gehouden ;
men sprak slechts van orde handhaven.
2) Hartmann was plaatscommandant geworden ; de bezetting telde volgens
den sterktestaat nog 10 officieren en 96 onderofficieren en manschappen.
Mr. JOHANNES ENSCHEDE. NAAR EEN GESCHILDERD
PORTRET, in het bezit van hst hofje van Noblet to Haarlem
HAARLEM IN 1813. 365
reeds de vlucht genomen ; wanneer de bezetting de stad verliet,
zou een andere Yacht klaar moeten staan om de orde te hand-
haven, ten einde tooneelen te voorkomen als in Amsterdam waren
voorgevallen. De maire, die zijn inzicht deelde, gaf hem �mach-
tiging en last" een korps rustbewaarders te organiseeren, om te
kunnen optreden, als de orde bedreigd mocht worden. Enschede
toog dadelijk aan den arbeid ; in elk der zes wijken werd eene com-
pagnie gevestigd, waarvan hij de bevelhebbers aanwees ; het waren
Jacobus Enschede, W. M. Van der Aa, D. W. Rookmaker, W. Van
Kaps, P. Van Lee en W. A. Haselaar, die elk hunne compagnie
uit de meest vertrouwde ingezetenen samenstelden ; bovendien
werd nog een korps rustbewaarders te paard geformeerd, onder
bevel van Cornelis Gerlings 1).
Nog altijd bleef het rustig in de stad, maar uit Amsterdam
kwam in den ochtend van den 17den November het bericht, dat
de Amsterdamsche Courant weer in den ouden vorm was uit-
gegeven en dat er een provisioneele regeering gevestigd was.
Toen begonnen eenige ijveraars oranje te dragen en de keizerlijke
adelaars van voor de woningen der tabakverkoopers weg te nemen.
De St. Just bemoeide zich daar niet mee en hield zijn man-
schappen in de kazerne bijeen, maar de onderofficier der gendar-
men wilde er tegen optreden, zoodat het tot botsingen dreigde te
komen. De leiding was echter in vaste handen en door bezadigd
handelen werd gedaan gekregen, dat deze manifestaties geen
opspraak wekten. De vertegenwoordigers der Fransche regeering
konden met dit optreden vrede hebben ; de onder-prefect schreef
aan De Stuers, den plaatsvervanger van De Celles, dat hij zich
gelukkig prijzen moest, dat de gegoede burgers in deze omstan-
digheden alles deden, om onlusten te voorkomen. In dit schrijven
kent hij zichzelf de eer toe, het korps rustbewaarders geformeerd
te hebben. Hoe zal hij opgezien hebben, Coen hij dienzelfden dag
de Haarlemsche Courant in den ouden vorm met het oude wapen
1) De gegevens omtrent dit verhaal van de bevrijding zijn ontleend aan
de Aanteekeningen van Enschede van 1863; verder aan de brieven van den
onder-prefect (de minuten) in het rijks-archief van Noord-Holland, aan de
brieven (de copieen) en aan het memoriaal van het Provisioneel Bestuur in
het gemeente-archief van Haarlem.
366 HAARLEM IN 1813.
zonder Fransehen text verschijnen zag. De heer Enschede, de
adjunct-maire, de uitgever van de �Oprechte Haarlemmer",
had zich aan de zijde van den opstand geschaard ; de vertegen-
woordigers van het Fransche gezag zouden bij hem geen steun
nicer vinden.
Het begon ernst te worden; uit Den Haag kwam in den ochtend
van den 186n November bericht, dat ook daar de omwenteling
was uitgebroken; de Fransche ambtenaren en de Fransche be-
zetting waren vertrokken en de Oranjevlag was geheschen. De
onder-prefect had nog aan de maires geschreven, dat ze de
welgezinde lieden moesten aanmanen hun invloed aan te wenden
op den gemeenen man, ten einde alle ongeregeldheden te voor-
komen, er aan toevoegend, dat troepen op weg waren naar Amster-
dam en dat de oproerlingen het ergste te vreezen hadden. Hij
schijnt echter door de Haagsche tijdingen aan het wankelen ge-
bracht te zijn, want hij begaf zich heimelijk van oranje voorzien naar Amsterdam, om bij de gezagvoerders aldaar eenig bericht
naar Amsterdam, om bij de gezagvoerders aldaar eenig bericht
in te winnen omtrent den stand van zaken. Dit bezoek is stellig
van grooten invloed geweest, want hij heeft nog dienzelfden dag
aan de maires meegedeeld, dat hij zijn functien neerlegde. Waar-
schijnlijk heeft de mededeeling van De St. Just, dat hij den
volgenden dag met de bezetting de stad zou verlaten, om zich
naar Den Helder te begeven, den doorslag gegeven. De maire
kwam ook onder den indruk van de gewijzigde omstandigheden.
Hij ontbood den heer Enschede in den laten avond nog bij zich,
om hem te vragen, of hij in de huidige omstandigheden in staat
zou zijn het Fransche bewind te doen eerbiedigen en te belet-
ten, dat er oranje gedragen werd. Toen deze vraag ontkennend
beantwoord werd, verklaarde de maire, dat hij zich dan aan de
verdere werkzaamheid en verantwoordelijkheid van het stadsbestuur moest onttrekken, dat hij het aan hem moest overlaten, daarin
moest onttrekken, dat hij het aan hem moest overlaten, daarin
tot behoud van orde en rust te voorzien. De heer Enschede, die
zijn besluit reeds genomen had, aarzelde geen oogenblik en nam
ook onder deze omstandigheden de zorg voor de algemeene veilig-
heid op zich. Hij verhaalt, dat De St. Just bij dit onderhoud
tegenwoordig geweest is.
Zijn plannen waren gauw gemaakt. De kapiteins der rustbe-
waarders werden tegen den volgenden morgen om vier uur op
H AARLEM IN 1813. 367
het stadhuis ontboden. Daar werd hun mededeeling gedaan van
den stand van zaken, van het besluit van den maire en van diens
uitdrukkelijk verlangen, dat de rustbewaarders in het bestuur
zouden voorzien. Toen ze zich daartoe bereid verklaarden, stelde
Enschede hun voor, het stadsbestuur voorloopig op te dragen aan
cle heeren : dr. J. C. Bernard en H. D. Gildemeester, fungeerende
adjuncten, L. Pauw geb. Hoeufft, Jacob Scholting, A. Van Wicke-
voort Crommelin, G. A. Vermeulen, D. Hoeufft, dr. J. P. De
Wilde, J. P. Teding van Berkhout en D. A. W. Van Tets, alien
leden van den municipalen raad, behalve de heer Hoeufft, (lie
controleur was van de directe belastingen. De kapiteins verleenden
hun goedkeuring aan de voordracht en zoo werden deze heeren
opgeroepen, om tegen acht uur op het raadhuis te komen, ten
einde in de stedelijke belangen te helpers voorzien. Terwiejl ze
hiermee doende waren kwam het bericht, dat de Fransche be-
zetting door de Nieuwpoort weggetrokken was, waarop de hoofd-
wacht, de hoofdpoorten en de noodige posten door de manschappen
van de eerste compagnie bezet werden. De Oranjekokarde werd
opgestoken en bij het aanbreken van den dag vernamen de
burgers onder welke kleur voor het behoud der orde gezorgd
zou worden.
Den nen November 's morgens om zeven uur waren de genoo-
digden alien aanwezig. Ten overstaan van de hoofdlieden van
het korps rustbewaarders deed mr. Johannes Enschede opening van
den stand van zaken, van het besluit van den maire, dat hij
zich aan de verantwoordelijkheid der regeering onttrekken moest en
van den wensch der rustbewaarders, dat zij provisioneel in de
regeering zouden voorzien, om zoodoende de noodlottige gevolgen
van regeeringloosheid te voorkomen. Allen verklaarden zich be-
reid de hun opgedragen tack te aanvaarden zij voegden zich nog
Johannes Enschede, den commandant der rustbewaarders, F. Van
der Schaft en B. W. Van der Vlugt, beiden leden van den muni-
cipalen raad, als medeleden toe, kozen den heer David Hoeufft
tot hun voorzitter en Jacob Scholting tot secretaris. Daarna hielden zij zich bezig met het opstellen van de notificatie, waarbij aan
zij zich bezig met het opstellen van de notificatie, waarbij aan
de burgerij mededeeling gedaan werd van hetgeen voorgevallen
was �vermanende de goede burgerij dezer stad voort te gaan in
deszelfs loffelijk gedrag, ten einde de openbare rust en veiligheid
368 HAARLEM IN 1813.
bij aanhoudendheid bewaard blijve, zooals tot heden op zoo voor-
beeldige wijze geschied is, terwijl de goede burgers, die zich wel
hebben willen wapenen tot handhaving van rust en orde, verzocht
worden bij aanhoudendheid in derzelver loffelijke pogen te blij-
ven voortvaren met aanvankelijke dankzegging voor de diensten,
die ze reeds bewezen hebben". Verder gingen zij voorloopig niet ;
handhaving van orde en rust was immers het eenige doel ; zij
waagden het nog niet reeds te breken met het oude en een
nieuwe orde van zaken openlijk in te leiden. Toen de commissaris
van politie, Bogaardt, die gebleven was, vroeg of hij moest voort-
gaan in zijn functie, was men van oordeel, dat nooit te veel
gezorgd kon worden voor de rust en de veiligheid; men verzocht
hem zijn functie bij provisie te blijven waarnemen onder opper-
toezicht van de kamer van politie en van den procureur des Keizers. Zij hadden zich ook niet beschikbaar gesteld, voordat hun het
Zij hadden zich ook niet beschikbaar gesteld, voordat hun het
besluit van den maire �door hem eigenhandig geteekend" was ge-
toond ; het oranje dragen was slechts een concessie aan het yolk.
De toestand was nog hachelijk genoeg. Revolutie maken is
een gevaarlijk werk ; men weet niet, wat het volgende oogen-
blik brengen zal, hoeveel te minder, wat het einde zal zijn.
Een ieder, die wat te verliezen had, trachtte zijn verantwoordelijk- heid te dekken. De maire had 's avonds gezegd, dat hij zijn functies
heid te dekken. De maire had 's avonds gezegd, dat hij zijn functies staken zou, omdat de bezetting de stad verlaten zou en omdat
staken zou, omdat de bezetting de stad verlaten zou en omdat
de commandant der rustbewaarders de orde niet zou kunnen
handhaven, als hij zou moeten verhinderen, dat er oranje ge-
dragen werd. In de nuchterheid van den vroegen morgen
vond hij het echter veiliger de verantwoordelijkheid van
zich of te schuiven ; in het stuk, dat de provisioneele stads-
regeering van hem gevraagd had, schreef hij, dat de onder-
prefect hem had meegedeeld, dat hij zijn functies zou neerleggen
en dat hij daarop gemeend had, dat ook zijn functies moesten op-
houden, wat hij aan de adjunct-maires had meegedeeld. Dit was
niet heelemaal in overeenstemming met den werkelijken gang
van zaken. De maire en de onder-prefect hadden samen gecon-
fereerd ; wel was de onder-prefect Coen het eerst tot de conclusie
gekomen, dat hij zijn functies staken moest, maar tegenover den
heer Enschede had de maire zijn besluit niet aldus gemotiveerd.
De onder-prefect kwam ook op zijn oorspronkelijke houding
HAARLEM IN 1813. 369
terug. Hij schreef den volgenden morgen aan De Stuers, dat er
een geest van oproer in de stad heerschte, dat algemeen oranje
werd gedragen en dat de adelaars afgenomen werden, dat dit
gestuit was door het garnizoen en door de gendarmen, maar dat
hij, nu de bezetting vertrokken was, niet meer in staat was gezag
te doen gelden ; dat hij daarom zijn functies gestaakt had. Dit
alles was nog in overeenstemming met de werkelijkheid, maar
niet wat hij er bij voegde � dat hij zijn functies slechts gestaakt had, wat betreft �des actes d'autorite", dat hij op zijn post
had, wat betreft �des actes d'autorite", dat hij op zijn post
zou blijven, om het administratieve deel van zijn ambts-
bezigheden te blijven vervullen. Ook aan de maires heeft hij
in dezen zin bericht gegeven van den stap, dien hij gedaan had,
hen uitnoodigend de maatregelen te nemen, die noodig zouden
zijn, om de orde te handhaven. De maire van Haarlem heeft zulk
een schrijven nog ontvangen ; maar het provisioneele stadsbestuur
was reeds in zijn plaats getreden. Het vervulde de zelfopgelegde
taak met wijs beleid. Een troep strangers, die van het korps
van De St. Just gedeserteerd waren, werden in de kazerne ge-
consigneerd ; de geweren werden hun afgenomen en aan de
rustbewaarders gegeven, die eerst nu van behoorlijke wapens
voorzien waren. Algemeen werd oranje gedragen, maar niemand
werd overlast aangedaan ; de Franschgezinden werden beschermd
en de orde werd niet verstoord. In de buitengemeenten waren
de maires op hun post gebleven ; zij vervulden onder de veran-
derde omstandigheden naar behooren de hun opgedragen taak ,
zij betoonden zich goed regent. De heer Barnaart begreep, dat hij
te kort geschoten was in beleid, wat hem misschien vroeg of
laat zou aangerekend worden.
De toestand bleef hachelijk, want berichten kwamen in over de
terugkomst van de Franschen en niemand wist, waar de prins van
Oranje zich beyond, die redding zou moeten brengen. Utrecht had
nog altijd Fransche bezetting en bedreigde Amsterdam; Molitor
kon terugkeeren en de redoute tusschen de sluizen van Halfweg
was nog steeds door eenige strangers bezet ; Haarlem lag nog
voor de Franschen open. Niemand wist wat het einde zou zijn.
Onder deze omstandigheden stelde Barnaart een stuk op in het
Fransch geschreven, alsof hij nog maire was, om enkele bewe-
ringen van den onder-prefect recht te zetten, ten einde de stad
Gedenkboek. II. 24
370 HAARLEM IN 1813.
Haarlem vrij te pleiten van de schuld, die de onder-prefect in
den considerans van zijn besluit van den 19e11 op de stad legde
en zijn eigen houding te rechtvaardigen. Haarlem was niet in
opstand geweest, schreef hij, wel was er oranje gedragen, maar
dit had niets te beteekenen en de instelling van een provisioneel
stadsbestuur was slechts een maatregel geweest, die ten doel had
orde en rust te handhaven ; dit was noodig geweest, omdat er
geen bevelen ontvangen werden van den onder-prefect, die ze
had moeten geven, maar geen bevelen gaf en verklaarde niet in
staat te zijn steun te verleenen ; wanneer de onder-prefect bevolen had, dat alles moest blijven op den ouden voet, dan zou er niets
had, dat alles moest blijven op den ouden voet, dan zou er niets
veranderd zijn ; zij, die nu de orde bewaren, zouden hem, den
maire, geholpen hebben met alle middelen, die ten dienste ston-
den ; wat meer zegt het besluit van den onder-prefect had, meer
dan sets anders, aanleiding gegeven tot daden van oproer ; Coen dit besluit in de buitengemeenten bekend geworden was, had het daar
besluit in de buitengemeenten bekend geworden was, had het daar
geleid tot verandering in de administratie, was daar het signaal
tot den opstand geweest ; maar, voegde hij er aan toe, bet was
niet zijn doel te beschuldigen, hij Wilde alleen maar de stad zui-
veren van schuld, wegnemen de blaam, die op haar geworpen
was, om erge gevolgen te voorkomen. Barnaart verzond dit stuk
nog niet. Het bleef in de stad nog rustig, zoodat men onder
het yolk spanning merkte noch verwarring ; de provisioneele
stadsbestuurders zorgden er wel voor, dat ze geen daad deden,
die onverantwoordelijke gevolgen na zich kon sleepen. De beer
Eichholz, die uit Den Haag kwam om de wapens der strangers
op te vorderen, klaagde er over, dat men in Haarlem zoo koel
bleef en dat de Oranjevlag nog niet van den toren woei.
Toen het verzoek van den beer Eichholz den volgenden dag
(21 Nov.) in bespreking gebracht werd, was men weinig geneigd
daaraan gevolg te geven ; men besloot, dat men in overweging
nemen zou of men de vlag bier op den toren plaatsen zou, als
men vernomen zou hebben, dat dit reeds in Amsterdam geschied
was. De beeren Vermeulen en Van Wickevoort Crommelin waren
naar Den Haag geweest, om daar de vergadering van notabelen
bij te wonen, maar ze waren zeer ontmoedigd teruggekeerd ; men
was tot geen besluit gekomen, want niemand had geweten waar
de prins van Oranje zich beyond, noch wat van de Verbondenen
HAARLEM IN 1813. 371
te wachten was. Men vond het op grond hiervan niet geraden
van houding te veranderen, een stag verder te gaan, maar even-
min kwam men onder den indruk van tegenovergestelde ver-
wachtingen. Toen de gewezen maire Barnaart met zijn stuk
persoonlijk tot den raad kwam, verzoekende, dat de raad hem
zou willen helpen in het nemen van maatregelen, noodig om de
valsche besehuldiging op de stad gelegd te doen ophouden, nam
de raad het geval vrij koel op. Men besloot de zaak te houden
in deliberatie en inmiddels den heer Enschede te verzoeken, om
een proces-verbaal te formeeren van het gebeurde, betrekkelijk
het gedelibereerde van den onder-prefect en den maire, aan-
gaande het staken van hun functies. Aan den anderen kant
weigerde men den onder-prefect behulpzaam te zijn bij het ver-
zenden van het geld uit de kas van den arrondissements-ontvan-
ger ; het meeste geld was reeds gelicht, maar nog moest een
bedrag van 13.000 fres. aan De St. Just toegezonden worden.
Men wilde geen geleide daartoe geven, zoodat dit bedrag voor het
arrondissement behouden bleef ; de ontstemming over de luttele
123 fres., die men nog in de kas van den gemeente-ontvanger
gevonden had, was te groot. De onder-prefect bleef niettemin
zeer actief; hij correspondeerde druk met de maires van zijn
arrondissement, om de verderfelijke gevolgen af te wenden, die
de tegenwoordige omstandigheden zouden kunnen brengen ; hij
drukte hun op het hart, dat ze toch hun best moesten doen, om
hun geadministreerden aan hun plicht te houden; reeds werden
troepen samengebracht in het kamp van Utrecht.
De provisioneele stadsregeerders kwamen nu ook onder den
indruk ; ze besloten werk te maken van de missive, die ze den
vorigen dag van den gewezen maire ontvangen hadden, maar
alvorens te antwoorden vaardigden ze de heeren Scholting,
Crommelin en Enschede af, om met den onder-prefect in een
vriendelijke bespreking te treden, ten einde de ophelderin-
gen te verkrijgen, die ze noodig zouden oordeelen. 's Avonds
zou er weer vergaderd worden, om deze zaak tot een goed einde
te brengen. De genoemde heeren vonden den onder-prefect bereid
de verlangde ophelderingen te geven, zoodat ze in staat waren
een door hen geformeerd concept-antwoord aan den raad voor
te leggen. Dit antwoord werd goedgekeurd en de secretaris kreeg
372 HAARLEM IN 1813.
last het nog denzelfden dag te expedieeren. De zaak werd in
der minne geschikt en het schrijven van den heer Barnaart
werd, alsof hij nog in functie was, opgenomen in het copieboek
van de brieven van den maire, nu van het provisioneel bestuur.
In deze zelfde vergadering deelde de voorzitter mee, dat de
heer Eichholz zich bij hem vervoegd had uit naam van den graaf
Van Limburg Stirum, zich noemende provisioneel gouverneur
van Den Haag, in naam van den Prins van Oranje-Nassau vor-
derende, dat het provisioneel bestuur van Haarlem zich niet
schikken zou naar de maatregelen, die te Amsterdam door het
provisioneel bestuur genomen werden, maar dat men zich ver-
eenigen zou met het Algemeei Bestuur, dat den 21er1 November
in Den Haag geconstitueerd was en dat men dadelijk de vlag
op den toren zou plaatsen. Men ging op dit verzoek echter
niet in. Men maakte zich er of door mee te deelen, dat men
geen legale kennis droeg van het bestaan van een Algemeen
Bestuur, dat men zich hier niet regelde naar eenig ander bestuur en dat men alleen werkzaam was, om orde en rust te handhaven.
en dat men alleen werkzaam was, om orde en rust te handhaven.
Men had nog geen beslissing genomen, men wilde nog de ge-
legenheid openhouden, om weer zonder gevaar tot de oude orde
van zaken te kunnen terugkeeren. De onder-prefect was hiervan zoo overtuigd, dat hij tegenover De Stuers de verantwoordelijkheid op
overtuigd, dat hij tegenover De Stuers de verantwoordelijkheid op zich nam van al wat er gebeurd was, wat meer zegt, hij kende
zich nam van al wat er gebeurd was, wat meer zegt, hij kende
zichzelf nog eens de eer toe, deze maatregelen genomen te hebben. Hij schreef, dat de maatregelen, die hij gemeend had te moeten
Hij schreef, dat de maatregelen, die hij gemeend had te moeten
nemen, dit gunstige resultaat gehad hadden, dat geen enkele
oproerige beweging had plaats gevonden.
Nog achtte men zich ondergeschikt aan den onder-prefect. Toen
den volgenden dag (23 November) de circulaire in behandeling
genomen werd, waarin hij vroeg op de hoogte gehouden te wor-
den van hetgeen in de stad mocht voorvallen, besloot men in
vriendelijke termen te antwoorden, dat de raad bereid was om,
zoo er jets buitengewoons mocht voorvallen, hem daarmee in
kennis te stellen. De verhouding was over en weer zoo hartelijk
mogelijk. Dit bleek ten overvloede, Coen het antwoord inkwam op
het schrijven van den vorigen dag, welk antwoord zoo was inge-
richt, dat de blaam werd weggenomen, die scheen gelegd te
worden op de ingezetenen dezer stad door de motiveering, voor-
HAARLEM IN 1813. 373
afgaande aan het besluit van den 19en November. Geheel anders
was de houding tegenover het Algemeen Bestuur, waarvan het
nog altijd heette, dat het op den 21en dezer geconstitueerd �zou" zijn. De luitenant Schrikkel, die den schriftelijken last over-
zijn. De luitenant Schrikkel, die den schriftelijken last over-
bracht, de veertig geweren en verdere wapenrustingen van het
gewezen regiment strangers af te staan, kreeg zijn stukken terug
met het schriftelijke antwoord er bij, dat men niet in staat
was de geweren af te geven, omdat de burgers anders de orde
en de rust niet zouden kunnen handhaven. Men was nog bang
partij te kiezen ; de Fransche bezetting in Den Helder had een
strooptocht ondernomen naar Alkmaar; generaal Molitor stond
nog met een aanzienlijke macht in Utrecht en men wist niets
van de Bondgenooten ; men durfde niets tegen de Fransche regee-
ring ondernernen. De onder-prefect, die nog altijd op zijn post
bleef, kon aan De Stuers schrijven, dat alles bij het oude bleef, dat de rust niet verstoord werd.
dat de rust niet verstoord werd.
Maar nu zou het spoedig anders worden. De onder-prefect was
reeds twee dagen zonder antwoord van De Stuers en in den
vroegen morgen van den 24en kreeg men bericht, dat de Kozakken
Amsterdam waren binnengetrokken ; ook kwam in de ochtend-
bijeenkomst van den raad het bericht, dat de redoute van
Halfweg gecapituleerd had, dat de bezetting den volgenden
Zondag zou aftrekken. Toen werd op dringend verzoek van de
gewapende burgers besloten de Oranjevlag op de torens te plaatsen, omdat het bericht was ingekomen, dat deze vlag niet alleen
omdat het bericht was ingekomen, dat deze vlag niet alleen
reeds op de torens van alle naburige steden en dorpen geheschen
was, rnaar ook op de torens van Amsterdam. Tegelijkertijd werd
besloten de proclamatie van Van Hogendorp en Van der Duyn van
Maasdam van het raadhuis af te kondigen. Ook werd besloten
maatregelen te nemen ten einde de betaling van de lands- en
stadsbelastingen te verzekeren, omdat in deze proclamatie de
hoogste macht in ieder arrondissement of stall daarvoor verant-
woordelijk gesteld werd. De heeren Scholting, Crommelin en
Teding van Berkhout werden afgevaardigd naar den onder-prefect,
om te vernemen, of hij de zorg voor de landsbelasting op zich
wilde nemen. Toen ze in de avondzitting verslag deden van
hun tending, bleek het, dat Van Vredenburch bezwaar ge-
rnaakt had zich te belasten met eenige zorg voor of toezicht over
374 HAARLEM IN 1813.
het heffen van welke belasting ook, waarop het stadsbestuur die
zorg op zich nam, zoowel van de lands- als van de stedelijke be- lastingen. De algemeene vreugde werd echter zeer getemperd
lastingen. De algemeene vreugde werd echter zeer getemperd
door berichten van hernieuwd optreden der Franschen. Woerden,
dat door mannen van de Haagsche burgermacht bezet was,
was hernomen en geplunderd. Men vreesde herstel van de Fran-
sche heerschappij en de heer Enschede verhaalt, dat de leden
van den raad nog besloten zich te verzekeren van een stuk,
waarin geschreven stond, dat ze zich eerst na het besluit
van den maire, om zich aan de verantwoordelijkheid van het
stadsbestuur te onttrekken, in het belang van de openbare orde
met het bewind belast hadden. De onder-prefect zal zich gelukkig geprezen hebben, dat hij op het verzoek van de deputatie uit
geprezen hebben, dat hij op het verzoek van de deputatie uit
den raad niet was ingegaan. Stellig om den raad te sparen heeft
hij De Stuers van het uitsteken der vlag en het afkondigen
van de proclamatie niet op de hoogte gebracht.
Weer was de stemming gedrukt. Een boodschapper, die uit-
gezonden was, om berichten in te winnen omtrent de Verbondenen,
kwam den 25en terug met het allesbehalve geruststellende be-
richt, dat hij niet verder dan Amersfoort gekomen was, waar
de Fransche troepen de Russen nog tegenhielden. De Kozakken,
die te Amsterdam aangekomen waren, moesten dus tusschen
Naarden en Utrecht doorgeslopen zijn ; hun hulp zou, als de
nood aan den man kwam, niet veel te beteekenen hebben. Ook
van den Rijnkant kwamen weinig bemoedigende berichten. Twee
leden van het Leidsche stadsbestuur kwamen om wat Kozakken
mee te nemen, ten einde de gemoederen, die ook daar zeer
gedrukt waren, wat op te beuren ; ze moesten echter onver-
richterzake terugkeeren. De stemming werd er niet beter op.
Men vreesde, dat de Fransche bezetting uit Den Helder
komen zou, om de stad te plunderen en de president van den
provisioneelen raad stelde de vraag, of men wel in staat zou zijn weerstand te bieden. Toch besloot men zich te verdedigen en
weerstand te bieden. Toch besloot men zich te verdedigen en
het nemen van de noodige maatregelen werd opgedragen aan
den chef van het korps ter bewaring der openbare rust. Eindelijk was men zoover, dat men zich ook met de wapens in de hand
was men zoover, dat men zich ook met de wapens in de hand
zou durven verzetten. Enschede begeerde ni et tinders, want het
was zijn belang zich tot het uiterste te verdedigen : zijn hoofd
HAARLEM IN 1813. 375
stond op het spel. Hij weigerde de wapens of te geven aan den
heer Eichholz, die weer kwam om de wapens van de deserteurs
van het korps strangers in ontvangst te nemen , hij stelde
hem voor, zich samen naar Beverwijk te begeven ten einde de
wapens, die men daar in ontvangst genomen had, in handen
te krijgen, maar de heer Stumphius, die er bevel voerde, wei-
gerde ook en Enschede maakte van de gelegenheid gebruik, om
met hem regelingen te treffen voor het geval de Franschen uit
Den Helder mochten aanrukk en. Men zou zich verdedigen, al
schreef de onder-prefect, stellig om de burgerij te sparen, dat
hier nog niets gebeurd was.
Den volgenden dag duurde dezelfde onzekerheid nog voort.
Woerden werd nog door de Franschen bezet gehouden en men
sprak er van, dat Molitor zich opmaakte om Amsterdam te her-
nemen. Men wist daar, dat hem dit niet moeilijk zou vallen , wel
was er geestdrift, maar niets was voorbereid, de verdediging was
nog niet georganiseerd , twee Haarlemmers waren gegaan om de
behulpzame hand te bieden, maar ze waren onverrichterzake terug-
gekeerd, omdat de noodige leiding er ontbrak. De onzekerheid sloeg
over tot diepe bezorgdheid over het lot van stad en land. Het
provisioneele stadsbestuur gaf uitdrukking aan dit gevoelen, toen
het een schrijven zond aan de leeraren der verschillende gods-
dienstige genootschappen, om een bededag te bevelen : men moest
zijne Goddelijke Majesteit smeeken, dat Hij moed, wijsheid en
standvastigheid schenken zou aan alien, die tot eenig bestuur
in het vaderland geroepen mochten worden. Dezen zelfden dag
schreef de onder-prefect, dat het algemeene voorbeeld gevolgd
was en dat men ook in Haarlem de nationale vlag, de
Oranjevlag, op den toren geplant had. Het kon niet langer
verborgen blijven, want het was te duidelijk, dat men zich partij
gesteld had , hij moest ook op eigen verantwoordelijkheid bedacht
zijn. Misschien droeg hij, toen hij dit schreef, ook reeds kennis
van nieuwe bemoedigende tijdingen, die op den avond van dezen
dag binnen kwamen. Von Billow zou Doesburg en Zutfen geno-
men hebben, hij zou gereed staan den IJssel over te trekken.
Den volgenden morgen, den 27e11 November kwamen uit den
naasten omtrek nog weer ongunstige geruchten omtrent den toe-
stand in Amsterdam; de poorten bleven zorgvuldig gesloten en men
376 HAARLEM IN 1813.
sprak van een poging om een tegenomwenteling te verwekken ;
elk oogenblik konden de troepen van Molitor voor de stad ver-
schijnen. Men hoorde niets meer uit Den Haag ; zelfs de meest
Oranjegezinden gaven den moed op ; ze beschouwden de goede
zaak als hopeloos en den beer Enschede als een verloren man.
Maar den 28e1 November kwamen opeens de meest bemoedigende
tijdingen ; de bezetting van Halfweg was afgetrokken, Woerden was
ontruimd en Molitor, die Utrecht verlaten had, stond reeds ten
zuiden van de groote rivieren ; de prins van Oranje zou over-
komen uit Engeland, om in persoon zijn vaderland hulp te bieden.
Alle gevaar was geweken; de rustbewaarders werden ontslagen
de heer Enschede keerde tot het gewone leven terug ; Van
'nets, een der kapiteins van de nationale garde, werd comman-
dant van de stad. De onder-prefect bleef echter nog op zijn post.
Hij schreef aan De Stuers, dat hij door de stagnatie in zijn
betrekkingen met de gemeentebesturen niet in staat was mede-
deelingen te doen ; ook had hij al sedert drie dagen geen berichten ontvangen uit het hoofdkwartier, zoodat hij niet wilt of De Stuers
ontvangen uit het hoofdkwartier, zoodat hij niet wilt of De Stuers
nog in Utrecht was. Eerst den laatsten November, toen hij vijf
dagen lang zonder bericht geweest was, toen de Russen zijn arron-
dissement reeds binnengetrokken waren, gaf hij het op. Eerst
toen durfde hij zijn functies als geeindigd beschouwen.
Den ten December kwam het bericht, dat de prins van Oranje
den volgenden dag de stad zou passeeren, om zich naar Amster-
dam te begeven. De stedelijke overheid besloot hem een feeste-
lijke ontvangst te bereiden. De regeering zou hem opwachten
aan het raadhuis en het dagelijksch bestuur aan de grens der
gemeente. Eerebogen werden opgericht en de rustbewaarders te
paard haalden hem in van Bennebroek. De heer Enschede voegde
zich bij hen, om den man te vergezellen, van wien men uitkomst
verwachtte, en den stoet te volgen.
Kort voor de aankomst van den Prins waren de commissa-
rissen Kemper en Fannius Scholten afgestapt aan het stadhuis
en van hen vernam men, dat de invloedrijkste leiders in den
Haag besloten hadden, niet den ouden republikeinschen regee-
ringsvorm te herstellen, maar den Prins namens het Nederland-
sche yolk het Souvereine gezag op te dragen.
HAARLEM IN 1813. 377
Dit bericht viel in goede aarde, ook bij de vroegere Patriotten.
Men had niet te vergeefs achttien jaren lang onder vreemde
heerschappij gezucht en de Vorst gaf in zijn proclamatie blijk
van zijn oprechte begeerte, om al het geledene te vergeten. Hij
wilde, dat alien, die daartoe bevoegd en bekwaarn waren, zonder
terug te zien, de handen ineen zouden slaan, om het vaderland
uit zijn vernedering op te heffen.
De proclamatie had ook gewild, dat alle ambtenaren op hun
post zouden blijven, maar Van Vredenburch had aan dezen eisch
geen gehoor gegeven. Eerst den lien December ging hij infor-
meeren, wat er omtrent hem beschikt was. Dit bezorgde hem
een onaangename terechtwijzing, maar hij betoonde zich zeer
ijverig in zijn gecontinueerde betrekking. Zijn aanblijven is echter van korten duur geweest. Mr. G. A. Vermeulen volgde hem den
van korten duur geweest. Mr. G. A. Vermeulen volgde hem den
27en December als commissaris van het arrondissement Haarlem op.
De provisioneele stadsbestuurders werden den 18en December
1815 ontslagen. Burgemeesteren en raden traden in hun plaats.
De Zaanlanden
DOOR
G. J. HONIG.
Tot de Zaanlanden rekende men oudtijds den banne van
Westzaanden, gevormd door de dorpen Westzaan, West-Zaandam,
De Koog, Zaandijk en Wormerveer met West-Knollendam, en
den banne van Oostzaanden, waartoe behoorde Oostzaan en
Oost-Zaandam en verder nog aan den westoever der Zaan de
dorpen Krommenie en Assendelft en aan den oostoever Wormer
(met Oost-Knollendam) en Jisp.
In deze oude verdeeling heeft Napoleon zeer sterk ingegrepen, toen hij in 1811 de beide dorpen Oost- en West-Zaandam tot
toen hij in 1811 de beide dorpen Oost- en West-Zaandam tot
een stad, Zaandam, vereenigde. Deze beide dorpen werden wel
dikwijls in an adem genoemd, en hadden wel verschillende
zaken en instellingen gemeen, maar waren toch steeds in het
burgerlijke gescheiden geweest. De vroegere bansbesturen waren echter reeds niet meer zoo intact gebleven als vroeger, een
echter reeds niet meer zoo intact gebleven als vroeger, een
gevolg van de nieuwere denkbeelden na 1795. Het was dan
oak langzamerhand een onhoudbare toestand geworden ; bijv.
in de regeering van den banne of ambachtsheerlijkheid West-
zaanden, waarin het dorp Westzaan evenveel te zeggen had
als alle andere dorpen tezamen, hoewel deze langzamerhand
het moederdorp in zielenaantal en belangrijkheid verre over-
troffen.
Het aantal zielen werd gerekend te zijn :
DE ZAANLANDEN. 379
in 1807. Dec. 1811. 1815.
West-Zaandam 5179 4690
8376
Oost-Zaandam 4600 4660
Koog a/d. Zaan 1740 1747 1647
Zaandijk 1521 1496 1615
Wormerveer 2084 2006 1871
Krommenie 1920 1809
Westzaan 2250 2134
Assendelft 2186 1946
Oostzaan 1000 965 921
Wormer 1374 1092 1120
Jisp 590 997 953
De getallen van 1807 en 1815 zijn ontleend aan statistieken voor
het armwezen (prov. archief Haarlem), die van 1811 heb ik ge-
vonden in een aanteekening van den adjunct-maire van Zaandijk
Jan Van Vleuten. Verschillen in de cijfers van Wormer en Jisp
kunnen ook ontstaan zijn door het al of niet meetellen van buurten
als Enge-Wormer en Schalsmeer e. d. In 1813 was de bevolking
van West-Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer tezamen
9907, van Oost-Zaandam, Oostzaan, Wormer en Jisp 7401 en
van Westzaan en Assendelft 4155 (Papieren conscriptie).
Al de genoemde plaatsen in de Zaanlanden hadden sedert
onheugelijke jaren hun bestaan en welvaart gevonden in den
koophandel, de zeevaart en in de nijverheid. Evenals elders was
het echter hiermede in den Franschen tijd ellendig gesteld.
Wel deed de Keizer pogingen de nijverheid te bevorderen. Aan
de maires werd opgedragen naar allerlei neringen en bedrijven
onderzoek te doen en rapporten samen te stellen. 1k heb voor
mij liggen een rapport van den maire van West-Zaandam, H. C.
GObel, dd. 12 October 1811, dus nog van voor de verheffing tot
stad, waarin over den vroegeren en toenmaligen toestand van de
fabrieken, trafieken en verdere bedrijven te West-Zaandam be-
langrijke gegevens worden medegedeeld, alsmede rniddelen ter
herleving worden ten berde gebracht.
Over de vroeger zoo talrijke en beroemde scheepswerven wordt
opgemerkt, dat een 25-tal jaren geleden er nog een 10- a 12-tal
werden aangetroffen, die 200 A 250 huisgezinnen brood ver-
schaften, maar dat deze voorname tak van plaatselijke welvaart
380 DE ZAANLANDEN.
thans verloren was gegaan. In 1803 had men voor het laatst
een schip op stapel gezet en dit was tot heden onafgewerkt ge-
bleven ! Een algemeene vrede zou herleving kunnen brengen de
Voorzaan zou moeten uitgediept worden aan Z. M. werd verzocht
belast te mogen worden met den bouw van lichte fregatten en
kleinere oorlogsvaartuigen.
Er bestonden in West-Zaandam nog een 14-tal oliemolens,
waarvan de waarde geschat werd op 2000 a 5000 gid., terwiji
die vroeger was 8 a 12000 per molen. Het vak was niet loonend
meer, het was moeilijk aan zaad te komen en vrije invoer uit
Frankrijk, Brabant en Vlaanderen werd gewenscht 1).
Ter plaatse stonden nog 2 groote witpapiermolens, vroeger een
welvarend bedrijf, die ieder een 100-tal menschen arbeid ver-
schaften, maar zij waren thans nagenoeg zonder vertier. Het
waren de fabrieken van den bekenden Adriaan Rogge een man,
die in de dagen der Patriotten zich als een ijverig voorstander
der nieuwere denkbeelden had doen kennen, en ook op het ge-
bied van waterbouwkunde en aanverwante vakken naam had.
Hij was toen reeds een bejaard man en had geen opvolger
voor zijn zaak. Dit zullen ook wel oorzaken zijn geweest van het
totaal verval van zijn papierfirma, daar het toch bekend is, dat
de andere Zaansche witpapierfabrikanten, hoewel hun de buiten-
landsche omzet zoo goed als geheel ontnomen was, zooals Kool,
Van der Ley, Honig, Breet, Blaauw, e. a. hun bedrijf hebben
weten staande te houden en enkelen zelfs met eenig succes
schijnen gewerkt te hebben 2).
I) Vele molens stonden stil ; te West-Zaandam waren daardoor 150 men-
schen zonder verdienste.
De maire van Jisp geeft dd. 28 Aug. 1813 in zake aanvulling der nat.
garde aan den onder-prefect inlichting omtrent een ingezetene, Cornelis Boom,
fabrikant met twee oliemolens, waarvan de eene reeds een groot jaar werke-
loos is geweest en de drie knechts een weekgeld van hem ontvangen ; de
andere wordt wel gaande gehouden, dock de laatste jaren tot merkelijk
nadeel van den bezitter, die dus in plaats van inkomen te hebben zijn hoofd-
som moet inteeren, op gunstiger tijden hopende, zijnde de fabrieken onver-
koopbaar.
2) Bij een vraag naar bijzonderheden omtrent Pieter Beering te Krommenie
in verband met het in aanmerking komen als plaatsvervangend vrederechter
bericht de maire aan den onder-prefect, dat hij directeur van een papierfabrie
DE ZAANLANDEN. 381
De houthand el met de houtzagerijen, eertijds een voorname tak
van nijverheid en welvaart te Zaandam, leed mede ten zeerste
door de tijdsomstandigheden. Er stonden te West-Zaandam nog
66 houtzaagmolens, maar sedert de laatste jaren waren er wel
100 gesloopt of naar elders vervoerd. Thans stonden vele stil
bij gebrek aan balkenaanvoer uit Noorwegen en de Oostzee.
Wanneer het Z. M. behaagde een vrij vervoer van balken langs
den Rijn, uit Saksen en de landen aan den Moezel toe te staan,
zou deze bestaanstak zeer zeker verlevendigd kunnen worden,
evenals door een vrij vervoer van het bout langs de verschillende
steden. Ook was een groot nadeel het Russisch tractaat met
bepaling, dat daar slechts planken van 12 voet mochten inge-
voerd worden ; men wenschte invoer van planken van 14 A 30
voeren.
Wat betreft de pelmolens, in vroegeren tijd met de uitgebreide
scheepvaart mede een zeer florissant bedrijf, leest men in het
rapport, dat er in de geheele Zaanstreek minstens 48 van deze
molens waren, waarvan er 4 te West-Zaandam stonden, en dat
het yak in vergelijking met zoo vele andere neringen nog vrij
loonend was. Verbetering zou nog kunnen geven, wanneer de
leveringen voor de marine of de armee in deze plaats of nabuur-
schap konden plaats hebben.
Wat verder wordt gezegd over de koornmolens, tabak- en snuif-
molens, mosterd- en schelpzandmolens is mede zeer ongunstig,
evenals over de eenig overgebleven lijnbaan en traankokerij.
Geen wonder daar de koopvaardij en de walvischvangst sedert
jaren niet meer konden uitgeoefend worden. Ten slotte wordt
door maire Gael in zijn belangrijk rapport de aandacht ge-
vestigd op de positie van het IJ, welk water door de regeering
beschouwd wordt als een deel van de Zuiderzee, hetwelk voor
de schepen, die van Amsterdam naar de Zaan en andere Noord-
hollandsche plaatsen voeren of omgekeerd, een groot ongemak
was, die echter opgehouden had te fabriceeren wegens den tegenwoordigen
stilstand in den handel. Zijn molen fabriceerde de pakpapieren. Ook de grauw-
papiermolens der firma C. A. & G. Honigh te Zaandijk stonden zoo goed als
stil met overvolle magazijnen. De eigenaar C. A. Honigh pleegde den 'then
Februari 1 81 3 zelfmoord.
382 DE ZAANLANDEN.
teweeg bracht ten opzichte van den toevoer, zoodat hij het wen-
schelijk acht dat het IJ beschouwd werd als rivier.
Die ongunstige tijd voor eenige takken van handel en nijver-
heid dagteekende niet van Napoleon's heerschappij, maar reeds
van vele jaren her ; bij gezet onderzoek zou men reeds de begin-
selen bij den laatsten Engelschen oorlog, misschien reeds eenige
jaren eerder, kunnen terugvinden ; maar zeker is het, dat de
slechte tijden na 1795 onrustbarend zijn geworden. Over den
toestand in dit jaar schrijft een burgerman van Zaandam in
zijn dagregister �dit jaar is wonderlijk en werkeloos doorgebracht, de straten krielden dagelijks van bedelaars, niet alleen van de
de straten krielden dagelijks van bedelaars, niet alleen van de
zeekant en andere plaatsen, maar zelfs van de Zaankant, 't geen
bier ongewoon was. Men placht altijd te zeggen, die aan de
Zaan werken wil en onverschillig wat, kan altijd wat verdienen
maar nu was voor velen niet te verdienen al wilden zij nog zoo
graag". En in de correspondentie van Niebuhr, die in 1808
verschillende plaatsen van ons land bezocht, wordt gelezen, dat
hem in Zaandam vooral het verval meer trof dale elders. De
meeste molens staan stil, voor de zaagmolens heeft men geen
bout, voor de papiermolens geen grondstof. De arbeiders en hun
kinderen loopen in lompen gekleed, 't gebrek spreekt uit hun
trekkers.
Toch schijnt het aantal behoeftigen te Zaandam niet zoo groot
te zijn geweest als men dit vergelijkt met de cijfers in andere
plaatsen, bijv. Leiden. Het aantal, dat door de te Zaandam in
1813 op te richten Maatschappij van weldadigheid moest worden
ondersteund, bedroeg 1600 personen op een bevolking van om-
trent 9000 zielen.
Men kan nagaan dat de financieele toestand van den koop-
mansstand ook niet rooskleurig was geworden ; de Zaanlanders
Loch hadden hun vermogens grootendeels belegd in hunne
ondernemingen van handel en nijverheid. Revenuers uit effecten
en landerijen bedroegen geen groote sommen. De maire van
Zaandam heeft op last van het keizerlijk bewind een lijst op-
gemaakt van 100 der meest welgestelde inwoners (w. o. enkele
van Koog a/d Zaan); hun jaarlijksche interesten varieeren van
800 tot 4000 francs (3 Juli 1813).
Ook de financien der plaatselijke besturen waren ongunstig.
DE ZAANLANDEN. 383
Vooral was dit het geval met den voormaligen banne van West-
zaanden, die bijv. in 1810 een schuldenlast had van f 103.206.90 met een actief van slechts f 5037.75.
met een actief van slechts f 5037.75.
Het was voorzeker in Bien tijd niet aangenaam te behooren
tot de magistraatspersonen, maar eenmaal in een dergelijken
post benoemd, was het moeilijk er voor te bedanken.
Aan het hoofd der Zaanlandsche gemeenten stonden in het
jaar 1813 de volgende personen :
Het bestuur van de stad Zaandam werd gevormd door
Hendrik Christiaan GObel, lid van het Legioen van eer, maire,
Dirk Dekker, Pieter Noomen Meindertsz. en Pieter De Vries,
adjunct-maires, benevens 30 leden van den municipalen raad.
De besturen van de Zaansche dorpen waren:
De Koog : Evert Smit, maire, Pieter Dekker, adjunct, met 9
municipale raden.
Zaandijk : Jan Koning, maire, Jan Van Vleuten, adjunct, met
9 municipale raden.
Wormerveer : Cornelis Prins, maire, Pieter Smidt Van Gelder,
adjunct, met 9 municipale raden.
Westzaan : Simon Simonides Jongewaard, maire, Teunis Slagter,
adjunct, met 8 municipale raden.
Krommenie : Jacobus Alberti, maire, Klaas Hekelaar, adjunct,
met 6 municipale raden.
Assendelft : Willem Smit, maire, Willem Waagmeester, adjunct,
met 7 municipale raden.
Oostzaan : Cornelis Avis, maire, Pieter Brat, adjunct, met 6
municipale raden.
Wormer : Francois De Bas, maire, Maarten Roos, adjunct.
Jisp : Cornelis Van Maenen, maire, W. J. Couwenhoven,
adjunct, met 8 municipale raden.
Een bezetting van militairen werd in de Zaanstreek niet aan-
getroffen. Het gemis werd door den maire van Zaandam wel
gevoeld, Coen hem in de maand April bleek, dat er een oproerige geest in de stad begon te heerschen.
geest in de stad begon te heerschen.
Maire Gael had midden April een missive gezonden aan den
onder-prefect te Haarlem, Van Vredenburch, waarin hij zijn
ongerustheid kenbaar maakte, hoewel volgens het oordeel van
den onder-prefect �Pesprit public" alle kenmerken van kalmte
384 DE ZAANLANDEN.
en rust droeg, zoowel te Zaandam als in alle andere gemeenten
van zijn arrondissement. Gael had dan geschreven, dat de een
of andere onvoorziene gebeurtenis ongeregeldheden zou kunnen
veroorzaken onder de mindere klasse der bevolking. Armoede en
gebrek zijn tot een hoogtepunt gekomen, het stilstaan der fabric-
ken en van den handel brengt een menigte werkloozen voort.
Reeds eenige weken geleden had hij blootgestaan aan de
bedreigingen van zeevolk, dat door Zaandam moest trekken
en dat hij verblijf in de stad had ontzegd 1). Wanneer zoodanig
tumult zich thins zou herhalen, was bescherming noodzakelijk,
en, er waren geen troepen in de stad, geen nationale garde,
slechts een enkele gendarme.
Gael vroeg toen autorisatie, op zijn verantwoording een
honderdtal mannen uit de burgerij, op wie hij zou kunnen
rekenen, te mogen wapenen.
Ook de onder-prefect oordeelde met bet oog op het groot aantal
fabrieken meerdere voorzorgen wel noodzakelijk ; hij onderschreef
de ongerustheid van Gael, maar ontraadde het plan van de burger-
wacht en stelde voor een garnizoen van een vijftig manschappen.
Naar aanleiding van dit rapport van den onder-prefect dd.
16 April aan den prefect De Celles, vroeg deze de meening
van den directeur-generaal der politie, die evenwel den 19en
April antwoordde, dat hij van den commissaris van politic te
Zaandam niets over eenige onrust aldaar had vernomen, maar
dat hij dezen geschreven had alle noodige geheime inlichtingen
in te winnen.
Intusschen beantwoordde graaf De Celles onmiddellijk de
missive van den onder-prefect.
Daar maire Gael zeer vaag is geweest met zijn berichten
over de heerschende ontevredenheid en hij slechts een feit
noemt, nl. het doortrekken van matrozen, eenige weken geleden,
zoo ziet de prefect de zaak nog niet ernstig in. Hij heeft echter
maire Gael geschreven, dat deze ongelijk heeft gehad over
dat tumult te zwijgen, maar dat dit geval niet urgent genoeg
1) Misschien is dit hetzelfde waarop Devilliers, directeur-generaal der
politie, doelt in zijn rapport dd. 49 Febr. aan het ministerie van politie
te Parijs. �A Amersfoort et a Zaandam it y a eu des recalcitrans parmi les
enroles volontaires".
DE ZAANLANDEN. 385
is, autorisatie te geven tot het vormen van een burgerwacht
van 100 man, noch tot het zenden van een compagnie militairen ;
de organisatie van de nationale garde is evenwel nabij, en deze zal den maire gelegenheid geven een goede keuze uit de burgerij te doen
den maire gelegenheid geven een goede keuze uit de burgerij te doen en daardoor de handhaving van de publieke orde te verzekeren.
en daardoor de handhaving van de publieke orde te verzekeren.
Het eenige daadwerkelijke wat de prefect gelastte was een
aanschrijving aan den commandant van de gendarmerie om de
brigade te Zaandam te versterken en een actieven bewakings-
dienst uit te oefenen, terwijl de onder-prefect zelve uitgenoodigd
werd zich tusschen 20 en 25 April naar Zaandam te begeven
om nauwkeurige inlichtingen in te winner'.
Het wil mij voorkomen dat maire Gael wel degelijk iets heeft
geweten van hetgeen er broeide onder de bevolking van Zaandam,
maar dat hij, een niet gewenschte militaire bezetting willende
voorkomen, het matrozentumult heeft aangevoerd, tot het kunnen
verwezenlijken van zijn plan eener eigen burgerwacht.
De geest van verzet, die zich hier en daar begon te uiten,
was tegen de samenstelling der nationale garde. Den 18e11 en
19en April waren alom in de Zaanlandsche gemeenten bevel-
schriften aangeplakt, waarbij alle mannen tusschen 20 en 40
jaren oud werden opgeroepen, om zich voor de lichting te doen
inschrijven. Uit deze opgeschrevenen zou een deel door loting
aangewezen worden als een soort schutterij, waarvan een deel
in actieven dienst kwam, dat bijv. naar de kustplaatsen kon
gezonden worden ter wering van mogelijke invallen der Engelschen.
De ingezetenen vreesden echter dat ook een opzenden naar de
groote legers het gevolg kon zijn. De inschrijvingen zouden op
20 April en volgende dagen plaats vinden. Openlijk werden
van de zijde van den arbeidersstand, niet gewoon te zwijgen,
wanneer de verontwaardiging ten top is gevoerd, tegen dit
keizerlijk decreet dreigende woorden vernomen.
In de meeste dorpen liep echter de inschrijving ordelijk of ;
te Koog, waar men den 20en zitting had, was de opkomst traag,
zoodat men den volgenden dag moest vervolgen. Deze dag,
de 21e, werd in de Zaanstreek met eenigen angst tegemoet
gezien, want dan moest de inschrijving te Zaandam plaats
hebben. Het was niet onbekend gebleven, dat er samenscholingen
hadden plaats gehad, en oproerige gesprekken waren vernomen.
Gedenkhoek. 25
386 DE ZAANLANDEN.
In den nacht van 20 op 21 April werden te Zaandam hier en
daar op de meest in het oog vallende plaatsen papieren aan-
geplakt gevonden van dezen dreigenden inhoud :
�Alle ingezetenen van de stad Zaandam, worden verzocht en
zelfs gewaarschuwd zich niet te laten inschrijven op de lijst van de nationale garde ; hetzij rijk of arm, met of zonder lichaams-
de nationale garde ; hetzij rijk of arm, met of zonder lichaams-
gebreken, of geemployeerden, zonder onderscheid of al die geene
die hen doen inschrijven, kan verzekerd zijn dat hij vermoord
zal worden of ten minsten den dood zal moeten ondergaan, en
aan alle gevaren van plundering blootgesteld zijn, en zullen
vervolgd worden. Wij Hollanders hebben zooveel opgeofferd om
de Franschen hier te verkrijgen, laten wij nu zooveel opofferen
om hen te verdrijven !"
Uit dit manifest blijkt voldoende dat de beweging was voor-
bereid en dat er mannen waren, die de leiding van hetgeen nu
noodzakelijk volgen moest, op zich wilden nemen.
In den vroegen morgen was reeds een groote menigte, zoowel
mannen als vrouwen, op de been, die oproerige kreten uitten,
en vooral samenschoolden bij de Hervormde kerk aan de Oost-
zijde, waar de inschrijving zou plaats hebben. Bezuiden deze
kerk stond het voormalig raadhuis van Oost-Zaandam, dat toen
tot bureau van den maire diende, en waar de sleutels van de
kerk bewaard werden. Omstreeks 8 uur begaf de commissaris
van politie J. De Quack, van twee dienaars vergezeld, zich op
weg om den maire toegang tot het raadhuis to bezorgen. Hij
deed de aangeplakte manifesten onderwiji wegnemen en kwam
ongehinderd tot aan de mairie. Hier beyond hij dat het sleutelgat van de deur met klei was dichtgemaakt ; op zijn bevel werd de
van de deur met klei was dichtgemaakt ; op zijn bevel werd de
deur door zijn dienaars na eenige moeite geopend. Dit was het
sein tot den opstand ; tegelijk met hen drong een groot aantal
personen in het gebouw en maakte men zich meester van de
sleutels der kerk. Commissaris De Quack raadde het oogmerk :
men wilde nl. de alarmklok luiden. Hij sprak de menigte toe,
wilde de oproerigen tot bedaren brengen, maar to vergeefs, en
toen eenige rappe handen naar de touwen grepen, hield ook hij
het touw vast, een laatste poging wagende, het overhalen van
de klok to beletten. Onder het gejuich der menigte werd hij
een paar voet mede in de hoogte opgetrokken.
DE Z A ANL A NDEN. 387
De metalen klank vermeldde in de stad wat geschied was, en
bracht uit alle deelen van de plaats meer en meer personen
naar den omtrek van den Dam ; bier en daar werd de straat
opgebroken. De maire en de commissaris deden afkondiging dat
de inschrijving niet door zou gaan , maar hun verwachting dat
de menigte hiermede tevreden zou zijn en zich zou verspreiden
bleek ijdel , men eischte de lijsten der inschrijving, welke ook
werden afgegeven. Die lijsten werden terstond in handen van
den man gesteld, die of als leider van het geheele ontwerp
beschouwd werd of wel door de algemeene stem tot opperhoofd
gekozen was, zegt Honig 1). Het was Jacob Rek, geboortig van
Koog aid Zaan, onbesproken van zeden, niet onbemiddeld, veer-
schipper en commissaris van bet Rotterdamsche schuitenveer.
Dadelijk wist hij tucht en orde te brengen onder zijn manner' ,
er werd dien dag vender naar een vast plan gewerkt. Plunde-
ring kwam niet voor.
Wij meenen wel als zeker te kunnen aannemen, dat hij van
het begin of de leider is geweest van dezen opstand en dat zijn
plan in verband heeft .gestaan met alle dergelijke bewegingen
in die dagen in Rijnland en Maasland, daar hij door zijn beroep
met de voormannen in die streken in verbinding heeft kunnen
staan. Het opeischen der inschrijvingslijsten werd ook in de
Zuidhollandsche plaatsen gedaan, welke daar op staanden voet
werden vernietigd.
Rek zwaaide de papieren boven zijn hoofd, en deelde mede
dat men ook de overige Zaanlandsche gemeenten zou gaan be-
zoeken om de inschrijvingslijsten te verzamelen. De menigte,
waarvan velen zich de hoeden met oranjelinten hadden versierd 2),
1) Gesch. d. Zaanlanden (1849), deel II, biz. 297, waar hij een uitgebreid
en welgeschreven hoofdstuk aan dit oproer wijdt. Zijn voornaamste bronnen
zijn geweest een rapport van den commissaris van politie De Quack en de
papieren van een lid van den toenmaligen municipalen raad, wiens naam hij
echter niet noemt.
2) Wij vinden dit vermeld in een artikeltje van A. Smit Gz., getiteld Een
Zaankantsch Oproer en in 1846 in het Leeskabinet verschenen. Honig ver-
meldt niets over de Oranjeleuze , De Celles rapporteert 24 April: �a, Zaandam
on n'a arbore ni la cocarde orange, ni l'ancien pavilion hollandais". Zeker
is het dat voorheen in de Zaanstreek de publieke geest overheerschend patriots-
gezind was; de stadhouderpartij had slechts weinig aanhangers.
388 DE Z AANLANDEN.
zette zich in beweging. leder, dien men ontmoette, werd geprest mede te gaan ; zelfs werden verschillende personen gedwongen
mede te gaan ; zelfs werden verschillende personen gedwongen
hunne woningen te verlaten ; men gelastte den arbeiders op de
molens, deze stop te zetten en de zeilen in te halen. Hierbij
betoonden de vrouwen zich de ijverigsten ; een er van wordt
met name genoemd: Jat (Jannetje) Hoefnagel, een uitdraagster,
tevens taxatrice in inboedels, die op een ketel trommelende
voorop liep.
In de naburige gemeenten waren reeds verschillende geruchten
over het te Zaandam gebeurde in omloop, men hoorde de
klokken het oproer verkondigen en zag wegens het inhalen der
molenzeilen dat de arbeid werd neergelegd ; reeds ging de mare, dat eenige personen, die zich hadden laten inschrijven, door het
dat eenige personen, die zich hadden laten inschrijven, door het woedende yolk waren vermoord.
woedende yolk waren vermoord.
Te 10 uur schoolde men samen voor het huis van den maire
Evert Smit te Koog aan de Zaan, en eischten de lijsten op. Smit was echter eenige oogenblikken te voren uit de gemeente vertrok-
was echter eenige oogenblikken te voren uit de gemeente vertrok- ken. Toen werd de adjunct-maire Pieter Dekker Pz. opgezocht, die
ken. Toen werd de adjunct-maire Pieter Dekker Pz. opgezocht, die aan het verlangen gevolg gaf. Ook hier werd de klok geluid.
aan het verlangen gevolg gaf. Ook hier werd de klok geluid.
Daarop begaf de steeds aangroeiende menigte zich naar Zaandijk, waar men in het dorpsweeshuis, dat tevens tot raadhuis diende,
waar men in het dorpsweeshuis, dat tevens tot raadhuis diende,
bezig was met de inschrijving, hetwelk op een behoorlijke wijze plaats had. Mijn overgrootvader Jacob Honig, (municipale raad)
plaats had. Mijn overgrootvader Jacob Honig, (municipale raad)
beschrijft in zijn aanteekeningen het optreden te Zaandijk op
deze wijze. �Doch om elf ure kwamen 3 a 400 lieden van Zaan-
dam en Koog (doch die van De Koog waren daartoe genoodzaakt
alsook die van deze plaats) en velen van Zaandam. Te Zaandam
was dit voornamelijk door een schipper op Rotterdam begonnen
en daartoe het gemeene yolk aangezet, zoowel mannen als vrou-
wen. Het beginsel was dat de jongens naar den toren gingen om
de kiok te luiden, en een schipper naar het weeshuis ging om
de lijst waarop ingeschreven werd of te halen. Dezelve werd
afgegeven om ergerlijke gevolgen te voorkomen. Mijn zoon werd
eerst uit het huis gehaald, en kort daarna kwamen 5 vrouwen
om mij mede te halen. Of ik zeide mijn zoon is reeds al henen,
dit hielp niet, ik moest mede gaan; een vrouw liep naast mij
of zij bezorgd was dat ik terug zou gaan. Bij het Ezelspad ge-
komen zijnde kwam de schipper met de lijst in de hoogte hou-
DE ZAANLANDEN. 389
dende uit het Weeshuis, en sommigen hadden gemerkt (mogelijk
van een kwalijk-gezinde, die van hier bij de troep was) dat nog
geweren in het school waren, hetwelk zulk een vreugde gaf, dat
die vrouw die naast mij liep, in die vreugde wilde deelen en
mij verliet, waardoor ik gelegenheid kreeg, om in het weeshuis
te gaan en dus vrij was verder te gaan, gevende dit alhier een
groote beweging en ongerustheid, want de molens moesten de
zeilen inhalen, en dit niet geschiedende gingen er van de bel-
hamels op de daken klimmen om op de stelling te komen om
de molen te doen stilstaan."
In het weeshuis bevonden zich de maire Jan Koning en zijn
adjunct Jan Van Vleuten, beide doopsgezinde burgers, die na de
revolutie in den magistraat waren gekomen. Er wordt verhaald, dat
op de vraag van Jacob Rek naar de papieren de maire of de
adjunct deze niet hebben afgegeven, maar enkel gezegd �daar
liggen zij", zoodat hun doopsgezinde conscientie was gerustgesteld. Zij hadden het gewiclitig document niet afgegeven. In de
Zij hadden het gewiclitig document niet afgegeven. In de
dorpsschool werden nog van het vroeger patriotsch gewapend
burgerkorps 100 a 150 geweren, 2 trommels, eenige sabels en
patroontasschen bewaard, die met vreugdegejuich werden ver-
deeld onder de oproerigen.
Ook te Wormerveer maakte men zich meester van geweren,
werd de alarmklok geluid, en den maire Cornelis Prins de
inschrijvingslijst afgevorderd. De hoofden van den troep namen
hier in het raadhuis zitting om te raadplegen wat hun verder
te doen stond. Er werd besloten dat een gedeelte de Zaan zou
oversteken naar de dorpen Wormer en Jisp om daar hetzelfde
spel te spelen, terwijl de overigen hun weg zouden vervolgen
naar Krommenie, Assendelft en Westzaan.
In de dorpen werden den maires last gegeven om de volgende
nachten door een behoorlijk aantal manschappen wacht te doen
houden. Zoo schrijft mijn overgrootvader �wordende alhier de
wagt gehouden met geweer, hebbende ik alsmede mijn zoon de
wagt mede op onzen beurt waargenomen".
De houding der gemeentebesturen was geheel lijdelijk , van
verzet was geen sprake, hetgeen trouwens niet mogelijk was bij
gebrek aan macht, daar slechts een enkele gendarm of gemeente-
veldwachter ter beschikking was. Jacob Kuyper, garde-cham-
390 DE ZAANLANDEN.
petre te Zaandijk werd later beschuldigd aan het oproer te
hebben deelgenomen. Hij zou een snuifdoos met de portretten
van den prins van Oranje en zijn gemalin op het deksel geschil-
derd bij zich gehad hebben en deze aan de opstandelingen hebben
laten kijken, zeggende : �gij kunt op mij vertrouwen, niemand
weet dat ik dit in mijn zak heb. . ." Den volgenden morgen
was hij reeds vroeg in de dorpen Wormer en Jisp, meedeelende
o. a. voor het huis van den maire van Wormer, dat er een
groot aantal Zaandamsche vrouwen te Zaandijk was, met het
doel manschap op te roepen tot verdediging van Zaandam en
dat hij gezonden was door zijn maire met bericht dat ieder
aanbevolen werd zich naar Zaandam te begeven. Ging niemand
been, dan zou de troep hen wel komen halen. Ook volgens be-
richt van den maire te Jisp, had hij aldaar pogingen gedaan
de burgers te bewegen naar Zaandam te trekken 1).
Inmiddels was omtrent 66n uur een deel van den troep, naar
gissing 200 personen sterk, voor het raadhuis te Krommenie
gekomen en eischte de contrOle voor de inschrijving van de
nationale garde, hetwelk door den maire Alberti werd geweigerd,
�tenzij dezelve door twee leden van Krommenie wierden afge-
nomen". Dadelijk werden Pieter Jongeneel en Willem Maks be-
noemd, die de contrOle hebben overgenomen en later �in goede
orde hebben teruggebracht en doen blijken dat zij dezelve heb-
ben gesauveerd, en dus tegens haar zin van den maire hebben
afgenomen". Ook bier werd de klok geluid, de geweren en een
trommel, in de Waag bewaard, medegenomen, toen de troep
te 2 uur, door vele burgers van Krommenie vergezeld, vrijwil-
lig en gedwongen, naar Assendelft trok 2).
I) In de maand Juli werd door Delaroque, garde-general des garde-
champ�tres, een onderzoek ingesteld naar het gedrag van dezen veld-
wachter, in verband met bovengenoemde feiten, maar het plaatselijk bestuur
ontkende een en ander en heeft hem de hand boven het hoofd gehouden,
zoodat er geen strafvervolging van gekomen is.
2) Krommenie en Assendelft behoorden onder het gerecht van Beverwijk.
De brigadier der garde-champetres ontving in den nacht de opdracht met
vier douanen in de omstreken te patrouilleeren, maar de vrees dat de op-
standelingen naar Beverwijk zouden komen werd niet bewaarheid. Den
volgenden morgen werd genoemde brigadier naar Krommenie op verkenning
uitgezonden; hij deed dit vermomd als een boer, die kievitseieren kwam
DE ZAANLANDEN. 391
Hier voldeed echter de maire W. Smit niet aan hun eisch
zeggende dat hij de papieren reeds had opgezonden, waarmede
wel bedoeld zal zijn naar den onder-prefect te Haarlem. Er ont-
stond heel wat rumoer, daar men deze bewering niet geloofde ,
het schijnt dan ook niet de waarheid geweest te zijn want een
missive van den maire dd. 23 April aan den onder-prefect vangt
aan : �Hedenavond is mij de lijst der ingeschrevenen van Zaan-
dam geretourneerd", terwij1 het slot luidt : �Alles is hier bij
voortduring in de beste orde en geen muitelingen van elders
storen deze gemeente".
In den loop van den namiddag, omstreeks vier uur, was bet
hoofddeel der opstandelingen te Zaandam teruggekomen en
later kwamen de afgezondenen naar de verst gelegen dorpen,
ook van Oostzaan, terug. Men hield toen een soort krijgsraad
in het logement �de Drie Zwanen" op den Dam.
Men begaf zich daarop naar den maire, waar Jacob Rek als
woordvoerder de wapenen van de stad opvorderde, doch de maire
gaf te kennen dat zoo hij dit deed hij ruim zoo misdadig zou
zijn als degenen die onberaden voortholden en hem de teugels
van het bestuur gewelddadig uit de handen rukten, hem tevens
vermanende zich van alle verder geweld te onthouden en de
door hem geleid wordende menigte ook daartoe aan te raden.
Doch die vaderlijke raad, zegt Gael in zijn rapport, vond geen
gehoor en men begon de geweren en de sabels, die op den
zolder van de mairie lagen weg te halen, �'t welk evenwel op
een ferme manier gestuit wierd". Men snelde toen naar het
stadsmagazijn op het Stikkel- of Spinhuispad, waaruit door aller-
zoeken. Hij vond in de dorpsstraat een 2 a, 300 mannen, gewapend met ge-
weren met bajonet, hooivorken, spaden en knuppels, die van Zaandam waren
teruggekomen. Hij sprak, herkend zijnde, de menschen toe en raadde hen aan
tot rust en kaimte terug te keeren, wat hem volgens zijn rapport ook gelukte.
Een enkele maal geraakte hij in een twist, maar hij wist zijn aanvallers met
een geladen pistool ontzag in te boezemen en een geweer te bemachtigen,
dat hij op het raadhuis bracht. Hier kwam in den namiddag mede de
vrederechter Chr. Stumphius met den deurwaarder Jan De Wolf Tz., die
zich naar het raadhuis begaven, waar de geheele raad bijeen was en waar
toen een proces-verbaal van het gebeurde werd opgesteld, door alle aanwezi-
gen onderteekend. Daarin werd de geheele schuld geworpen op de Zaan-
dammers.
392 DE ZAANLANDEN.
lei volksklasse de geweren en sabels weggevoerd werden, totdat
ook daar de maire de verzamelde menigte wist te verdrijven.
Nu wilde men de op Zaandam zijnde gendarmen en douanen
ontwapenen, waartegen de opperbevelhebber Rek bezwaren had;
deze wilde dit tot den volgenden dag uitstellen, maar men
stoorde zich niet aan hem en nam genoemden manschappen de
wapenen of evenals aan een gendarme, die met de veerschuit
uit Amsterdam kwam 1).
Tot bewaring der rust werden orders gegeven aan een veer-
tigtal burgers over het houden der wachten �terwij1 ook eenige
der meest aanzienlijke burgers zich daartoe wel wilden preteeren".
De overigen gingen daarop ordelijk uiteen. En aldus eindigde
de eerste dag van het bekende Zaankantsch oproer.
De hooge autoriteiten hadden inmiddels niet stil gezeten. De
telegraaf van die dagen vermeldde dit openbaar verzet onmiddellijk
naar Parijs, waar men zich in den aanvang zeer ongerust toonde.
De prefect graaf De Celles deed reeds denzelfden dag een
missive aan den onder-prefect Van Vredenburch toekomen, waar-
in hij zijn verwondering uitsprak, dat deze niet op de hoogte
was der gebeurtenissen te Zaandam, daar de te Amsterdam ont-
vangen berichten van zeer ernstigen aard waren en de zending
van manschappen noodzakelijk maakten. Hij gelastte hem zich
den volgenden dag naar Zaandam te begeven, waar hij ook den
secretaris-generaal De Stuers heen zou zenden met een welge-
wapende kanonneerboot, terwijl de gendarmerie zou versterkt
worden met een 60 a 80 douanen. Hij moest al zijn invloed
aanwenden tot herstel der rust, evenals in alle andere plaatsen
van zijn arrondissement, in verband ook met de onlusten in het
departement der Monden van de Maas, waarover in een andere
missive aan den onder-prefect het volgende medegedeeld wordt.
Er waren in verschillende plaatsen van dit departement, ook
in Leiden en Den Haag, onlusten uitgebroken, waarvan Devilliers,
de schrijver van dezen brief, reeds mededeeling had gedaan aan
den onder-prefect, toen hij Haarlem passeerde. De generaal-
I) In een rapport van Lebrun (22 April) wordt vermeld, dat er toen te Zaandam aanwezig waren 6 gendarmen onder bevel van een luitenant en
Zaandam aanwezig waren 6 gendarmen onder bevel van een luitenant en
een 30-tal douanen.
DE ZAANLANDEN. 393
commandant Molitor was heden te 2 uur van Utrecht opgerukt
met een macht van 3000 man, met welke hij in 5 uren zich in
Leiden dacht te bevinden, en waarvan een goed deel morgen-
ochtend in Den Haag zou zijn ; ook zou de orde te Alphen
hersteld worden.
De Zaansche opstand stond dus niet op zich zelven, maar was
klaarblijkelijk uitgebroken in verband met de Zuidhollandsche
bewegingen. Mijn overgrootvader zegt duidelijk en hij zal de
publieke opinie wel weergegeven hebben, dat het oproer te
Zaandam was begonnen voornamelijk door een schipper op
Rotterdam. Dit was natuurlijk Jacob Rek en ook een ander der
hoofdbevelhebbers Eydenberg was een beurtschipper op Zuid-
Holland, terwijl de derde hoofdman Willem Kruyshaar mede een
schipper was. Ongetwijfeld hebben deze mannen gehandeld in
afspraak met de leiders in die provincie.
De hoofdleider in Rijnland was een Dirk Van der Lee, een
door de tijdsomstandigheden gefailleerde broodbakker, tevens
graankooper, die uit den aard van zijn voormalig beroep met
de Zaansche schippers in verbinding heeft kunnen st'aan. Volgens
de rapporten der verschillende autoriteiten is de opstand te
Zaandam overgeslagen uit Zuid-Holland en werd de tijding van
het verzet aldaar den Nen met een schip van Gouda te Zaan-
dam aangebracht. De chefs in 'Leiden en omstreken rekenden
op een algemeene beweging en vooral ook op een onverwijiden
opstand van Amsterdam. Maar van geheel het Noorderkwartier
wordt enkel van eenig, spoedig onderdrukt, verzet te Enkhuizen
melding gemaakt ; wel wordt van Amsterdam verklaard dat het
inwendig onrustig was, maar tot een uitbarsting is het niet ge-
komen. Zeker is het dat ook Rek hulp van Amsterdammers
verwachtte. Meer dan eons vroeg hij : Ziet gij niets van Amster-
dam? En toen zich geen Prinsenvlag op de torens van de hoofdstad
vertoonde, was het zelfvertrouwen van den kloeken man geschokt ;
op zeker oogenblik was hij bleek als een doode, maar hij ver-
mande zich : �het is begonnen, het moet er door !" 1)
1) Uit de rapporten der autoriteiten Lebrun, De Celles, d'Alphonse, De
Stassart, Devilliers, medegedeeld in Colenbrander's Gedenkstukken, blijkt dat
men vermoedde dat achter deze beweging mannen stonden van een hoogere
klasse, dan de chefs, die openlijk op den voorgrond traden. �Er zijn 3 man-
394 DE ZAANLANDEN.
De reeds genoemde secretaris-generaal bij de prefectuur, Joseph
De Sttiers, zegt in een memorie over zijn optreden te Zaandam
o. a. : �Toen in April in verscheidene plaatsen onlusten ontstonden,
sloegen dezelve tot Zaandam en andere oorden in dat district
over. Ik werd gedelegueerd om de rust te herstellen, en ik durf
mij overtuigd houden, dat ik in deze door de tijdsomstandig-
heden alleronaangenaamste zaak volgens beginselen van gematigd-
heid, die mij altijd bezield hebben, ben te werk gegaan".
De komst van zijn jacht, vergezeld van een kanonneerboot,
in de Voorzaan omstreeks 11 uur had de bevolking der Zaanstreek
weder geheel op de been gebracht. Den ganschen nacht hadden
de alarmklokken geluid, en akelig klonken de kreten van alarm,
alarm, verraad ! De vrouwen werden naar de naburige dorpen
gezonden om de mannen op te roepen. Toen de morgen aanbrak
ontwaarde hij op den Dam en op den Hoogen- en Zuiddijk een
verbazende menigte oproerigen geschat op 8 a 9000, volgens een
andere broil op 4 a 5000 menschen, van allerlei soort wapens
voorzien. De bode, met een brief naar den maire afgezonden, kwam
onverrichter zake terug, omdat op hem geschoten was. Verwon-
nen die een groote autoriteit hadden, die de orde hielden en de eigendommen
garandeerden. Dit ligt niet in het karakter van eenvoudige boeren en het is te
vreezen dat er eenige �moteurs importans caches" zijn (Lebrun aan den Keizer
24 April). Ili geloof dat de nationale garde slechts een voorwendsel is, waar-
van zich eenige �agitateurs secrets" bedienen, het zou wel van belang zijn
deze te ontdekken en te straffen (d'Alphonse, 22 April). Onder de opstande-
lingen heeft men slechts �la plus vile canaille" gezien, maar het is moeilijk te
gelooven dat er geen geheime agenten van een hoogere klasse zijn (De Stassart,
24 April). Deze zegt nog, dat men in zijn departement kennis had van den
opstand in Noord-Holland, v6Or deze uitgebroken was. Er is geld gestrooid
onder de turfdragers van 's-Gravenhage door een onbekend gebleven heer,
die in den vroegen morgen in een cabriolet uit de richting Amsterdam arri-
veerde en naar Rotterdam vertrok. Twee personen hebben het land doorge-
reisd, geld verdeelend en de revolutie pro voceerend ; de een is Van der Lee
de graankooper van Alphen, de ander is nog onbekend (Devilliers '26 April).
Jorissen spreekt over een geheim bondgenootschap reeds na de Russische
nederlagen te 's-Gravenhage opgericht met vele vertakkingen, waarvan ieder
der aangenomenen slechts den naam wist van hem, door wien hij aangewor-
ven was, terwijl niets op schrift werd gesteld. Klaarblijkelijk stond men in
verbinding met Engelsche oorlogsvaartuigen, die op de kust kruisten. Tot
heden is nog veel onopgehelderd in deze vOOr-revolutie van 4813!
DE ZA.ANLANDEN. 395
derd was De Stuers toen later op den morgen (� 4 uur) een
boot kwam aanroeien, waarin de maire was gezeten met �den
chef der insurectie". Beiden werden door hem in de kajuit van
het jacht ontvangen, en in een conferentie van een tweetal uren,
waarbij ook tegenwoordig was de commandant der douanen Petit
Jean, wist hij van Rek gedaan te krijgen, dat deze zijn best zou
doen de oproerige burgerij tot bedaren te brengen, hij gaf hem
moed en hoop dat dan alles tot een goed einde zou worden ge-
bracht. Om den chef van 't oproer voor de gevolgen van zijn
gedrag bevreesd te maken en hem des te beter aan te vuren
om zijn raad te volgen, verhaalde hij hem dat de generaal Molitor
met zijn troepen naar Leiden op marsch was. Van zijn kant
beloofde hij verder op dezelfde plaats geankerd te blijven en
geen vijandelijkheden te plegen tenzij tot zelfverdediging. Hij
gaf een uitstel tot 10 uur. Inmiddels waren door de autoriteiten
te Amsterdam nog andere pogingen in het werk gesteld om het
oproer te bedwingen. In den nacht te half een uur waren 6
gendarmen onder bevel van een luitenant afgezonden om de
rust te herstellen en de hoofden van den opstand op te lichten ;
doch deze lieden waren zelf gevangen genomen en werden opge-
sloten in het koffiehuis de �brie Zwanen" op den Dam 1). Een
detachement douanen, van Buiksloot marcheerende en door den
kolonel Hartman op last van den prefect afgezonden, geraakte
1) De maire had zich onmiddellijk naar den Zuiddijk begeven waar de gen-
darmen waren aangekomen en hield daar een mondgesprek met den comman-
dant, een Franschman, in de Fransche taal, hetgeen ongevallig was aan de
talrijke lieden, die in dreigende houding daarbij tegenwoordig waren. Vooral
die van Oostzaan en Landsmeer waren rumoerig en een van hen waagde met,
een mes een aanslag op den maire, waarmede echter een gendarme werd ge-
kwetst, een ander sloeg naar hem met den kolf van een snaphaan, hetwelk
door een Zaandamsch burger Jan Klokkemeijer werd afgeweerd. Men schreeuwde
van verraad, en den maire werd daarvan de schuld gegeven. Ten slotte wer-
den de gendarmen gevangen genomen en evenals de maire naar het koffiehuis
(We Brie Zwanen� gevoerd. Ook op deze plaats moest maire Gobel, waar op
een gegeven oogenblik een veertigtal opgewondenen binnenkwamen, veel
verwenschingen en bedreigingen aanhooren.
De grootste opstoker, Pieter Dirkz De Vries, die nog met behulp van den
maire met den post van brievenbesteller begunstigd was, werd eindelijk door
meer rustige burgers verwijderd en naar zijn huis gebracht.
396 DE LA ANLANDEN.
met de gewapende Zaandammers bijna slaags, maar zij werden
nog bijtijds door de manschappen van De Stuers bijgestaan en
gedeeltelijk op diens kanonneerboot in veiligheid gesteld. Inmiddels
hadden de maire Gael en Rek, op den Dam teruggekomen, de
menigte, die geschat werd op 5 a 6000 menschen, toegesproken
en alle pogingen aangewend de lieden te overtuigen, dat verder
verzet nutteloos was en het voor alles beter zou zijn dat men
rustig naar huis ging ; elke nieuwe stap zou de zaak erger maken.
De maire, temidden van de rumoerige menigte op een stoel ge-
klommen, gaf nog eens inlichtingen over de nationale garde, als
een korps van rustbewaarders, en beloofde zelfs indien iemand
moest uittrekken, nit zijn eigen zak een remplacant. Op den
middag moest een deel voor de nationale garde ingeschreven
zijn, anders zou de kanonneerboot de stad gaan bombardeeren.
Maar dergelijke toespraken waren olie in het vuur 1), men dreigde
Rek te zullen vermoorden, als hij zich terugtrok ; men riep ver-
raden te zijn en wel door den maire Gael, en ook door den
maire Smit van De Koog.
Het was nl. uitgelekt, dat deze den vorigen dag over Purmerend
naar Amsterdam was vertrokken en men vreesde dat hij het
was geweest, die bij de autoriteiten de komst van de kanonneer-
boot had bewerkt. Hij moest de wraak ondervinden, men Wilde
optrekken naar De Koog en zijn woning plunderen; maar tot
aller verbazing kwam maire Smit zich onder de opgewondenen
begeven. Hij verdedigde zich tegen de aantijgingen aan zijn adres
en overtuigde het yolk, dat zijn Amsterdamsche reis een aan
1) Bij de Zaandammers zouden deze toespraken eenig meer succes hebben
gehad, dan bij de lieden uit omliggende plaatsen, zooals van Oostzaan en
Krommenie, zegt GObel in het notulenboek der stad Zaandam, misschien om
de schuld der eigen burgerij niet meer te verzwaren. Wat hier verder in dit
verslag staat is interessant, temeer omdat er bij de bestraffing niet van ge-
rept wordt. Na vermeld te hebben dat iemand een poging deed hem een mes
in de lenden te steken, lezen wij het volgende: �Zooals ook, zoo verhaald
wierdt, een der fatzoenlijke burgers van Zaandam behagen en. mogelijk zijne
redding of die der zijnen in dit spel van razernij meenende te vinden, even
nadat de maire de menigte had toegesproken, door dezelve was heengeloopen
en dezelve aanmoedigde voort te hollen, door uit te roepen: hou vol mannen,
hou vol! gij weet waar gij geld kunt krijgen als gij t nodig hebt, hou vol!
laat je om den donder niet vern .... !"
DE ZAANLANDEN. 397
het gebeurde volstrekt vreemd doel had gehad. Intusschen had
maire Gael zich weer teruggetrokken naar �de Drie Zwanen",
waar hij spoedig weder bloot stond aan de woede van de op-
gewonden mannen. Barend Zeglis dreigde hem met den dood
wanneer hij zich niet ontdeed van zijn ridderteeken van 't Legioen van eer ; een Oostzaner eischte eten en drinken voor hem en
van eer ; een Oostzaner eischte eten en drinken voor hem en
zijn plaatsgenooten, een derde sleurde hem naar de trap en
wilde hem er afgooien, doch hij gaf dezen een vuistslag, zoodat
de man zelf neerplofte, het sein gevende dat een 60 a 70
gewapenden naar boven sneiden. Een Jan Anthonijsz. Coerse
wist ze echter langen tijd buiten de deur van het vertrek te
houden, en toen eindelijk de menigte naar binnen stormde, had
zich de maire, door behulp van een goed vriend, gesauveerd
voor de toomelooze volkswoede, welke het op zijn leven scheen
toegelegd te hebben. Hij schreef een raadsvergadering uit te
7 uur. De meeste leden van den municipalen raad waren aan-
wezig, maar zij wachtten tevergeefs op den maire. Te 8 uur
werd aan de opgekomen raadsleden van het huis van Gael
een boodschap gezonden, �dat de maire vertrokken was".
De leden van den raad waren in een allesbehalve aangename
positie. De raadgevingen van Rek hadden niets uitgewerkt, ja,
door zijn terugtrekken en het naderend gevaar was de houding
der oproerigen meer dreigend geworden, zij joelden voor hun
vergaderplaats en eischten van hen allerlei hulp en orders.
En voor de stad lag als een dreigend teeken de kanonneerboot,
en dan nog de zekerheid dat een legermacht van Fransclie
militairen in aantocht was ! Een der eischen was, dat de raad
kruit en lood moest verschaffen , het antwoord dat dit niet in
de stad was, bevredigde niet, men eischte een mandaat om het
van den kruitmolen te Purmerend te halen, en werkelijk werd
daartoe een declaratoir afgedwongen en een man er mede naar
die stad afgezonden. Zeer gelukkig voor de stad in het algemeen
en den raad in het bijzonder heeft deze man zijn reis niet vol-
bracht. Hetzij deze persoon, uit de opgewonden atmospheer
verwijderd zijnde, tot kalmte en inkeer kwam, hetzij de muni-
cipale raad hem door een vertrouwde terug liet roepen, zeker
is liet, dat het onvoorzichtig geschrift omtrent 12 uur bij den
raad terug was ; men zal niet getalmd hebben het stuk, dat zoo
398 DE ZAANLANDEN.
noodlottig had kunnen zijn, te vernietigen ; werkelijk, de stad
Zaandam was voor een groot onheil bewaard 1).
Altijd nog rumoerde het op den Dam en voor het raadhuis,
en van den gelimiteerden tijd, dien De Stuers gegeven had om
tot rust terug te keeren, nl. tot 10 uur, was volstrekt geen nota
genomen. Zoo de raad geen orders geeft hoe wij handelen moeten,
zullen wij hen vermoorden, werd een paar real en door de oproerige
menigte, die geen hoofd meer had, geroepen ; op een gegeven
oogenblik kwam men tot het besluit eenige veerschuiten te
bemannen en de kanonneerboot te overzeilen en te vermeesteren ;
reeds waren eenige heethoofden bezig de touwen los te maken,
maar meer bedaarde menschen wisten hen van dit voornemen
of te houden. Eindelijk stelde de raad voor, dat een deputatie naar
de kanonneerboot zou afgevaardigd worden, om een naderen eisch
van den gedelegeerde te vernemen, en te verzoeken dat hij met
zijn schip en manschappen zou terugzeilen naar Amsterdam ;
men was overtuigd dat dan ook de opgewonden menigte wel
zou uiteengaan. De heer De Stuers kon op dit voorstel niet
ingaan ; hij was daar ook niet voor in de stemming, omdat juist
weer de muitelingen handgemeen waren met een 6 a 8-tal douanen,
die nog op den dijk waren geposteerd. Een paar kanonschoten
(evenwel met los kruit) moesten de aanvallers tot stilstand
brengen. De deputatie keerde terug met het bericht, dat een
uitstel voor de onderwerping tot 4 uur werd verleend, dat de
burgers tot vrede en rust moesten worden aangemaand en dat
de gevangen genomen gendarmes in vrijheid moesten worden
gesteld. Hiertoe werd nu al het mogelijke gedaan en werkelijk
met succes. De heer De Stuers was naar Amsterdam vertrokken
om de autoriteiten een voorloopig rapport te doen ; bij zijn
terugkomst te 5 uur op de kanonneerboot zag hij de in vrijheid
gestelde Fransche ambtenaren arriveeren, en vernam hij de
meest geruststellende berichten over het verder verloop van den
opstand. Daarop lichtte de kanonneerboot het anker en vertrok de
1) Honig, Gesch. Zaanl. II blz. 341. In het notulenboek van Zaandam wordt
gezegd, dat met zeer veel brutaliteit een qualificatie om kruit en lood afte-
geven werd opgevorderd, ,,waaraan echter door den Raad niet is voldaan
geword en".
DE ZAANLANDEN. 399
secretaris-generaal De Stuers met een voldaan gevoel over de ge- lukkige uitkomst zijner zending, dat de orde was hersteld zonder
lukkige uitkomst zijner zending, dat de orde was hersteld zonder een druppel bloed te vergieten, zonder een enkele gevangenneming.
een druppel bloed te vergieten, zonder een enkele gevangenneming. De voornoemde deputatie nit den Zaandamschen raad, die
De voornoemde deputatie nit den Zaandamschen raad, die
telkens conferenties op de kanonneerboot had gehouden, had ook
nog een mondgesprek gehad met den heer Van Vredenburch,
den onder-prefect van het arrondissement, die met een jacht in
de Voorzaan was aangekomen. Deze deelde mede, dat een korps
van 2000 militairen naar Zaandam op marsch was. Met nadruk
verzocht men hem tegenbevel te geven ; hij beloofde dit, tevens
gelastende dat de inschrijving voor de nationale garde ten
spoedigste moest plaats vinden, dat de geweren moesten worden
opgehaald en dat in het algemeen men zich aan de wetten
moest onderwerpen. Ook het jacht was vervolgens weggezeild.
De commissie bracht van dit alles rapport uit op het raadhuis ; men besloot dien nacht nog veertig vertrouwde burgers op wacht
men besloot dien nacht nog veertig vertrouwde burgers op wacht
te stellen tot behoud der rust, en den volgenden dag weder te
vergaderen, waar men dan een publicatie aan de burgerij wilde
arresteeren.
Alles scheen nu tot een goed einde gekomen ; blijkbaar was
men door de herhaalde geruststellende mededeelingen en raad-
gevingen op een dwaalspoor gebracht, alsof de zaak geen nood-
lottige gevolgen meer zou hebben. Hoe kunnen anders de
personen, die op den voorgrond waren getreden, als Rek en
Eydenberg, zich zoo veilig hebben gevoeld.
Den volgenden dag, een Vrijdag, waren de gewone werkzaam-
heden hervat, en de kooplieden, waaronder vele leden van den
raad, waren als gewoonlijk naar Amsterdam ter beurze gegaan.
Toen den voorgaanden avond de secretaris-generaal zijn rap-
port deed aan den prins Lebrun was deze ontevreden, dat hij
�geen exempel had gestatueerd" en dat hij �avec de la poudre
blanche" had geschoten, en hij zond een bevel aan generaal
Molitor, dadelijk naar Zaandam op te rukken en er �militairement te ageeren".
te ageeren".
Dit was tegen den zin van den prefect De Celles, die bij
het onderhoud tegenwoordig was. Deze verzocht den heer De
Stuers en den directeur-generaal van politie Devilliers met hem, en den onder-prefect van Haarlem, vergezeld van 3 kanonneer-
en den onder-prefect van Haarlem, vergezeld van 3 kanonneer-
400 DE ZAANLANDEN.
booten, den anderen dag wederom naar Zaandam te gaan �om
dat oproer administrativement uit de wereld te maken". Lebrun
dit vernemende zond echter een bevel naar boord, dat zij in
Amsterdam moesten bliejven. Het militaire optreden, dat daarop
gevolgd is, met alien nasleep, is dan ook geschied op last van
Lebrun. Zooals uit hunne rapporten blijkt, namen De Celles
en Devilliers dit ingrijpen van den prins-stedehouder zeer kwalijk. Toch kwamen des Vrijdagmiddags te half 12 uur een tweetal
. Toch kwamen des Vrijdagmiddags te half 12 uur een tweetal
kanonneerbooten de Voorzaan inzeilen, vergezeld van een jacht,
waarin men beweerde dat de prefect De Celles was, hetgeen
echter niet het geval was. Wederom verzamelde zich een yolks-
menigte op den Dam, en wilde men de alarmklok luiden, maar
met veel moeite werd dit verhinderd. Op last van den bevel-
liebber werd een deputatie van den raad ontboden, die niet veel
anders dan bevel ontving om de geweren op te halen. Spoedig
zeilden deze vaartuigen weder heen.
Dezen dag werden ook aan de naburige gemeenten de papieren
van de inschrijving tot de nationale garde teruggezonden. De
inschrijving echter werd nog niet raadzaam geoordeeld. De maire
van Zaandijk schrijft tenminste aan den onder-prefect, dat dan
zijn leven niet veilig zoude zijn.
Den volgenden morgen kwam weder een vreemd vaartuig in
het zicht ; het was een visschersschuit waarop zich bevonden twee Amsterdamsche commissarissen van politie, de heeren Coffin en
Amsterdamsche commissarissen van politie, de heeren Coffin en
Van de Weyer, die hun Zaandamschen collega, den heer J. De
Quack, verzochten naar hen toe te komen. Zij toonden hem een
geschrift, waarbij zij waren aangewezen door den directeur-
generaal van politie, om den heer De Quack te assisteeren bij
de uitvoering der orders van generaal Molitor, die met zijn
troepen in aantocht was. Gerustgesteld dat alles thans in de
stad kalm en rustig was, gingen zij met den heer De Quack
mede en namen hun intrek in het logement �De Otter". Hier
werden op hun last door den heer De Quack zijne politie-sergean-
ten op wacht gesteld en hem zelf werd bevolen, spoedig een
nauwkeurig relaas van het voorgevallene samen te stellen zonder
daarin iets te verzwijgen of iemand te sparen. In dien tijd kwam
ook in �De Otter" de directeur-generaal, die tegelijk met een
detachement gendarmes te paard onder bevel van den douanen-
DE ZAANLANDEN. 401
luitenant Petit Jean, een voormalig officier van het leger, was
aangekomen. Na De Quack tot spoed en activiteit te hebben
aangemaand, verliet hij het vertrek en, na nog eenige bevelen te
hebben gegeven over het arresteeren der chefs en het opbrengen
der wapens, ook spoedig de stad. Tegen den middag werden aan de
Draai op den Zuiddijk uit een elftal vaartuigen 12 a 1300 militairen ontscheept, zijnde Zwitsers, gendarmes en douanen, alsmede 200
ontscheept, zijnde Zwitsers, gendarmes en douanen, alsmede 200
gardes sold�es, het geheel onder bevel van generaal Molitor.
De troepen rukten de stad binnen en werden onmiddellijk bij
de burgers ingekwartierd. Molitor en zijn staf in het huis van
dr. P. Bruinen op den Duiker in den Dam.
De maire Gael begon zich klaarblijkelijk weder veilig te
gevoelen , hij was uit zijn schuilplaats te voorschijn gekomen,
en schreef een vergadering van den raad uit, ten einde in voor-
komende gevallen handelend te kunnen optreden.
De commissaris De Quack had zijn rapport zoo voorzichtig
mogelijk gesteld en siechts drie namen als van hoofdschuldigen
opgegeven, nl. Rek, Eydenberg en Kruyshaar, wier namen reeds
bekend waren als hoofden van den opstand. Hij verontschuldigde
zich, nog zoo weinig menschen te Zaandam te kunnen, daar hij
eerst sedert 10 of 12 dagen zijn standplaats Hoorn met Zaandam
had verwisseld. De gedeputeerden gaven hem daarop bevel, ge-
noemde personen te arresteeren, doch De Quack ontried dit,
opmerkende, dat dit aanleiding zou kunnen geven, dat anderen,
zich schuldig gevoelend, zich uit de voeten zouden maker en
hij raadde aan dat een sergeant van politie de drie mannen zou
aanzeggen zich naar �De Otter" te begeven. Inwendig hoopte
hij, dat zij in plaats aan dit bevel te voldoen zouden vluchten.
Doch de een na den ander kwamen zij in �De Otter" aan en
leverden zich zelven in handen van hunne rechters. De heeren
Coffin en Van de Weyer namen hen dadelijk een verhoor af,
nu eens vleiend dan weer geruststellend, soms dreigend, en
het resultaat was, dat zij een volledige bekentenis aflegden, en
nog een zestal namen opgaven van mannen die op den voor-
grond waren getreden. De Quack, vergezeld van een detachement
Zwitsers, werd in den avond uitgezonden om ook deze lieden te
arresteeren, hetwelk hem met drie gelukte , hun namen zijn Dirk
De Vries, winkelier, Barend Zeglis, verwersknecht, en Cornelis
Gedenkboek. II. 26
402 DE ZAANLANDEN.
Wijnstra, havenwerker; Barend Smit, comenijwinkelier van Zaan-
dijk, werd door den luitenant Petit Jean gearresteerd. Dirk Molaan
en Hendrik Marinus wisten te ontvluchten 1). Alle verhooren
waren ongeveer te 2 uur in den nacht geeindigd, en toen werden
de gevangenen, twee aan twee geboeid, naar een der kanon-
neerbooten in de Voorzaan gevoerd.
Generaal Molitor had dien dag nogmaals een bevel uitgevaardigd
dat alle geweren moesten worden opgebracht, dreigende met huis-
zoeking, en te 6 uur kwam een bevel om nog denzelfden avond
te beginnen met de inschrijving voor de nationale garde. Aan
deze beide bevelen werd dadelijk uitvoering gegeven, en van
verzet was nu geen sprake meer. Men ging met het werk voort
tot des avonds 10 uur en zette het den volgenden morgen,
hoe wel Zondag, voort zoodat dien dag geen godsdienstoefeningen
werden gehouden. Hetzelfde had plaats in de andere gemeenten.
Nog had op het raadhuis van Oost-Zaandam een bijeenkomst
plaats van alle Zaansche maires en adjuncten, op last van den
onder-prefect, waarin deze voorstelde generaal Molitor een adres
aan te bieden met verzoek alle mogelijke zachtheid te gebruiken ;
zij van hun kant zouden alle pogingen aanwenden de burgerij
aan te manen zich aan de wetten te onderwerpen, enz., waarvoor
zij zich borgstelden. Verder gelastte de heer Van Vredenburch,
uit naam van Molitor, dat een lijst moest worden ingeleverd van
de meest gegoedste en notabelste ingezetenen van Zaandam.
De raad vergaderde Maandagmorgen en gaf uitvoering aan
het bovengenoemde ; het adres werd voor een uur aan den be-
velvoerenden luitenant-kolonel overhandigd, daar generaal Molitor
den vorigen namiddag vertrokken was.
Wederom gaf een en ander aan de burgerij hoop, dat er met
zachtmoedigheid zou gerecht worden ; en dat de regeering met
een brandschatting van de aanzienlijkste burgers tevreden zou
zijn. Maar ook deze hoop bleek ijdel ! Want terzelfder tijd dat
de adressen werden overhandigd, werden de gearresteerden uit
1) In het politie-rapport van 1-11 Aug. 1813 van den brigadier in het
le kanton komt voor, dat hij op requisitie van den commissaris van politie op 7 Aug. gearresteerd heeft Hendrik Lorgman (Zorgman?) op vermoeden
op 7 Aug. gearresteerd heeft Hendrik Lorgman (Zorgman?) op vermoeden
van schuldig te zijn aan het oproer van 21 April 11.
DE ZAANLANDEN. 403
de kanonneerboot naar den wal gevoerd om voor een krijgsraad
te worden gebracht, die zitting hield in het toen onbewoonde
huis van den heer Pieter Latensteyn tegenover de schulpwerf
aan den Zuiddijk. De beschuldigden hadden het recht zich een
verdediger te kiezen en maakten daarvan gebruik. De zes Zaandam-
mers kozen den heer De Quack, en Smit van Zaandijk mr. Jacob
Cornelis Honig, een jong advocaat in zijn woonplaats. Deze nam
ook de verdediging der zes anderen op zich, toen het bleek dat
het niet geoorloofd was, dat De Quack als cornrnissaris van
politie tevens als verdediger der beschuldigden optrad. Ofschoon
de terechtzitting met open deuren werd gehouden was niemand
tegenwoordig dan degenen die er bij behoorden te zijn. Na het
verhoor volbracht mr. Honig zijn taak als pleiter in deze treu-
rige zaak, en hij deed dit in het Nederlandsch, opdat de beschul-
digden zouden kunnen verstaan wat hij tot hunne verdediging
zeide. Een tolk bracht alles juist en vlug over in het Fransch 1).
De krijgsraad, die uit een achttal militairen bestond, vergaderde
daarna een uur in raadkamer, en sprak vervolgens het vonnis
uit. Voor de zes inwoners van Zaandam was het een vonnis tot
den dood en tot verbeurdverklaring hunner goederen. Smit werd
vrijgesproken 2).
Aan de veroordeelden werden twee uren toegestaan om
hunne familien toe te spreken en eenige schikkingen op hunne
taken te maken. Te 4 uur in den narniddag had de treurige
volvoering van het doodvonnis met de gebruikelijke plechtig-
heden plaats op de buitenste werf der tweede Burcht aan den
Zuiddijk 3). Enkele toeschouwers waren er, er heerschte in den
1) Een der Amsterdamsche commissarissen, Van de Weyer, heeft zich later
spottend over den advocaat uitgelaten : ,,Le defenseur officieux savait a. peine
le frangais;" maar de heer De Quack vermeldt in zijn rapport de ware reden
van het gebruik der moedertaal. Hij zegt, dat de heer Honig zeer goed
Fransch sprak, en wij kunnen ook niet anders aannemen van iemand, die
11 Mei 4810 te Leiden promoveerde. Daarenboven zijn er van hem een 4-tal
tooneelstukjes bekend, uit het Fransch vertaald.
2) Het vonnis vindt men in zijn geheel medegedeeld in Honig, Gesch. der
Zaanl. II. blz. 327.
3) Dit plein bestaat niet meer tengevolge eener belangrijke uitdieping van
de Voorzaan in het begin van 4846.
404 DE ZAA NLANDEN.
omtrek een stilte als die van het graf. De schoten knalden, en
de slachtoffers vielen, boetende voor den te vroeg begonnen
strijd om de onafhankelijkheid. De mannen waren zich hunner
daad bewust, zij hadden hun misdrijf bekend, maar zij hadden
niet geloofd aan dit droevig einde. Zij hadden kunnen vluchten
of zich verbergen, maar zij hebben vertrouwd op zoo menige
belofte en raadgeving ; zij voelden zich gerust in hun conscientie.
Ook tot het einde toe had men in 't algemeen aan de Zaan
dezen afloop niet verwacht, onbekend als men hier was met de
krijgswetten ; ook de raadsleden niet ; zelfs de commissaris van
politie meende dat het vonnis milder zou zijn. Een handschrift
uit dien tijd zegt �tot onze verbaasdheid was het vonnis, dat
zij alien sterven moesten" 1). Nog lang bleef als een nachtmerrie
die gebeurtenissen van 21-26 April te Zaandam en omstreken de
gemoederen bezighouden ; slechts fluisterend werd er over ge-
sproken en menigeen, die volgens gewoonte van vroegeren tijd
een dagboek hield, vernietigde gevaarlijke passages daarin 2).
Zelfs de raad van Zaandam heeft geschriften door een zwarte
stof geheel onleesbaar gemaakt. Wij hebben niet de verhooren
onder de oogen gehad, evenmin als het stuk dat opgemaakt zou zijn
op de kanonneerboot van den heer De Stuers en dat onderteekend
moet zijn door maire Gael en Rek, waarmede, zooals het yolk zei,
Rek zich aan de galg had geteekend ; gaarne hadden wij geweten
of daarin ook het gewichtig punt verklaard was, in hoeverre
1) Ook de autoriteiten hebben het getal slachtoffers te groot gevonden,
Devilliers zegt dat 1 of 2 doodvonnissen voldoende waren geweest vNous
n'aurions pas mis en deuil un aussi grand nombre de families." Zelfs Lebrun
heeft zich in dezen geest uitgelaten. Molitor verdedigde zich tegen deze beschul-
diging. Hij had doen vonnissen volgens art. 97 van het code penal Napoleon,
en was z. niet te streng opgetreden daar meer dan 8000 man aan de be-
weging had deelgenomen, waarvan 200 hun geweren aan de mairie hadden
gebracht.
2) Zoo in het dagboek van Cornelis Claas Honig, koopman op De Koog, en
behuwdbroeder van den maire Evert Smit Deze verwijderde zich zelfs van
zijn woonplaats. De passage luidt : April 22. Donderdag, de wind Noorden
koud weer. Ging ik met mijn vrouw en zuster Marytje Honig en onze 5 kin-
deren met het tentjagt met 2 knegts na Purmerend omdat de burgers van
Zaandam zo muitig( ? ) waren , enz. (n. b. de onderstreepte woorden en wat
verder volgde zijn zwart gemaakt.)
DE ZAANI,..k.NDEN. 405
het Zaanlandsch oproer in verband heeft gestaan met dezelfde be-
wegingen in Zuid-Holland 1). Een gewoon hongeroproer was het
niet, geplunderd is er zoo goed als niet. De eerste publicatie
duidt een vooruitberaamd plan aan, de Franschen te verdrijven,
en dat in den aanvang in goede orde is volvoerd met het op-
eischen der contrOlen van de nationale garde, het verzamelen
van wapenen, het betrekken van zoo veel mogelijk personen
van alien rang en stand in de beweging, alles op dezelfde wijze
als in Zuid-Holland is geschied, behalve dat bier weinig of niet
van de Oranjeleuze is vernomen. De beweging is uitgegaan van
de lagere klassen, hoewel Jacob Rek een betrekkelijk welgesteld
man was, ook een paar der andere hoofdmannen hoewel in
mindere mate 2). Er was geld beschikbaar gesteld. Maar Loch van
de zijde der notabele Zaankanters schijnt de opstand weinig of
geen steun te hebben ontvangen. Het bericht bijv. in het dag-
boek van mijn overgrootvader is niet sympathiek voor de zaak..
Van Jan Vas, koopman te Wormerveer, wordt vermeld dat hij
zijne arbeiders op verbeurte van hun bestaan gedwongen had
zich voor de garde te doen inschrijven ; Dirk Dekker, adjunct-
1) Honig. Gesch. der Zaanl. blz. 309 en 339. Noch De Stuers noch de
notulen te Zaandam maken van dit stuk melding. Heeft het alleen in de
verbeelding van het yolk bestaan ? Devilliers rapporteert reeds 22 April:
�mes agens secrets m'ont designe les trois principaux chefs de la revolte".
2) Den 9en Juni had een inventarisatie der goederen van de veroordeelden
plaats door de Zaandammer makelaars Jacob Van Sante en Willem Van
Orden met De Gourmay, verificateur en Bourjat, ontvanger der registratie
en domeinen te Zaandam. De meubelen enz. van Rek vormden een zeer
goeden burgerinboedel, tezamen getaxeerd op 777 fr. en zijn schip in de
haven, de vrouw Gesina, genaamd naar zijn echtgenoote Geestje Kat, fr. 1200.
Het schip van Jan Eydenberg, liggende achter het huis, wordt een �vieux
bateau" genoemd, en was mede naar de echtgenoote Cornelia Fruytier, de
vrouw Cornelia geheeten, geschat op fr. 700 en de inboedel op fr. 247.
Dirk De Vries was winkelier in aardewerk, het bedrag der taxatie was
fr. 243. De bezittingen der andere drie mannen beteekenden niet veel. Bij de
weduwe van Cornelis Wijnstra was zelfs niets dat de moeite waard was op
te schrijven.
In een lijst van huizen, pakhuizen en molens te Oost-Zaandam A�. 1.806
vind ik ten name van Jacob Rek N�. 30, 34, 35, '106, 562 en 622 (pakhuis
De Bouwman), terwijl hij rnisschien ook te West-Zaandam eigendommen had
mij is o.a. bekend geworden een huisje te Westzaan.
406 DE ZAANLANDEN.
maire te Zaandam, werd later verweten dat hij zijn knechts het
dragen van oranje had verboden; dit kan echter in de November-
maand zijn geweest. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat een en
ander slechts maatregelen uit voorzichtigheid zijn geweest. Er
schijnen toch ook personen uit den meer gegoeden stand te zijn
geweest, die verdacht waren; want er moet nog een andere lijst
in handen der Franschen zijn geweest, waarop meerdere namen
voorkwamen ; deze lijst zou door een der officieren vernietigd
zijn geworden. Daarop zal dan wel de naam van den fatsoen-
lijken man voorgekomen hebben, die zich wel vaderlandslievend
maar niet heel fatsoenlijk heeft uitgedrukt.
De plaatselijke autoriteiten dienden het gezag te handhaven,
maar de houding van den maire Gael in die dagen was toch
wel vreemd. Hendrik Christiaan Gael was geen Zaankanter
van afkomst. Hij werd geboren 5 Nov. 1754 uit het huwelijk
van Ch. Ph. Gael, kastelein te Zwijnshoef, en Metje van Udem,
en kwam bier als secretaris van den banne van Westzanen ; later
werd hij tevens notaris te West-Zaandam, waar hij ook huwde
met een dame uit het aanzienlijk regeeringsgeslacht Van Broek,
die veel ouder in leeftijd was. In den aanvang van den Patri-
ottentijd deed hij zich voor als een ijverig Patriot, in 1788 was
hij bekeerd tot Prinsgezinde. Hoewel het plan tot vereeniging
van West- en Oost-Zaandam voorgesteld is door J. Scheltema,
wordt de verheffing tot stad in 1811 voor zijn werk gehouden ;
hij werd maire en lid van het Legioen van eer, Napoleon vond
in hem een willig beambte. Toch werd van hem later in een
pamphlet gezegd, dat hij oogenschijnlijk aan het hoofd der Oranje-
vrinden had gestaan, dat hij genoemd is geworden �het rad der
muiterij", maar dat hij bij de klaarblijkelijke mislukking zich
geheel aan de zijde van het gezag hield. �Ses burgers schoot
men dood, de schele Hein liep vrij !" 1) Prefect De Celles zegt
van hem en zijn optreden: �Als de maire meer invloed, meer
1) Te vinden in: Beschuldigende Karakterschets van zekere Noord-Holl. Judas,
bijgenaamd Heintje den Draaijer, voorgesteld aan alle waarheidsvrienden door
Mr. D. van S (Amsterdam 20 Jan. 1814), waarop ten name van Klaas
Van der Meulen, boekverkooper te Zaandam, een verdediging in het licht is
gegeven.
DE ZAANLANDEN. 407
karakter, meer energie had gehad, hij zou gemakkelijk de
oproerigen bedwongen hebben, maar het is een grijsaard, wel
achtenswaardig, maar zonder kracht".
Scheltema oordeelt, dat het trQurig einde van het treurspel
wel degelijk aan het stadsbestuur (ni. aan den maire) was te
wijten en niet aan Molitor, �die redelijk en menschlievend zijnde gaarne den zachtsten weg had willen bewandelen". Scheltema is
gaarne den zachtsten weg had willen bewandelen". Scheltema is
hier onjuist in zijn meening over den generaal en wel hard in
zijn oordeel over Gael, maar zij waren blijkbaar geen vrienden,
zooals reeds tot uiting was gekomen bij de verheffing tot stad,
waarbij ook Scheltema verbetering van positie had beoogd, die
echter enkel Gael ten goede schijnt gekomen. Wel blijkt uit
de stukken dat men deze vrijheidsuiting heeft doen voorkomen
als geheel een zaak uitgaande van de laagste volksklasse, die
niets heeft te verliezen , en men heeft zelfs nog willen aantoonen hoe nuttig daarom de nationale garde zou geweest zijn, die
hoe nuttig daarom de nationale garde zou geweest zijn, die
dergelijk optreden had kunnen bedwingen. Van de notabelen
wordt niet meer gesproken.
Den 28en April vertrokken de troepen wederom met de kanon-
neerbooten en een viertal gerequireerde veerschuiten en werd
Zaandam bevrijd van den last der inkwartiering, die de stad een
bedrag van f 6000 kostte, welke som echter over het contribuabele gedeelte der bevolking werd omgeslagen (bij quotisatie dd. 15
gedeelte der bevolking werd omgeslagen (bij quotisatie dd. 15
Juni 1813). Den 29en April vaardigde de maire eene publicatie
uit, waarin met een terugblik op de plaats gehad hebbende
tooneelen van wanorde en regeeringloosheid aangemaand werd
tot gehoorzaamheid aan de wetten, enz.
Den 6en Mei 1813 ontvingen de maires in het arrondissement
Haarlem van den onder-prefect nog een missive om met de
grootste oplettendheid te letten op den geest van de bevolking
en bij de minste blijken van insubordinatie daarvan mededeeling
te doen.
Het komt mij voor, dat het optreden van den jeugdigen ad-
vocaat mr. Honig in het belang der opstandelingen ook het
misnoegen van de autoriteiten heeft gaande gemaakt. Uit het
verhaal van het rechtsgeding blijkt hoe onvriendelijk Van de
Weyer over hem oordeelde. Het is niet onmogelijk, dat zijn
pleiten hem is verweten, en dat hij niet beter heeft weten te
408 DE ZAANLANDEN.
handelen tot redding zijner carriere dan zich als garde d' hon-
neur aan te geven. Want op zich zelven klinkt dit al zeer
vreemd ! Met schrik toch werd overal in den lande kennis ge-
nomen van het decreet des Keizers van 5 April tot oprichting
dezer garde van 10.000 jongelingen uit de eerste familien ; de
meesten der uitverkorenen protesteerden tot het einde, enkelen
lieten zich door de politie uit hun woning voeren. Te Zaandam
was een lijst van een 25-tal jongelieden opgemaakt, waaruit
een zestal opgeroepen werden. Des namiddags van den dag, dat
de militaire macht de stad verlaten had, ontbood de maire hen
op het stadhuis ; zij waren Cornelis De Vries, Jan Corver, Dirk
Duyn, Claas Kroeger, Adriaan Duyvis en Jan Poel. Door den
commissaris van politie werd hun een en ander schriftelijk mede-
gedeeld, o. a. dat zij 1 Mei zich bij den prefect te Amsterdam
moesten aanmelden, hetwelk geschiedde en waar zij van den graaf
De Celles een verhoor ondergingen over hun ouders, familie en
hun stand in de maatschappij. Vier hunner werd aangezegd dat
hun de eer van garde d'honneur te worden te beurt viel; alle
tegenwerpingen baatten niets. Zij ontvangen den 28en Mei hun
officieele aanstelling, met het bevel binnen 24 uren een bedrag
van fr. 1500 in de centrale kas te storten, terwi.j1 alle onkosten van bewapening enz. voor hun rekening waren. Uitgetrokken
van bewapening enz. voor hun rekening waren. Uitgetrokken
zijn toen 18 Juni naar Amsterdam De Vries, Kroeger en Corver.
Duyvis had geen aanschrijving ontvangen, terwiiil Poel en Duyn
eerder waren vrijgesteld. Mr. Honig was reeds 26 Mei naar Den
Haag gegaan waar hij het commando ontving over het eerste
detachement van de Monden van de Maas.
In de eerste dagen van de Meimaand waren ook de ratio-
nale garden mobiel verklaard. Te Zaandijk ontving mijn groot-
vader Jan Honig dit bericht van den maire, die hem Donder-
dagavond 6 Mei met een 22-tal vrienden in het koffiehuis opriep.
Zij vernamen dat remplaceeren geoorloofd was en besloten toen
elkander te garandeeren ; naar gelang van hun stand teekenden
zij voor 21/2 tot 71/4 �l o. De kosten van een remplacant werden
geschat f 2 per week voor den plaatselijken en f 8 voor den
buitendienst. Den 15en Mei was de dag der loting te Haarlem,
waaraan van Zaandijk toen 11 personen hebben deelgenomen,
die daarna ieder een remplacant bij loting uit een gelijk aantal
DE ZAANLANDEN. 409
door eene commissie uit hun midden aangenomen, ontvingen 1).
Den 25en Mei gingen zij weder naar Haarlem met de noodige
papieren voor de remplaceering. Zij hadden daarvoor de veer-
schuit afgehuurd, de schipper durfde echter wegens het ruwe
weer en het lage water niet naar Spaarndam te zeilen en bracht
ze naar Amsterdam. Vandaar ging men met de trekschuit naar
Haarlem, waar zij spoedig en blijkbaar naar hun genoegen
werden geholpen. �Deze reizen naar Haarlem waren nog al
druk", staat er in het dagboek. Uit ieder kanton waren 150
personen opgeroepen, waaruit 12 man in actieven dienst moes-
ten, ten einde bij afwisseling voor zes maanden de kusten te
bewaren. Een ander schrikbeeld was het gerucht der dames
d'honneur. In meergemeld dagboek staat te lezen: 14 Juli. Woens-
dag is mijn vriend Dirk Csz. Schoorl getrouwd met Antje Es, dochter
van Aam Es, hellingbaas alhier. Ook zijn in dien tijd te Zaan-
dam verscheidene getrouwd, omdat men zeide dat de ongehuw-
de meisjes zouden worden opgeroepen voor dames d'honneur.
Meer dan een gerucht was de aanschrijving voor de conscriptie
voor het volgend jaar, welke te lezen stond in het Staatkundig
Dagblad van het departement der Zuiderzee, van Zondag
25 Juli. Te Zaandijk moesten zich 12 jongemannen voor deze
zoo gevreesde en gehate loting laten inschrijven. Het con-
tingent voor de Zaanstreek was : het eerste kanton Zaandam
25 man waaronder 1 vrijwilliger het tweede kanton 18 man
w.o. 1 vrijwilliger en het kanton Westzaan 10 man w.o. 1 vrij-
williger. De loting moest een aanvang nemen op Woensdag 25
1) De lijsten op dien dag opgemaakt behelsden voor de Zaanstreek de vol-
gende cijfers. Zaandam I 32 later gesuppleerd met 10.
� II 31 � � D 9.
Koog a/d Zaan 8 � ,) D 3.
Zaandijk 1'1 � D D 3.
Wormerveer 9 D )) D 4.
Westzaan '13 � � D 2.
Krommenie 22 D D D 8.
Assendelft 7 D D D 3.
Oostzaan 2 � D D 1.
Wormer 4 D D )) 4.
Jisp 3 D D D 1.
410 DE ZAANLANDEN.
Augustus. Deze heeft plaats gehad op den 27en Augustus te West-
zaan in de Hervormde kerk, en schijnt rustig te zijn afge-
loopen. Op dien dag worden te Haarlem de nationale garden
georganiseerd.
Reeds den 25en daarvoor waren de Zaandijker nationale garden
in die stad geweest om hun remplacanten te leveren, terwijl zij,
die op reform waren gesteld in de conscriptie van 1812, zooals
met mijn grootvader o. a. het geval was, bij den ontvanger
Arntzenius het benoodigd bedrag gingen storten (700 francs -7---
f 333:6:6 Ho11.).
In die maand was nog op hoog bevel feest gevierd ter eere
van den verjaardag van Z. M. den Keizer op 15 Augustus.
Officieel was bepaald dat de klokken zouden luiden en de
vlaggen van de torens en schepen zouden waaien, in de kerk-
gebouwen bedestonden zouden worden gehouden en dat 's avonds
van 8 tot 11 uren zou worden geillumineerd. De maires hadden
aanschrijving ontvangen mededeeling te doen, hoe in hunne
gemeenten de feesten waren gevierd, en uit hunne antwoorden
blijkt dat aan het officieele program was voldaan. De maire van
Assendelft vermeldt nog een uitdeeling van vleesch aan de
armen en een extra-maaltijd aan de weezen. Te Oostzaan waren
de leden van het dorpsbestuur genoegelijk bijeen en waren des
avonds de huizen geillumineerd. Ook het antwoord van den
maire van Krommenie is vrij uitvoerig; deze had nog een tweetal
muzikanten ontboden, die veel tot een gepaste vroolijkheid van
de burgerij hebben toegebracht, zooals hij bij een rondgang
door zijn gemeente kon constateeren. Hij had geen gelegenheid
een gift aan een meisje te schenken, �alzoo het aan een voor-
werp die zich met roem in de wapenen gekweten heeft ontbrak".
Over het algemeen heeft men niet verzuimd te melden dat in
de gemeente een goede geest heerschte en het yolk met beta-
melijkheid vroolijk was. De maire van Westzaan spreekt van
een gernatigde vroolijkheid, en �dat ieder naar deszelfs vermogen
en gelegenheid deszelfs gevoelens heeft aan den dag gelegd" 1).
1) Den 2i en October maakte de maire van Zaandam den municipalen raden bekend, dat hij een sehrijven had ontvangen van den prefect, waarin de
bekend, dat hij een sehrijven had ontvangen van den prefect, waarin de
inlevering van een dankbetuiging gevraagd werd aan H. M. de Keizerin voo
DE ZAANLANDEN. 411
Spoedig bleek het, dat deze autoriteit, S. S. Jongewaard, niet
voorzichtig was met zijn woorden, en het spionnenstelsel werkte
goed in dien tijd.
De prefect schreef 31 October aan den onder-prefect te Haar-
lem, dat de maire van Westzaan te Haarlem zou gezegd hebben
dat de Fransche legers te Jena totaal verslagen waren, dat de
geheele artillerie in handen van den vijand was gevallen en er
een totaal verlies van 140.000 man was. �En al ware dit zoo",
meent de prefect, �dan moest een maire de laatste zijn als publiek
ambtenaar het bekend te maken" ; en hij verzocht bericht
over zijn moraliteit en principes, zijn gedrag en alle verdere
vertrouwelijke mededeelingen. Den 3en Nov. ontving de onder-
prefect nog een kabinet-order over deze indiscretie van den maire
van Westzaan. Deze moest nl. door hem ontboden worden, en
persoonlijk ondervraagd en onderhouden.
Werkelijk was er meer onrust onder de bevolking gekomen,
ook in onze streek. Devilliers, de directeur-generaal der politie,
rapporteert 4 Oct. : men deelt mij mede, dat zelfs te Zaandam
een gisting der gemoederen terugkeert, en dat hij een specialen
commissaris, Goudeville uit Petten, er heen gezonden heeft met
bevel den eersten den besten oproermaker tot een voorbeeld te
stellen. Den lien Nov. rapporteert hij nog : Zaandam geeft mij
zonder ophouden onrust ; ik zend er geregeld ieinand heen.
Den 4en November had men bier in het Dagblad van het
departement der Zuiderzee het bericht gelezen van den grooten
slag bij Leipzig, �in welke de Franschen de neerlaag hebben
gehad", en in het volgend nummer, dd. 10 Nov., kon men
meerdere bijzonderheden lezen. Bij missive dd. 11 Nov. werden
de maires door den onder-prefect gerustgesteld met mededeeling
dat 10.000 man Fransche troepen stelling namen op den IJssel
bij Zwolle, Deventer, Zutphen en Arnhem. Eenigen tijd te voren
de uitstekende diensten en opofferingen, die de Keizer tot welzijn des rijks
ten doel had, en, zegt de schrijver van de aanteekeningen, die Honig tot
leiddraad hebben gestrekt... �Daar in alles een voorschrift gegeven was,
hoe ons te moeten gedragen, hoewel niet met hartelijke instemming � maar
wij moesten en niet zoo wij wilden � werd het adres opgemaakt. Ook van
wege Haarlem en Utrecht werden dergelijke adressen aangeboden, volgens
mededeeling in het Dagblad der Zuiderzee, dd. 24 October.
412 DE ZAANLANDEN.
waren zij wederom verzocht vooral de rapporten over den publieken geest in te leveren. In Amsterdam vernamen echter de Zaansche
geest in te leveren. In Amsterdam vernamen echter de Zaansche
kooplieden, dat de Keizer �niet meer bestond", hetgeen op den
14en Nov. weer werd tegengesproken.
Toch kwam het yolk den volgenden dag te Amsterdam des
avonds omtrent 8 uur tot een uitbarsting ; het �Oranje boven !"
werd gehoord en de octrooi- en douanenhuisjes werden in brand
gestoken. Duidelijk nam men aan de Zaan den rooden gloed
waar. Het kon niet anders of de bevolking was in deze streek
ook onrustig, hoewel de gebeurtenissen van de Aprilmaand
menigeen tot kalmte en voorzichtigheid zullen aangemaand
hebben. Toch werd ook in de Zaanstreek op den 16en Nov. met
oranje-dragen begonnen, �maar nog niet algemeen" 1).
Het was dan ook ditmaal alweder de volksklasse, die begon een
dreigende houding aan te nemen. Des middags te 2 uur kwam
te Zaandam het beurtschip van Alkmaar aan, waarin zich vele
douanen uit Noord-Holland bevonden ; toen zij hoorden van de
oproerige beweging te Amsterdam, wilden zij niet doorzeilen en
sprongen met hun wapens aan wal. Met moeite werd een hand-
gemeen met de Zaandammers voorkomen door het optreden van
den magistraat, die een ander schip huurde, dat de douanen
bewesten Amsterdam aan wal zou brengen, maar onderweg ver-
anderden deze van meening en lieten zich beoosten de stad
voeren, van waar zij naar Naarden trokken en aldaar het gar-
nizoen versterkten.
De autoriteiten waren reeds sedert eenige dagen op hun hoede ;
het politie-rapport van den onder-prefect van 10 November spreekt zelfs over �une populace rancuneuse depuis les �v�nements du
zelfs over �une populace rancuneuse depuis les �v�nements du
rnois d'Avril". Er waren Fransche ambtenaren op straat uitge-
jouwd, en oproerige praat was er gehoord. De prefect geeft in
een uitgebreide missive den onder-prefect te Haarlem order zich
onmiddellijk naar Zaandam, desverkiezend via Amsterdam, te
begeven, aldaar den maire, de leden van den raad, den com-
missaris van politie en andere autoriteiten en notabelen op te
zoeken en tot waakzaamheid tegen de dreigende volksklasse aan
te sporen. Hij moest den maire last geven elken dag een rapport
1) Aant. J. J. Honig.
DE ZAANLANDEN. 413
te verzenden over den toestand hetzij naar Haarlem, hetzij direct
naar hem, den prefect. Daar het aantal burgers, behoorende tot
de compagnieen grenadiers en jagers der nationale garde, slechts
gering was, moest hij met den maire het plan bespreken, om
een burgerwacht van goede en gezeten burgers, vrienden van
orde en vrede, te formeeren. Dit kwam overeen met de plannen,
die maire Gael reeds voor de gebeurtenissen van April had,
en hij zal er niet tegen zijn geweest, toen de onder-prefect bij
zijn bezoek aan Zaandam op Zaterdag 13 Nov. het voorstel
deed. Werkelijk is deze burgerwacht opgericht geworden in
den geest zooals Gael bedoelde. Zij zou bestaan uit 100 a 150
vertrouwde burgers onder de benaming van garde de suret�,
onder bevel van Pieter Noomen, een der adjunct-maires, en
optreden in geval van troebelen, terwijl er geen kosten uit mochten voortvloeien. Het �Arret�" is van den 15en Nov. 1813. Een
voortvloeien. Het �Arret�" is van den 15en Nov. 1813. Een
moeilijkheid was echter, dat er geen voldoend aantal geweren
was, noch te Zaandam, noch te Amsterdam ; de prefect meldde,
dat de geweren tot zijn departement behoorende in de werk-
plaatsen te Naarden werden hersteld.
In een rapport van den secretaris De Stuers naar Parijs dd.
19 Nov. lezen wij dat de uit Noord-Holland ontvangen berichten
vrij bevredigend waren. �Den maire van Zaandam is het gelukt
met zijn garde de suret� de woede van het gemeen tot bedaren
te brengen, men is er vrij gerust, maar de oranje-kleur is aan
de orde van den dag." Den 20en Nov. rapporteert Gael dat
Zaandam zeer rustig was, en dat de oranje-kokarde zeer zeld-
zaam was.
Hij had op Dinsdag den 16en November den gemeenteraad
bijeengeroepen om met elkander �eene vriendelijke confe-
rentie te houden". Hij stelde toen voor, om te Zaandam,
evenals te Amsterdam en elders geschied was, de stadsregeering
provisioneel te veranderen, of dat men bij hem (maire) eenige
personen uit den raad zou benoemen tot zijn assistentie. Beide
voorstellen werden niet aangenomen en de raad besloot in zijn
geheel bijeen te blijven en wat er ook gebeuren mocht of ver-
ordend moest worden, dit te zaam te dragen en uit te voeren
ten beste des lands en der stad. Den volgenden dag, Woensdag
17 November, zag men de vlaggen te Amsterdam van alle
414 DE ZA ANLANDEN.
openbare gebouwen waaien, en toen werden ook bier in den
omtrek de vaderlandsche kleuren op de torens gezet. Den Den
Nov. ontvingen de maires van hun onder-prefect te Haarlem
een gedrukte missive dat hij niet meer bij machte was, bij ge-
brek aan militairen, het gezag te handhaven, en beval hij hun
aan in overleg met de aanzienlijkste gemeentenaren hunne
gemeenten voor regeeringloosheid en wanorde te behoeden.
Den 21en volgde een nadere missive waarin hij voor den geest
van oproer waarschuwt en verzocht de ingezetenen tot hun
plicht te brengen ; er verzamelt zich een groote troepenmacht
in het kamp te Utrecht, en den 22en Nov. verzocht hij den maires voort te gaan met inzending der politie-rapporten.
voort te gaan met inzending der politie-rapporten.
Aldus bleven de berichten niet altijd even zeker en gerust-
stellend. Zoo waren er Dinsdag 23 Nov. geruchten dat er een
Fransche troepenmacht in aanmarsch was, anderen wisten te
verhalen van een landing der Engelschen, maar het bericht op
den 24en Nov., dat er 200 kozakken in Amsterdam waren gekomen,
bleek dan wel waar te zijn. Men beschouwde deze ruiters als
de voorloopers van een grootere legermacht der verbonden
mogendheden en de raad van Zaandam nam reeds de noodige
maatregelen voor een eventueele inkwartiering.
Den volgenden dag werden opnieuw de vlaggen op de torens
gezet en werd het dragen van oranje algemeen, vooral toen de
maires daartoe een uitnoodiging deden. Toen was het, dat men
zich werkelijk vrij gevoelde en van zich afschudde dat benau-
wende, dat sedert de gebeurtenissen van de Aprilmaand de
burgerij steeds in angst en onrust had gehouden. Er heerschte
sedert den vroegen morgen een woelige drukte en opgewonden-
heid, en er was een zoeken naar feestvreugde, die helaas op
ongepaste wijze werd gevonden. Het was een vragen naar drink-
penningen vooral door jongens, die de ontvangen duiten aan
jenever besteedden, zoodat des middags vele beschonken langs de
straat zwierden. Des middags was het stil, maar des avonds
kwamen de ouderen aan de huizen geld vragen om feest te
vieren, en hoewel men het �over het algemeen zeer onbeleefd
vond", men vond het geraden aan het verlangen te voldoen.
Zoo was het te Zaandijk, er heerschte een opgewonden stemming
met herhaald geroep van �Oranje boven" en �lang leef de maire",
JACOBUS SCHELTEMA. NAAR EEN
STEENDRUK VAN C. I. L. PORTMAN
DE ZAANLANDEN. 415
zoodat de goede man 's nachts niet kon slapen ; maar geweld
aan de huizen kwam niet voor.
Te Zaandam was het zoo goed niet gegaan ; daar kreeg het
yolk het te kwaad met de hoofdwacht, waarschijnlijk een deel
der garde de surete onder Pieter Noomen. Men moest geweld
gebruiken om de menigte nit elkander te drijven, waarbij twee
man werden gearresteerci, en een met een sabel aan de hand
gekwetst. Aan het kalm en bezadigd optreden van den vrede-
rechter Jac. Scheltema is het vooral te danken dat eindelijk de
menschen naar huis gingen. Hij begaf zich onder de menigte,
wees hun op het gebeurde van April, en dat men zich nu niet
meer onberaden in gevaar moest stellen. Hij bezocht de herbergen en overal vond zijn welgemeende raad gehoor. Hij zegt daarover
en overal vond zijn welgemeende raad gehoor. Hij zegt daarover
zelven : �men ging uit elkander, nadat ik de gezondheid van
den Prins met hen gedronken had". Den volgenden dag werd
in tegenwoordigheid van den geheelen raad, ten aanhoore van
een groote menigte, een publicatie afgelezen tot aanmaning van
orde en rust, hetgeen een gewenschte uitwerking had. Tevens
werd verordend dat de tapperijen van sterke dranken des avonds
te 9 uur moesten gesloten zijn.
En zoo was dus in de Zaanstreek de heuglijke omwenteling
tot een voldongen feit geworden. Maar nog steeds was niet alles
in rust en telkens bespeurde men, dat de macht der Franschen
nog niet geheel ten einde was.
Op den morgen van den len December hoorde men hier
het gedonder van het geschut aan den kant van de vesting-
stad Naarden. Verscheidene matrozen trokken langs de Zaan,
komende van Den Helder, die zich in dienst van den prins van
Oranje wilden begeven. Zijn Hoogheid bezocht den 2en December
Amsterdam, dat feestelijk versierd was, en vele Zaansche koop-
lieden, die den volgenden dag als gewoon de beurs bezochten,
mochten hem zien, toen hij uitreed en naar Haarlem vertrok.
Wegens de ijstoestanden hadden zij niet met de veerschepen
naar stad kunnen varen, maar reden zij over het tolhuis. Op
de terugreis ontmoetten zij weder vele matrozen en conserits
uit Noord-Holland; op den Dam te Zaandam stonden een paar
bagagewagens uit Den Helder. Ook kwamen toen nu en dan
plaatsgenooten terug, die uit de Fransche gelederen waren ge-
416 DE ZAANLANDEN.
deserteerd. Allerlei proclamatien en publication van Z. H. en
het voorloopig bewind werden aangeplakt of in de Godshuizen
afgelezen, o. a. een beroep op financieelen steun der ingezetenen. Bij de gegoedste ingezetenen ging men rond met lijsten ter
Bij de gegoedste ingezetenen ging men rond met lijsten ter
inteekening, terwijl er daartoe op geschikte plaatsen kisten waren geplaatst voor de ontvangst der liberale giften, ook van de
geplaatst voor de ontvangst der liberale giften, ook van de
minder bedeelden. Te Zaandijk bedroeg de inzameling en de
offerkist ruim f 2000.�; te Zaandam werd een bedrag van
f 15.609:13:6 verantwoord.
Ook voor de ongelukkige slachtoffers bij den overval van
Woerden werden inzamelingen gehouden, die belangrijke som-
men opbrachten (Zaandijk 14 Dec. f 500.� en later nog door
de leerlingen der Fransche school f 24.�).
Den Men Dec. word door het plaatselijk bestuur o. a. te Zaan-
dijk nog dienstig geoordeeld een kennisgeving aan te plakken
met verbod tegen het zingen van partijschap-verwekkende liedjes,
vooral door de kinderen, waarvoor de ouders verantwoordelijk
werden gesteld.
Bij de vele commission, die naar Den Haag togen ter begroe-
ting van Z. K. H. om dezen geluk te wenschen met zijn terug-
keer in het vaderland en zijn komst tot den troon, waren ook
een tweetal commission uit deze streek. Van Zaandam waren
gecommitteerd de maire H. C. Gael, en de raden Melchior Te
Veltrup en Dirk Dekker (14 Dec.), en van de overige gemeenten
S. S. Jongewaard, Corn. Prins, Evert Smit, maires van Westzaan,
Wormerveer en De Koog en Jan van Vleuten, adjunct-maire
van Zaandijk (20 Dec.).
Nog steeds was de vaderlandsche bodem niet gezuiverd van
Fransche militairen. Zoo hoorde men nog op den 29en December
in onze dorpen gedurig schieten en ging er een gerucht dat,
begunstigd door de mist een 500-tal soldaten te Hoorn waren
geland, en dat van vele Noord-Hollandsche dorpen de weerbare
burgers naar hen optrokken. Het bleek dat deze landing te
Schardam had plaats gehad.
Ook in de Zaansche gemeenten werden de mannen die een
geweer konden voeren opgeroepen, en zoo vertrokken in den laten
avond de meestgeschikten naar het bedreigde punt. Die van
Zaandijk onder commando van Pieter Groen, een voormalig vrij-
DE ZAANLANDEN. 417
corporist, ontvingen 5 scherpe patronen ; het detachement van
Wormerveer bestond nit 20 man, onder bevel van Frans Van
Exter, Fransch schoolhouder aldaar ; 16 manschappen van De
Koog werden door hun maire Evert Smit aangevoerd. Te Pur-
merend aangekomen vernam men dat de hulp niet meer noodig
was en kon men weer huiswaarts keeren.
En aldus zag men hier, in deze ernstige dagen, evenals in
den Patriottentijd, een militaire geest herleven ; er werd een
besluit afgekondigd tot een volkswapening van de mannen van
17 tot 50 jaren, waaruit een landmilitie zou gevormd worden
ter verdrijving van den vijand en tot bescherming van het
vaderland. Hiervoor moest Zaandam, kanton 1 leveren 109, en
kanton 2 81 man, en Westzaan (waaronder Krommenie en As-
sendelft) 46 man.
Zaterdag 1 Januari 1814 werd deze inschrijving in onze ge-
meenten aangeplakt, en reeds werd hier en daar met de exercitien
aangevangen. Mijn grootvader teekent o. a. aan, dat hij op den
3en Januari met eenige kameraden voor het eerst les heeft gehad
in de exercitie ten huize van Jan Van der Meer (een timmer-
mansbaas) en den volgenden dag heeft hij zich laten inschriejven. In zijn gemeente (Zaandijk) bedroeg het aantal 288 man.
In zijn gemeente (Zaandijk) bedroeg het aantal 288 man.
De loting was bepaald op 7 Januari 1814, te 8 uur precies.
Deze loting zou te Zaandam tot ernstige ongeregeldheden
aanleiding geven, waarvan de oorzaak slechts te zoeken is in den
haat, dien het yolk toedroeg aan den maire Gael. Reeds eenige
dagen te voren waren bedreigingen vernom en, zoodat de maire
hierin reden vond den commissaris-generaal van het departement
der Zuiderzee, eenige gewapende manschappen te verzoeken om
bij de loting de orde te handhaven.
Den 6en Januari kwam werkelijk een detachement Amster-
damsche schutters onder bevel van een officier, die bij de
burgers werden ingekwartierd. Den volgenden morgen was de
kerk aan de westzijde te Zaandam, waar het le kanton moest
loten, opgepropt met mannen, die onordelijk door elkander liepen, overal opklommen tot zelfs op den hemel van de preekstoel,
overal opklommen tot zelfs op den hemel van de preekstoel,
een groot geraas maakten, �Oranje boven !" riepen en allerlei
kreten aanhieven. In de Geschiedenis der Zaanlanden vindt men
van dezen lotingsdag, evenals van den tweeden op 8 Januari, Coen
Gedenkboek. II 27
418 DE ZAANLANDEN.
het tweede kanton aan de beurt was, een omstandig verhaal.
Werkelijk werd meer dan Bens de voortgang van de werkzaam-
heden belet, werden messen getrokken en de autoriteiten, o. a. de commissaris van politie De Quack, gemolesteerd. Dit alles
de commissaris van politie De Quack, gemolesteerd. Dit alles
niettegenstaande de Amsterdamsche schutters om de tafel ston-
den geschaard. De haat tegen maire Gael werd onomwonden
uitgeroepen; men verkoos niet te loten, zoolang deze man in de kerk aanwezig was. En � met voorkennis en goedkeuring van
kerk aanwezig was. En � met voorkennis en goedkeuring van
den heer Gasman, den gedelegeerden commissaris en der andere
autoriteiten � gaf Gael zich gewonnen, hij verliet zijn plaats, en vervolgens de kerk. Ook daarbuiten was hij nog niet veilig;
en vervolgens de kerk. Ook daarbuiten was hij nog niet veilig; hij werd met scheldwoorden begroet en �op een onbetamelijke
hij werd met scheldwoorden begroet en �op een onbetamelijke
wijs met sneeuwballen gegooid". De regeering van Gael was
ten einde. Hij gaf zijn adjuncten per missive kennis, dat hij, door het woedend gemeen in zijn functie verhinderd zijnde en
door het woedend gemeen in zijn functie verhinderd zijnde en
verjaagd, zijn ambt nederlegde en op hen overdroeg.
Toch ging de loting nog langzaam voort. Ook onder den
adjunct D. Dekker wilde men niet loten, omdat hij een bewoner
van de Oostzij was en ook werd hem verweten, dat hij indertijd twee zijner arbeiders had weggejaagd omdat zij �Oranje boven !"
twee zijner arbeiders had weggejaagd omdat zij �Oranje boven !" hadden geroepen.
hadden geroepen.
De tweede adjunct Pieter De Vries nam zijn plaats in en toen
kon de loting meer rustig voortgaan, die te 6 uur was geeindigd. Ook de andere dag, toen het tweede kanton in de Oostzijder
. Ook de andere dag, toen het tweede kanton in de Oostzijder
kerk moest loten, was niet minder woelig. Men werd zelfs hand- gemeen met de mannen der veiligheidswacht, die hier aanwezig
gemeen met de mannen der veiligheidswacht, die hier aanwezig
waren ter bewaring van de orde.
De hoofdwacht der gewapende burgers zorid toen eenige meer-
dere manschappen onder bevel van Van Ruerlo Hoist ter assisten- tie, die echter onderweg werden tegengehouden door een hoop
tie, die echter onderweg werden tegengehouden door een hoop
gemeen ; het had tot dadelijkheden kunnen komen, indien niet
Jacob Noomen met zijn onderhebbende burger-cavaleristen was
toegeschoten, wien het gelukte den troep uit elkander te jagen. Het is zeker te betreuren, hoewel het begrijpelijk is, dat de
Het is zeker te betreuren, hoewel het begrijpelijk is, dat de zoolang gesluimerde en telkens bedwongen haat des yolks juist
zoolang gesluimerde en telkens bedwongen haat des yolks juist
ook in deze dagen van de herwonnen vrijheid moest uitspatten.
En daarenboven, wederom moest men ondervinden, dat men
zich niet straffeloos tegen het gezag kan verzetten. De heer De
DE ZA AN LANDEN. 419
Quack moest zijii rapport inbrengen, en na eenige dagen ontving
hij het bevel zes der oproerigen te arresteeren. Vergezeld van
de veldwachters uit de streek en van eenige gewapende burgers
werden deze ongelukkigen uit het bed gelicht en naar Haarlem
gebracht (21 Januari). Allen werden gestraft met gevangenis
en boeten.
De jongelieden van Zaandijk hadden 24 Dec. een vergadering
gehouden waarin zij besloten hun remplacanten af te danken en
de in kas zijnde gelden ad f 30:10:8 te storten in de offerkist
ten dienste van het vaderland, maar den 12en Januari ontving
hun korporaal P. Melk een missive van kapitein Klaas Keyzer
te Zaandam, dat men de remplacanten nog niet moest afdan-
ken, zoodat sommige der heeren deze personen weder hebben
aangenomen.
Nadat reeds den 5en Januari op last van Z. H. in alle plaatsen
van de Vereenigde Nederlanden een dank- en bidstond was ge-
houden, had dit op nog meer plechtige wijze plaats op Donderdag
13 Januari. Zoo werd te Krommenie een buitengewone bedeeling
in levensmiddelen gedaan aan de behoeftigen van alle gezindten,
waarvoor de gegoede ingezetenen de gelden hadden verstrekt.
Maar nog waren alle geruchten omtrent de maclit der Fran-
schen den kop niet ingedrukt, zooals blijkt uit het vreemdsoortig
bericht, dat op den 16en Januari te Zaandijk de ronde deed, dat
men te Akersloot komende gedwongen werd het oranje af te
leggen en �Napoleon boven" te roepen.
Den 17en Januari kwamen te Zaandam de gardes d'honneur De
Vries en Corver terug, die tot Trier gemarcheerd waren. Kroeger
was dieper Frankrijk ingetrokken, waarschijnlijk als gevangene.
Den 24en Januari werd aangeplakt dat alle manschappen,
geboren van 1 Jan. 1764-31 Dec. 1768, zich op den 26en
moesten laten inschrijven voor den landstorm, volgens besluit
van Z. H. dd. 20 Dec. 1813.
Op den 25en Januari werd te Zaandam een vergadering ge-
houden van de burgemeesters (sedert 17 Jan. was dit de titel
der maires) van Zaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer, Krom-
m enie, Westzaan, Wormer en Oostzaan, waarin behandeld werd
de aanschrijving van den commissaris in het arrondissement
Haarlem, G. A. Vermeulen, om ten behoeve van den lande te
420 DE ZAANLANDEN.
leveren : 100 last haver, 3 last roggemeel, 3 last tarwemeel, 50.000 beschuiten en 30 paarden.
50.000 beschuiten en 30 paarden.
Zaandijk werd aangeslagen voor f 600. In deze gemeente werd nog ingeteekend een bedrag van f 800 om Z. H. een ruiter
nog ingeteekend een bedrag van f 800 om Z. H. een ruiter
en paard aan te bieden. 26 Januari werd geloot voor den land- storm (te Zaandijk door 37 personen).
storm (te Zaandijk door 37 personen).
Den 4en Februari werd een kennisgeving aangeplakt in zake
de organisatie van deze weermacht, welke thans gevormd zou
worden door alle weerbare mannen van 17 tot 50 jaren, en
waarin o.a. voorkwam als art. 5, dat de gemeenten aan de Zaan op het oogenblik nog niet konden worden georganiseerd maar
op het oogenblik nog niet konden worden georganiseerd maar
dat dit nader bij publicatie zal worden bekend gemaakt.
Den 17en Februari vertrokken de voor de landmilitie aangewe- zenen naar Haarlem.
zenen naar Haarlem.
In de Zaanstreek werd het 10e bataljon landstorm georgani-
seerd. Den 17en Maart worden te Zaandijk de stafofficieren
verkozen voor de 2e 4e 5e 6e comp. landstorm, hoofdplaats
Wormerveer en den 19en d.a.v. de onderofficieren. Den volgen- den dag (Zondag) kwam het bataljon op het drilveld tegenover
den dag (Zondag) kwam het bataljon op het drilveld tegenover het Guispad aangetreden, waarbij de burgemeester Jan Koning
het Guispad aangetreden, waarbij de burgemeester Jan Koning
als majoor een aanspraak hield, met een algemeen geroep van
�Oranje boven !" beantwoord. Als teeken voor den landstorm
ontving ieder een palmtak, en marcheerde men naar de Kerk-
straat waar men afgedankt werd om den volgenden Zondag met
de exercitien te beginnen. Almede werd bekend gemaakt, dat
de nationale garde had opgehouden te bestaan. In onze streek werd men telkens aan werkelijk oorlogsgevaar herinnerd, daar
werd men telkens aan werkelijk oorlogsgevaar herinnerd, daar het scbieten om en bij het belegerde Naarden hier duidelijk
het scbieten om en bij het belegerde Naarden hier duidelijk
werd gehoord, vooral op 4 en 6 April : men kon de born-
men in de lucht zien. Ook waren den 17en Maart reeds
eenige personen van hier (van Zaandijk o.a. 15 man) naar
Weesp gerequireerd tot den aanleg van batterijen.
Den 10en April voeren door de Zaan 2 schuiten met de le
comp. landstorm van Zaandam met bestemming naar Schagen.
Denzelfden dag deelde de luitenant kolonel van het 10e batal- jon, de beer Cornelis Prins van Wormerveer, aan zijn onder-
jon, de beer Cornelis Prins van Wormerveer, aan zijn onder-
hebbenden mede, dat hij aanschrijving had ontvangen uit het
arrondissement Alkmaar, dat eenige compagnieen van de Zaan
DE ZAANLANDEN. 421
naar Den Helder moesten marcheeren, welke plaats nog steeds
door den admiraal Ver Huell voor den Franschen keizer werd
behouden, en dat 22 Mei a.s. de 4e, 5e en Be comp. aan de
beurt waren.
Vrijwilligers boden zich aan, o.a. een der zoons van den heer
Prins ; verder moesten de ongetrouwden eerder uittrekken dan
de gehuwden. Den len Mei werden aan de manschappen pieken
uitgereikt. Tot dadelijkheden voor den landstorm kwam het
echter niet. In den loop van deze maand werden alle steden
en forten, die nog door den vijand bezet waren, ontruimd ; keizer
Napoleon had afstand gedaan van zijn troon en was van de
regeering vervallen verklaard.
Een waardig slot aan de omwenteling in de Zaanlanden, die
in de Aprilmaand 1813 zoo droevig was begonnen, werd ge-
vormd door het hooge bezoek, dat Zaandam den 3en Juli ont-
ving. Feestelijk en met blij gejuich werd de Souvereine Vorst
met zijn gezin en keizer Alexander van Rusland te Zaandam
ontvangen door de bewoners der zoo beproefde stad en door
een talrijke menigte uit de overige Zaanlandsche dorpen. Den
geheelen dag was het feest, gebouwen en molens waren versierd
met groen en vlaggenpraal, eerepoorten waren opgericht ; maar
bovenal bood dien dag de Zaan een buitengewoon feestelijken
en luistervollen aanblik, door de talrijke plezierjachten en boeiers die er in admiraalschap zeilden, door de talrijke roeischuitjes
die er in admiraalschap zeilden, door de talrijke roeischuitjes
en tentjachtjes die opgepropt met een hooggestemde menigte
op het water rondvoeren, terwijl een vloot van bevlagde vracht-
schepen op de hoogte van de Papenpadsluis een fraaien achtergrond
vormde. Omstreeks vijf uur werden de bezoekers, komende van
Broek in Waterland, op Zaandammer grondgebied begroet, in-
geluid door de klokken, en toegesproken door den burgemeester
Dirk Dekker, en den raad Claas Mul. Vergezeld door een eere-
wacht te paard, onder bevel van Jacob Noomen, trok men naar
den Dam. Bij de kerk aan de Oostzijde wederom een begroeting
en wel door de leeraars van alle kerkgenootschappen en op de
Hooge Sluis door een schare van 16 jonge meisjes, van wie
nog een 14-tal in de nationale Zaansche kleederdracht. Na
het gebruik van eenige ververschingen in bet logement De Otter
werd een bezoek gebracht aan het eenvoudig huisje, waar in
422 DE ZAANLANDEN.
Augustus 1697 de beroemde voorzaat van den hoogen bezoeker
had gewoond, terwijl ten slotte een roeitocht langs een deel van
de Binnen-Zaan werd ondernomen.
Onder luid gejuich van het yolk, zoolang de sloepen in 't
zicht bleven, vertrokken de aanzienlijke gasten naar den Rijs-
dam, waar het landsjacht de Arend geankerd lag, dat hen naar
Amsterdam terug zou voeren. Het vertrok, begeleid door een
talrijk eskader, van wel 200 a 300 zeiljachten en boeiers uit
den geheelen omtrek, zelfs uit Friesland en Zuid-Holland.
Met blijde ontroering zag menigeen van of den Dam die
sierlijke vloot wegzeilen naar de koopstad aan het IJ, en met
een zucht van verlichting verdreef hij een opkomend beeld
in die wateren, weerziende de Fra,nsche kanonneerbooten, die naar Zaandam kwamen om schrik en verderf to brengen, en in stilte
Zaandam kwamen om schrik en verderf to brengen, en in stilte
werd God gedankt voor den zegen van de omwenteling, die
thans een voldongen feit was geworden.
EERZUYL VOOR ALEXANDER DEN EERSTE KEIZER
ALLER RUSSEN. PRENT VAN P H L VAN DER MEULEN NAAR EEN TEEKENING VAN C VAN WAARD.
NAAR EEN TEEKENING VAN C VAN WAARD.
Weesp
DOOR
FR. DE WITT HUBERTS.
In het jaar 1813 heeft het stedeke Weesp het �Fransche juk"
niet op gewelddadige wijze behoeven �af te schudden", zooals de
geijkte term luidt ; de overgang is op kalme wijze gegaan, geen
bloed is daarbij gevloeid.
In de dagen van de omwenteling telde het plaatsje ongeveer
4000 inwoners ; wij vonden tenminste een aanteekening uit April
1812, toen dat aantal 4563 bedroeg, terwiji uit de �Organisatie
der Schutterijen in het Ile District" in 1815 blijkt, dat in genoemd jaar het zielenaantal tot 3793 was gedaald. Wij zullen dus niet
jaar het zielenaantal tot 3793 was gedaald. Wij zullen dus niet
ver van de waarheid af zijn, wanneer wij het aantal inwoners
op het einde van 1813 op 4000 schatten.
De stedelijke regeering werd uitgeoefend door Jan Schimmel jr.,
als maire, aan Wien Pieter De Vries Hz. en Jacobus Brascamp
als adjunct-maires waren toegevoegd, terwijl verder municipale
raden waren P. De Haan, W. Koopmanschap, Egb. Schouten,
A. Schreuder, G. Van Kinschot, C. T. Buchel, C. B. Reinink,
G. Bellaar, H. Bongenaar, P. Ploeg, Klaas Logge, Jan Schouten,
Frans Butot en A. M. Van Dockum.
Onder dit bestuur schijnt de bevolking zich bijzonder rustig
te hebben gedragen, hoe woelig het ook in andere steden van
ons vaderland toeging en toch was er geen Fransch garnizoen
om haar, zoo noodig, in loom te houden.
Bij het �Decret imperial" van 9 November 1811, de verdeeling
van de Fransche troepen regelende, was toch Weesp niet als
garnizoensplaats aangewezen. Slechts een enkele compagnie van
de nationale garde van het departement van de Zuiderzee was
er gedetacheerd, zoo o.a. in October 1813 de 2e compagnie
grenadiers van de 5e cohorte, onder den kapitein Dirk Luden.
424 WEESP.
Of de arrestatie van Willem Van Gijn, een koopman in aardappe-
len, �wegens oproerigheden", zooals de commissaris van politie
den 14en November aan den maire meldde, duidt op een weer-
spannigen geest onder de bevolking, is moeilijk uit te maken ;
zeker is het, dat de autoriteiten wel vrees koesterden voor derge- lijke uitingen; de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam
lijke uitingen; de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam vond het tenminste noodig den 12en November aan den maire
vond het tenminste noodig den 12en November aan den maire
van Weesp per circulaire te berichten, hoe een groot aantal
troepen, komende van Wesel en behoorende tot het leger van
den prins van Eckmiihl, zich bij Zwolle, Deventer en Zutphen
aan . den IJssel geposteerd had, als wilde men door deze
circulaire den slechten indruk wegnemen, door den tegenspoed
van de Fransche wapenen veroorzaakt.
Of er verbittering is ontstaan over het wegvoeren van gardes
d'honneur uit Weesp is ons :niet gebleken. Wel komt een zekere
Jean Peelen, zoon van den Weesper koopman van dien naam,
op het �tableau nominatif des Gardes d'Honneur" voor, doch
deze ontbreekt weder op de �Liste alphabetique des Jeunes Gens
appel�s a concourir a la formation des Regimens des Gardes
d'Honneur". Toch schijnt Peelen als zoodanig te zijn ingelijfd ;
op een naamlijst van �Heeren gardes d'honneur van het depart.
der Zuiderzee", berustende in het gemeente-archief van Amster-
dam, staat hij tenminste genoemd bij het �3e vertrek van den
15en Juli, sterk 42 man".
Wel ondervond de gemeente, dat de Fransche commandant
van Naarden zich op eene verdediging van die vesting voor-
bereidde ; zoo moesten o. a. 14 November, op last van den onder-
prefect te Amsterdam, aan Naarden 8 getuigde paarden met 4
geleiders worden geleverd.
Tot 16 November 66n uur 's namiddags bleef het rustig ; althans
19 November meldt de maire aan den onder-prefect, dat op
eerstgenoemden datum die rust voor het eerst gestoord werd
door een tweetal Joodsche koeiendrijvers uit Amsterdam, die,
met oranje linten versierd, door het roepen van �Oranje boven !"
een volksoploop veroorzaakten.
Toen de commissaris van politie J. B. Carillon een einde aan
het tumult wilde maken, werd hij door de Israelieten heftig
uitgescholden, zoodat hij het noodig oordeelde een van de beide
WEESP. 425
belhamels te arresteeren, doch deze ook weer spoedig te ontslaan.
Heel moedig schijnt hij niet te zijn opgetreden ; hij liet althans
toe, dat de bewuste Joden hem te lijf gingen, waarom hij zich
bij den maire Schimmel ging beklagen ! Deze blijkt al even weinig
kordaat te zijn geweest ; hij gaf den commissaris ten minste in
overweging aan den directeur-generaal te Amsterdam om raad
te gaan vragen, ook oindat, zooals de maire schrijft, de rust te
Weesp, door tegenwoordigheid van den commissaris, die niet
geliefd scheen te zijn, zou kunnen worden gestoord !
Eerst den 'Tell December keerde de commissaris van politic
terug. Barent Peelen, op dien datum president van het provisio-
neel bestuur, wilde hem echter niet in zijn vroegere functie
erkennen, daar hij geen wettelijk bewijs medebracht en, gehaat
als hij was bij de bevolking, onaangenaamheden zou kunnen
veroorzaken.
Den 17en November werd eene resolutie van den hertog van
Plaisance uit Utrecht ontvangen, waarbij de ontvangers werden
geautoriseerd om hunne in kas zijnde gelden over te storten
bij den generaal-commandant van de 17e militaire divisie. Zeer
waarschijnlijk is hieraan geen gevolg gegeven ; vijf dagen later
dringt de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam van
uit Utrecht tenminste nogmaals op het overmaken van die
gelden aan.
In den nacht van 23 op 24 November rukt een detachement
Russisehe troepen Weesp binnen en vervolgt zijn rnarsch naar
Amsterdam; van dat oogenblik of is het stadje feitelijk aan de
zijde van den opstand.
Het ontbreken van garnizoen was echter oorzaak, dat eenige
dagen later, nl. 29 November, kolonel Pfaffenrath met 400
man van de bezetting van Naarden, van Muiden komende,
Weesp binnentrok, en daar 1060 lakens, 900 dekens, 1400 pond
windsels, 600 servetten voor pluksel, 500 wollen kousen,
120 ketels en nog andere zaken opeischte. Toen men de stad
met plundering dreigde zoo het geeischte niet spoedig werd
bijeengebracht, waren de leden van het stedelijk bestuur genood-
zaakt, onder het geleide van Fransche soldaten, zelf bij de ingeze- tenen rond te gaan om de noodige goederen te verzamelen. Deze wer-
tenen rond te gaan om de noodige goederen te verzamelen. Deze wer-
den daarna op wagens geladen en 's nachts naar Muiden gebracht.
426 WEESP.
Dat de maire van Weesp een dergelijke gebeurtenis reeds
voorzien had, blijkt uit een afschrift van een brief van 29
November, aanwezig in het archief aldaar, waarin deze schrijft,
dat de Franschen uit Naarden gedurig verkenningen in den
omtrek doen en men vreest voor eene herhaling van den moord
van Woerden. Hij meldt o. a. �Dagelijksch doen die Heeren uit
Naarden eene verkenning en gisteren zouden wij een bezoek
gehad hebben, indien van hun niet een gedeelte gedeserteerd
waren, waardoor zij te veel verzwakt naar Naarden zijn terug-
gekeerd".
volgens Bosscha, Geschiedenis der Omwenteling, komen echter
kort daarna weder eenige Kozakken en Baskiers te Weesp aan,
terwijl volgens Een verhaal uit de Gesehiedenis van Neerland's
herstelling in 1813, voorkomend in het Vaandel 1855-56, deze
Kozakken onder bevel stonden van den majoor Elsenvangen;
deze rukt ten minste 1 December van Weesp over Hakkelaarshek
op Muiden aan.
Dien dag komt de luitenant-kolonel M. P. Brants, van de
Amsterdamsche schutterij, met den heer Saportas uit Muiden te
Weesp en begeeft hij zich naar den heer J. Schimmel jr., om
namens Zijne Hoogheid den prins van Oranje de stad in pos-
sessie te nemen en de regeering te veranderen. Vender had hij
�met hem nopens de geschikte personen gebesoigneerd en hem
verzocht, die te willen spreken, hetgeen Z. E., ofschoon ziek te
bed liggende, wel op zich heeft willen nemen", zooals genoemde
luitenant-kolonel 3 December aan generaal Kraijenhoff schrijft.
De heer Brants vertrok weer naar Muiden, doch keerde den
zelfden dag terug om van de pui van het raadhuis de volgende
publicatie te doen afkondigen :
�Alzoo deze stad van wegens Z. D. H. den Heere Prins van
Oranje is in bezit genomen en het burgerlijk bestuur bij de
Franschen gesteld, mitsdien van zelfs heeft opgehouden, zoo is
't, dat de Lieut.-Kol. bij de schutterij der stad Amsterdam alhier gezonden en daartoe specialijk gequalificeerd bij commissie van
gezonden en daartoe specialijk gequalificeerd bij commissie van
Zijne Exellentie den Heer Gouverneur der stad Amsterdam en
omliggende forten bij provisie en tot dienaangaande bij Z. D. H.
andere of nadere orders zullen zijn gesteld, heeft verzocht en
gecommitteerd tot de regeering der stad Weesp: de beer Mr. Jan
WEESP. 427
Schimmel Jr., Barent Peelen, Pieter Peelen Jansz., Maas du Tour,
Harmen De Vries, Abraham Schreuder, Egbertus Schouten,
Cs. Bellaar Reinink, Pieter Haring, Jan Vastwijk, Abraham
Mattheus Van Dockum en Cornelis Koopmanschap en wordt
mitsdien hiervan aan de goede ingezetenen kennis gegeven en een
ieder vermaand om aan gemelde heeren in derzelver qualiteit de
vereischte gehoorzaamheid te bewijzen, als waartoe hij Lieutenant- Kolonel is belast desnoods de sterke hand te bieden, teneinde
Kolonel is belast desnoods de sterke hand te bieden, teneinde
derzelver bevelen behoorlijk worden gerespecteerd en ten uitvoer
gebracht".
Den 4en December werd de heer Wichers bovendien aange-
steld tot municipale ontvanger.
Den Ten December keerde Brascainp, tot nu toe adjunct-maire,
terug en vond, blijkbaar tot zijn verbazing, de vroegere regeering ontbonden en het nieuwe bestuur aangesteld, waarom hij een
ontbonden en het nieuwe bestuur aangesteld, waarom hij een
schrijven richtte tot den commissaris-generaal Fannius Scholten
en dezen om een onderhoud verzocht, terwijl 13 December nog-
maals een verzoek aan Scholten werd gericht, om de oorzaak
van die onwettige verandering van de regeering te vernemen.
Door de nabijheid van het belegerde Naarden zou het nog
maanden duren, eer de rust in het rustige plaatsje terugkeerde.
Ruimschoots heeft het zijn deel gedragen in de lasten van den
oorlog, zwaar drukte de inkwartiering op de ingezetenen.
Zoo rukte den lien December een korps onder bevel van den
luit.-kol. J. W. Griinebosch het stadje binnen ; genoemd korps
was des morgens om half acht in de Plantage te Amsterdam
verzameld, bleef dien dag te Weesp en trok den volgenden dag
naar 's-Graveland.
Naar aanleiding van het besluit van den Souvereinen Vorst
van 12 December, waarbij alle ambtenaren, vreemdeling zijnde,
van hun post werden ontslagen, behoefde niemand de stad te
verlaten ; vreemde �geemployeerden" waren er niet, althans
toen niet meer.
25 December werd het 3e bataljon Amsterdamsche schutterij
onder den kapitein George Lodewijk Lepeltak in de plaats ge-
legerd. Behalve de officieren telde het 4 sergeanten-majoor, 14
sergeanten, 4 fouriers, 16 korporaals, 2 tamboers en 297 man.
Een detachement van 1 sergeant, 2 korporaals en 20 man moest
428 WEESP.
ais bezetting aan de Uitermeersche schans geleverd en dagelijks
worden afgelost. Bovendien moest na zonsondergang gepatrouil-
leerd worden langs den 's-Gravelandschen weg en langs dien
naar Muiden.
Men nam nu echter ook maatregelen om de burgerij althans
gedeeltelijk van de inkwartiering te ontlasten. Het voormalig
burgerweeshuis en het armenhuis konden 100 man bergen, echter
op zeer primitieve wiejze ; er waren nl. slechts 25 bruikbare
matrassen, terwijl door den inval van den kolonel Pfaffenrath
op 29 November alle lakens en dekens ontbraken.
Stalling was er voldoende, nl. voor 108 paarden. Een van de
vertrekken van het burgerweeshuis werd tot tijdelijk hospitaal
�geapproprieerd".
In welk een slechten toestand, wat de uitrusting en bewape-
ning betreft, het 3e bataljon te Weesp aankwam, blijkt uit
een missive van zijn commandant, voorkomende in de �Dage-
lijksche Orden van de Schutterij" 1), die 28 December om kapot-
jassen en patronen vraagt. Hem werd geantwoord, dat de man-
schappen zonder of met slechte geweren maar als ordonnance
moesten worden gebruikt (!), dat om patronen zou worden ge-
schreven en de kapotten zoo spoedig mogelijk zouden worden
gezonden.
De kolonel-commandant Van Brienen schrijft bovendien op
dien zelfden datum aan den generaal-gouverneur Kraijenhoff,
dat het bataljon 50 slechte geweren had, vuursteenen mankeerde
en met patronen van te zwaar kaliber op rnarsch was gegaan.
Er was intusschen ook een stedelijke schutterij geformeerd ;
in de �Amsterdamsche Courant" van 12 Januari 1814 komt
tenminste een bericht voor nit Weesp van 30 December 1813,
meldende het bezoek van den Erfprins aldaar, waarbij het
voorgenoemde Amsterdamsche bataljon, �benevens onze stedelijke
schutterij" onder de wapenen kwamen.
Bij het noenmaal ter eere van den Prins op bet raadhuis
gegeven, zaten dan ook mede aan de officieren van het garnizoen,
en �dezer stads-schutterij".
1) Aanwezig in de : �Historische Verzameling van de Schutterij te Amsterdam".
Amsterdam".
WEESP. 429
Het 3e bataljon bleef tot 8 Januari 1814 te Weesp en werd
dien dag tegen 2 uur nam. afgelost door 3 compagnieen van
het 4e bataljon, ter sterkte van 300 man, die 's morgens om
9 uur op de Botermarkt te Amsterdam verzameld stonden.
Inmiddels blijkt, dat ook Weesp niet wilde achterblijven in
het brengen van offers voor de verdediging van den vader-
landschen bodem ; volgens de Amsterdamsche Courant van 12
Januari bood het provisioneel bestuur den 9en Januari tien nieuwe complete voertuigen voor de artillerie aan de landsregeering
complete voertuigen voor de artillerie aan de landsregeering
aan, terwiji er door de inwoners met groote offervaardigheid
ruim f 3384 was bijeengebracht, om de kosten van de uitrusting
van het leger te bestrijden, en 14 jongelingen zich aanmeldden
ter vrijwillige dienstneming.
Behalve aan de Uitermeersche Schans leverde het garnizoen
ook een bezetting aan Muiderberg.
Den 19en Januari rukte het 4e bataljon tot onder de muren
van Naarden, om aan de opeisching van die vesting kracht bij
te zetten, doch keerde 's middags weer te Weesp terug, om drie
dagen later afgelost te worden door het le bataljon onder kapitein Frijmersum.
Frijmersum.
Den 5en Februari kwamen opnieuw 3 compagnieen van het 4e
bataljon Weesp binneu, den Ben Februari gevolgd door de 4e
compagnie, welke bezetting den 22en Februari weder omwisselde
met het 2e bataljon. Inmiddels genoot de stad de eer het hoofd-
kwartier te vormen van het centrum van het belegeringskorps
van Naarden, onder bevel van den kolonel Abraham Rittner.
Den lien Maart maakte generaal Kraijenhoff bekend, dat hij
het onmiddellijk bevel over het geheele korps aanvaardde ; hij
koos eveneens Weesp tot zijn hoofdkwartier.
Den volgenden dag kwam het 4e bataljon de bezetting ver-
sterken en beide afdeelingen bleven aldaar nu in garnizoen tot
de overgave van Naarden.
Den lien April nam een gedeelte van deze troepen deel aan
de actie voorgevallen bij Muiderberg, dat eenige oogenblikken
in handen was van eene afdeeling Fransclien, die een uitval
uit de belegerde vesting deden. Volgens een bericht in de �Op-
regte Haarlemsche Courant" van 16 April 1814, waarin de gar-
nizoenen van Muiden en Muiderberg hunne verontwaardiging
430 WEESP.
to kennen gaven over het verslag van dien uitval, voorkomende
in die zelfde courant van 14 April, zouden de troepen uit Weesp
echter eerst zijn aangekomen nadat de vijand geweken was.
De reeds meer aangehaalde �Dagelijksche Orders" van de
Amsterdamsche schutterij melden den yen Mei, dat o. a. de
schutterij van Weesp, welke in bet beleg voor Naarden had
gediend, vrij zou zijn van �alle opbrengst in de omslagen en
andere lasten, die bepaaldelijk ter bestrijding der kosten van de volkswapening strekken".
volkswapening strekken".
Den volgenden dag zendt de commandant van Naarden een
kolonel naar het hoofdkwartier to Weesp om de voorwaarden
van overgave to bespreken. Nadat de vesting in de handen
der onzen was overgegaan, keerden de beide bataljons den 13e11
Mei naar Amsterdam terug en brak voor het pro-vinciestadje
eindelijk het oogenblik aan, waarop alle feed geleden zou zijn.
Muiden
DOOR
FR. DE WITT HUBERTS.
De stad Muiden telde in de woelige Novemberdagen van 1813
slechts ongeveer veertienhonderd inwoners, waarvan er waar-
schijnlijk Been enkele de eer werd waardig gekeurd bij de �garde d'honneur" te dienen.
d'honneur" te dienen.
Aan het hoofd van het stedelijk bestuur stond Jacob Saportas
als maire, als adjunct-maire Johannes Van Zon jr. Eerstgenoemde
schijnt echter voor het uitbreken van de onlusten te Amsterdam
zijn gemeente te hebben verlaten ; volgens de �Notulen van 28
Februari 1811 tot 1 Mei 1817" blijkt ten minste, dat de maire
te Amsterdam was, waarheen de adjunct-maire hem op 1 Dec.
1813 een verslag zond, terwijl Saportas eerst 3 December te
Muiden terugkeert.
Als municipale raden waren rinds 19 Dec. 1811 aangesteld
Willem Van Wijk, Daniel Van der Spar, Arend Van Paddenburg,
Jacobus Verdam, Jacob Elias Smissaert en Adrianus Van den
Toorn.
Hoe de vrees voor onlusten reeds geruimen tijd voor de om-
wenteling er bij de Fransche autoriteiten in zit, daarop duidt
zeker wel de aanschrijving, 8 Maart 1813 te Muiden ontvangen,
�om geschriften of boekjens, die soms op het water of op de
kusten gevonden mogten worden, strekkende om de rust te ver-
storen", bij een te verzamelen, buiten omloop te houden en op
te zenden.
En ook het vieren van 's Keizers verjaardag werd met vrees
tegemoet gezien ; vandaar het schrijven van den onder-prefect
van het arrondissement Amsterdam aan den maire, van 21 Juli
1813, waarin de zinsnede : �Il est tres important de prendre des
432 MUIDEN.
precautions pour que ces jours ne soient pas troubles par aucun
accident".
Kort voor het uitbreken van de troebelen, 1 November, werd
weder eene aanschrijving te Muiden ontvangen om van tijd tot
tijd rapport te doen aan de politie van den goeden geest, den
lien November gevolgd door de raadgeving van den onder-prefect:
�Veuillez diriger l'esprit de vos administr�s a l'ordre, A l'ob�is- sance et a la tranquillit�".
sance et a la tranquillit�".
Ook werd de mogelijkheid van een beleg van Naarden reeds
vroeg onder de oogen gezien ; vandaar dat 11 Juli 1813 een
staat werd ontvangen, behelzende wat Muiden tot proviandeering
van die vesting moest leveren, nl. hooi, stroo, 20 runderen,
5 varkens en 200.000 turven.
6 November werd de last van den prefect ontvangen 11 stuks
vee naar Naarden to zenden ; 10 November werden er 10 stuks
geleverd,- terwij1 14 November het bevel volgde den 15en of 16e11
paarden en geleiders daarheen op to zenden.
Oploopen of oproerige bewegingen schijnen echter to Muiden
voor den overgang niet to hebben plaats gehad.
Nadat generaal Molitor met de douanen en het zgn. strafbataljon,
en den volgenden dag de hertog van Plaisance Amsterdam
hadden verlaten, werd Muiden overstroomd door Fransche vluch-
telingen, die dadelijk naar Utrecht en Naarden werden door-
gezonden.
Den 18en November werd eene aanschrijving van den onder-
prefect uit Utrecht ontvangen, kennis gevende van het besluit
van den hertog van Plaisance, om al de gelden van de Holland-
sche departementen ter dispositie van den generaal-commandant
van de 17e militaire divisie to stellen. De ontvangers moesten
daarom hun kas storten bij den onder-prefect De Witt, als
provisioneel betaalmeester.
In het Muidensche archief vinden wij in de notulen van het
gemeentebestuur zeer laconiek aangeteekend : �Kennis gegeven
aan den Percepteur doch met invitatie om derwaards geene
golden over to storten".
Dienzelfden dag verliet de ontvanger der douanen zijn stand-
plaats to Muiden, na eerst alle boeken en registers to hebben
overgegeven aan den adjunct-maire, terwijl de eveneens ver-
MUIDEN. 433
trekkende �pr�posCs en officieren" hem �het huisje aan de
Ossenmarkt" overdroegen, dat dadelijk afgebroken werd.
Er waren te Muiden slechts 58 veteranen onder den kapitein
Bourget in garnizoen, benevens een detachement kustkanonniers
van de 136e compagnie onder den kapitein Kraaij.
Deze troepen waren ondergebracht in eene kazerne in de
Amsterdamsche straat, terwij1 als zoodanig ook dienst deed het
Oude weeshuis en een particulier huis bij het Muider slot,
waarin 60 man konden geborgen worden.
Het kruitmagazijn van dit slot was reeds geheel geledigd,
terwip al het geschut van de vestingwallen overgebracht was
naar Naarden.
Kapitein Kraaij scheen de goede zaak wel te zijn toegedaan.
Het Muider archief bevat nl. eene aanteekening, waaruit
blijkt, dat Struyk van Bergen, notaris te Diemen, zich reeds
den 17en November met een 25-tal gewapende manschappen
aan het Abcouder tolhek wilde posteeren, om de passeerende
Fransche rijtuigen te dwingen de mogelijk medegevoerde gelden
over te geven. Dit plan ging echter niet door. Den 22en November
begaf de notaris zich daarop naar generaal Van Limburg Stirum
in Den Haag, evan wien hij eene instructie en commissie ontving
nit naam van den prins van Oranje, om eene revolutie te be-
werken te Diemen en omstreken en tevens eene instructie voor
genoemden kapitein Kraaij. VOOr den middag van den volgenden
(lag was zij in diens bezit. Wij hebben echter niet kunnen ont-
dekken wat de inhoud van die instructie was.
De adjunct-maire nam nu de voorzorg de bruggen te doen
ophalen en de barrieres te sluiten, terwijl alle communicatie
met het roerige Amsterdam werd afgebroken. Ook riep hij, met
voorkennis van den commandant, de voornaamste inwoners bij
elkaar, waar het besluit genomen werd, dat de burgers om
beurten des nachts zouden waken en door de stad patrouilleeren.
22 November werd door den gouverneur-generaal der ge-
wapende macht in Holland, graaf Van Limburg Stirum, de
volgende order rondgezonden : �Ingevallen er Franschen naderen,
moeten dadelijk de klokken geklept worden. Al wat wapenen
voeren kan, moet te hoop loopen en met stokken, pieken, knup-
pels, hooivorken, ganzenroeren op dezelven inrukken. Elke schout
Gedenkboek. II. 28
434 MUIDEN.
is verpligt zich aan het hoofd te stellen en zijne dorpelingen
aan te voeren".
Den 24en November berichtte de maire van Weesp, dat in
den afgeloopen nacht een detachement Russische troepen door
genoemde plaats naar Amsterdam was getrokken.
Volgens Naarden's Beleg , geregeld verhaal der gebeurtenissen, in en om de vesting van 17 Nov. 1813 tot 12 Mei 1814 kwamen
en om de vesting van 17 Nov. 1813 tot 12 Mei 1814 kwamen
dien middag om 2 uur eenige Kozakken van Muiden en eisch-
ten de vesting op. Toen hare commandant twee uur beraad vroeg,
trokken genoemde troepen om drie uur weer naar Amsterdam.
Later op den dag arriveerde een adjudant van den comman-
dant van Naarden, den generaal baron Quetard de la Porte,
om zich van den toestand te vergewissen.
Waarschijnlijk als een gevolg van dit bezoek trok spoedig
daarop kolonel Pfaffenrath met 300 man en 2 veldstukken uit
Naarden door Muiden, rukte door tot Diemerbrug, haalde daar
de Hollandsche vlag van den toren en keerde, na het wisselen
van eenige schoten met den vijand, om 10 uur 's avonds te
Naarden terug.
Volgens de Aanteekeningen, gedurende de Fransche overheersching, n�. 190 van het gemeente-archief, verschenen de eerste Kozakken
n�. 190 van het gemeente-archief, verschenen de eerste Kozakken
vOOr Muiden eerst den 25en November op het Zandpad ; zij
trokken echter spoedig weer af. Volgens Bosscha, Geschiedenis
der Nederlandsche Staatsomwenteling , waren zij vergezeld door 12 gewapende Amsterdamsche burgers te paard, die hunne op-
gewapende Amsterdamsche burgers te paard, die hunne op-
eisching van de vesting beantwoord zagen met eenige kanon-
schoten, waardoor een van de Amsterdammers, een koetsier,
ernstig gewond werd.
Vrijdag 26 November werd dit bezoek door een 25ta1 Rus-
sen herhaald, vergezeld door een groote menigte Amsterdamsch
yolk, die, gewapend met knuppels en met oranje versierd, eischte
binnen de wallen te worden gelaten.
Nadat door kapitein Kraaij overleg was gepleegd met den
adjunct-maire, besloot de commandant niet aan dien eisch
te voldoen ; hij trok met zijn yolk op de stad terug over de
brug aan de westelijke gracht, sloot de barriere en stelde de
sleutels in handen van den adjunct.
De �beer Vrederechter" ging nu, op verzoek van laatstge-
MUIDEN. 435
noemde, in een schuit naar de overzijde om den Russischen
officier aan het verstand te brengen, dat de geest binnen Muiden uitstekend was, doch dat men, wegens de nabijheid van Naar-
uitstekend was, doch dat men, wegens de nabijheid van Naar-
den, de Kozakken en Amsterdammers niet durfde binnen laten.
Inmiddels drongen verscheidene Muider burgers er bij den
heer Van Zon op aan, voor de Russen de barrieres te opener';
deze zwichtte echter voor dien aandrang niet.
Plotseling werd nu het bericht verspreid, dat een Fransch
korps uit Naarden in aantocht was, waarop de Kozakken
en Amsterdammers snel in westelijke richting aftrokken en
het oranje, waarmede zich menigeen reeds gesierd had, opge-
borgen werd. Werkelijk rukten korten tijd daarna kolonel
Pfaffenrath met de � 400 gardes soldees van Amsterdam,
te Naarden in garnizoen, op Muiden aan. Na eenig oponthoud
bij een opengedraaide brug, trokken de Franschen snel door
Muiden, overal de bewoners, die nog oranje droegen, toeroepen-
de : �Abattez l'orange", tot zij weder stuitten op de barriere
aan de zijde van Amsterdam. Nadat deze op last van den
adjunct geopend was, werd de tocht voortgezet in de richting
van Diemerbrug, vanwaar de Franschen tegen den avond te
Muiden terugkeerden.
De heer Van Zon werd nu onmiddellijk bij den Franschen
bevelhebber ontboden, die verlangde te weten : �waarom de Ko-
zakken waren binnengelaten".
Deze verklaarde echter naar waarheid, dat geen enkele Rus
de barriere gepasseerd was en kolonel Pfaffenrath keerde dien-
zelfden avond nog naar Naarden terug, met medeneming echter
van kapitein Kraaij en de kustkanonniers, terwijl in hunne
plaats een detachement werd achtergelaten �dat sedert met
de veteranen alhier is gebleven, doch wordende telkens afge-
wisseld en veranderd".
Of dit bezoek van Pfaffenrath hetzelfde was als dat wat vol-
gens �Naarden's Beleg" reeds den 24en November plaats vond,
valt niet met zekerheid te constateeren.
Eenige schepen met r�gie-tabak, benevens een kanonneerboot
waren door de douanen, bij hun haastig vertrek den -Ben No-
vember, in de haven achtergelaten. De tabak leek een welkome
buit voor de douanen uit Naarden, die tevens de kanonneerboot
436 MUIDEN.
wilden verbranden. Met veel overleg wist de adjunct plundering
en vernieling te voorkomen.
De Kozakken-patrouilles verschenen van nu of dagelijks voor de
poorten van Muiden.
Op last van den commissaris van oorlog te Naarden moesten
den 27en November voor het garnizoen aldaar 60 slaapfournituren
en 60 ketels geleverd worden. Toen de adjunct daarop liet ant-
woorden, dat aan dien last niet kon worden voldaan, omdat
Muiden die artikelen niet bezat en alle verbinding met Amster-
dam onderbroken was, bleven de gevolgen van dit antwoord
niet lang uit ; twee dagen later werd een missive ontvangen van
den generaal Quetard, tegelijkertijd met een tweede schrijven
van den commissaris van oorlog, waarbij met klem op de spoedige
levering werd aangedrongen, daar anders zou worden overgegaan
tot �militaire executie".
De heer Van Zon, begrijpende, dat men zich te Naarden niet
ten tweede male met een uitvlucht zou laten afschepen, riep
thans eenige notabelen bij elkaar, waarna besloten werd het
gevraagde aan de voornaamste huizen op te halen en de rest
aan te koopen.
Terwijl de inzameling in vollen gang was, verscheen kolonel
Pfaffenrath opnieuw te Muiden, thans met een detachement
hoofdzakelijk uit Fransche douanen bestaande, waarmede hij
naar Weesp rukte tot het doen van een militaire requisitie.
's Nachts om 2 uur keerde hij met eenige wagens met fourni-
turen terug. Hij werd met zijne troepen te Muiden ingekwartierd
en aanvaardde den volgenden morgen den terugtocht naar
Naarden, de inmiddels te Muiden bijeengebrachte goederen mede-
nemend.
30 November vertoonden zich wederom Kozakken voor de Am-
sterdamsche poort, terwijl 's avonds het detachement, dat 26
November door Pfaffenrath was achtergelaten, vervangen werd
door een even sterke afdeeling van de nationale garde, geheel
gevormd door Hollanders, onder bevel van den luitenant-kolonel
Viruly.
Volgens : Ben verhaal uit de Geschiedenis van Neerland's herstel- ling in het jaar 1813, voorkomende in het Vaandel 1855-1856,
ling in het jaar 1813, voorkomende in het Vaandel 1855-1856,
telde deze afdeeling 250 man van het regiment van Texel, terwijl
MUIDEN. 437
er bovendien 66n kanon van 3 pond binnen Muiden was, met
eene bediening van 9 kustkanonniers. Volgens dezelfde bron
werd de Russische majoor Elsenvangen nu in het bijzonder
belast met het innemen van Muiden, waartoe hem 's middags
van den 30en November 2 veldstukjes van 3 pond uit Amster-
dam werden gezonden, met de noodige manschappen onder
bevel van den kapitein der artillerie Sturler.
Een dreigende oneenigheid bij de inkwartiering van de nieuw
aangekomen troepen binnen Muiden, werd door den adjunct
tijdig bezworen. Toen deze zich daarna omkeerde en de opkamer
van zijn woning binnentrad, werd er plotseling een schot op
hem gelost, zonder hem evenwel te raken. De kogel drong door
een deur en twee zolders, doch veroorzaakte verder geen schade ,
de dader bleef onbekend.
In den nacht van 30 November op 1 December ontving de
adjunct in het geheim de tijding, dat Hollandsche troepen, ver-
sterkt door Kozakken, den volgenden morgen-langs het Zandpad,
den Zeedijk en den Weesperweg op Muiden zouden aanrukken.
Toen de bezetting dan ook den len December des morgens om
8 uur voor het morgen-appel vereenigd was, vielen er plotseling
eenige kanonschoten en zag men een regiment Donsche Kozak-
ken onder den majoor Elsenvangen, en Hollandsche infanterie en
artillerie onder den kapitein Jan David Van Holy langs
bovengenoemde wegeu de vesting naderen.
Een buitengewone beweging ontstond nu onmiddellijk onder de
Hollandsche officieren en manschappen, die geen lust schenen
te bezitten tegenweer te bieden of op Naarden terug te trekken.
Deze geest van verzet tegen de Fransche bevelhebbers was in
het geheim bij den troep aangekweekt, voornamelijk door toe-
doen van de kapiteins Westeneng en Jorissen en de luitenants
Pel, De Lach en Zwenike, nadat den vorigen avond eene con-
ferentie was gehouden met den heer Van Zon.
Alle troepen verlieten hunne posten, behalve een wacht van
Fransche veteranen aan de Weesperpoort, welke echter na een
oogenblik weerstand te hebben geboden, hare standplaats moest
ruimen. Er heerscht eenigen tijd eene onbeschrijfelijke verwarring, geen enkel bevel wordt opgevolgd, de order van de Fransche
geen enkel bevel wordt opgevolgd, de order van de Fransche
officieren om op Naarden terug te trekken, wordt door de Hol-
438 MUIDEN.
landsche bevelhebbers met het tegenbevel: �Niet terugtrekken op
Naarden", beantwoord, de manschappen vuren hunne geweren
in de lucht of en werpen dan hunne wapenen weg, tot het ten
slotte aan den adjunct gelukt een groot aantal Hollandsche
soldaten te vereenigen in het thans nog bestaande logement
�Het Hof van Holland", en hen te overreden hunne geweren
voor het vaderland te bewaren. Onderwijl zijn de barrieres ge-
opend en de bruggen neergelaten, waarop de Kozakken en de an-
dere troepen aan de westzijde Muiden binnenrukken en terzelfder
tijd de Franschen in de richting van Naarden trachten te
ontkomen. Zij werden echter spoedig achterhaald, gevangen geno-
men en met den luitenant-kolonel Viruly naar Amsterdam gezon-
den, tegelijk met het eenige stukje geschut, dat de vesting rijk was.
Eene poging van de Kozakken om verder door te rukken
naar Naarden kostte hun eenige dooden en gewonden aan man-
schappen en paarden.
Als zij in Muiden terugkeeren, heeft de adjunct de Oranjevlag
op den toren laten hijschen en vinden zij de bevolking allerwege
met de geliefde kleur getooid.
Dienzelfden dag schreef generaal Benckendorff aan generaal
Kraijenhoff: �Ik heb de eer UEd. te berichten, dat een
detachement van mijne troepen te Muiden is binnen gekomen,
aldaar een stuk kanon veroverd heeft en dat het gansche gar-
nizoen, bestaande uit 400 man en 12 officieren in onze macht
is gevallen , de Hollanders hebben zich bijzonder aan de zij de
der Kozakken gedistingueerd. Op dit oogenblik wordt gedurig
aan den kant van Naarden sterk vuren gehoord. 1k haast mij
UEd. dit gewichtige nieuws te berichten".
Deze brief werd door commissarissen-generaal dadelijk bij
openbare afkondiging aan de ingezetenen van Amsterdam bekend
gemaakt.
Uit de bijlage van een missive van Sluys, kapitein-kwartier-
meester van de garde sold6e, aanwezig in het rijks-archief-depot
te Haarlem, blijkt, dat zich onder de 400 Muider krijgsgevan-
genen 148 man van die garde bevonden, waarvan er 70 onder
het le regiment infanterie 1) dienst namen.
1) De drie destijds te Amsterdam opgerichte bataljons infanterie van he
MUIDEN. 439
Als een noodwendig gevolg van de actie vOOr en om Muiden,
kwam om 5 uur nam. een wagen met gekwetsten de Muider-
poort te Amsterdam binnen; z(56 althans melden de Rapporten
der wachten, aanwezig in de �Historische verzameling van de
schutterij van Amsterdam".
Muiden werd voorloopig bezet door 680 Kozakken onder den
majoor Elsenvangen.
Spoedig dienden nu maatregelen genomen te worden om in
de behoeften van zulk een ongewoon groot garnizoen te voor-
zien, er werden touwen langs de boomen aan de Vecht gespannen
om de paarden te kunnen vastzetten, levensmiddelen, haver, hooi
en stroo werden aangevoerd, benevens de noodige brandstoffen
waarmede de Kozakken groote bivakvuren onderhielden, om zich
tegen de nijpende koude te weren.
Toen de voorraden van het kleine stadje uitgeput raakten,
werd het noodige nit Amsterdam aangevoerd, een magazijn van
levensmiddelen opgericht onder het toezicht van den heer 1-161-
scher jr. terwij1 de overdekte kolfbaan ingeruimd werd om
aan de Russen, die nog altijd in de open lucht legerden, gele-
legenheid te geven althans binnenshuis te eten.
Ook verzekerde de adjunct zich van de hulp van Pieter 1-161-
scher, oud-magazijnmeester, en van Gerrit Verschuur, aannemer
van 's rijks werken. Vrijdag den 3en December werd de stad in
naam van den prins van Oranje plechtig in bezit genomen door
den luitenant-kolonel der nationale garde van Amsterdam M.
P. Brants, die op dien dag, vergezeld door den maire Saportas
te Muiden aankwam, op het raadhuis den voormaligen municipalen
raad ontbond, de nieuwe regeering installeerde en vervolgens
�na voorgaande klokkestag" van de pui van het stadhuis eene
publicatie afkondigde, �onder het gejuich der vergaderde menigte,
terwip een detachement van het garnizoen in de wapenen was".
In den nacht van 3 op 4 December kwamen weder 3 wagens
met gewonde Kozakken de Muiderpoort te Amsterdam binnen.'
5 December rukten, volgens de boven genoemde Rapporten der
staande leger werden aanvankelijk onder dien naam tot eene eenheid van
hooger orde samengevoegd. De naam verdween evenwel bij de definitieve
organisatie (besluit S. V. van 9 Jan. 1814, No. 1), volgens welke geen hooger
troepenverband werd ingevoerd dan het bataljon.
440 MUIDEN.
wachten, 114 vrijwilligers die zelfde poort uit naar Muiden. Waar-
schijnlijk is dit dezelfde afdeeling, waarvan in �Een verhaal uit
de geschiedenis van Neerland's herstelling in het jaar 1813"
melding wordt gemaakt ; daarin heet het nl., dat mreinige dagen
na de bezetting van Muiden het garnizoen aldaar vermeerderd
werd met 4 officieren en 114 onderofficieren en manschappen,
onder den kapitein S. Van Gennep.
Ook werden dien dag de Donsche kozakken vervangen door
een regiment Baskiers onder prins Gagarin. De bevelhebber
nam zijn intrek in het Hof van Holland, terwijl de ruiters zich
weder legerden aan de Vecht, doch later bivakkeerden achter
de wallen van het slot, teneinde het brandgevaar voor het stadje
te verminderen.
Den Ben December werd, met het oog op de belegering van
Naarden, het garnizoen versterkt door Hollandsche infanterie
en artillerie, om �alle avenuen te bezetten, magazijnen te be-
waken en desertion te voorkomen", terwijl drie dagen later de
staf en 4 compagnieen van het 4e bataljon schutterij eveneens
te Muiden werden gelegerd, tot een totale sterkte van 393 man,
onder bevel van den kapitein Talbot.
De majoor Kamps was inmiddels aangesteld als plaatselijke
commandant.
Daar de magazijnen te Amsterdam zeer slecht voorzien waren,
moest Talbot, toen hij 18 December door het le bataljon schut-
terij onder den kapitein Frijmersum, ter sterkte van 412 man,
werd afgelost, 300 ransels en kapotjassen aan de nieuwe bezet-
ting overgeven. Dit overgeven schijnt echter niet zoo gemakkelijk
te zijn gegaan ; vandaar de klacht van den kapitein Frijmersum 1),
dat de manschappen van het afgeloste bataljon de kapotten niet
wilden afstaan. Ook had hij scherpe patronen, noch vuursteenen.
Muiden kon genoeg manschappen onder dak brengen ; behalve
in de reeds genoemde kazernes, was er in het geheel leegstaande
slot ruimte voor 4 a 500 man, terwijl er tevens voldoende stal-
gelegenheid aanwezig was.
Daar echter al de slaapfournituren en het kookgerei den 30en
November door den kolonel Pfaffenrath mede naar Naarden
1) Ingekomen Brieven van de Historische Verzameling Schutterij Amsterdam
MUIDEN. 441
waren genomen, was men genoodzaakt de troepen bij de burgers
in te kwartieren, zoodat de meeste huizen 4 tot 6, enkelen zelfs 8 man in kwartier hadden
8 man in kwartier hadden
Op 18 December werd, op last van den commissaris-generaal
van het departement van de Zuiderzee, bekend gemaakt, dat
deze autoriteit vernomen had, hoe botboeren uit Huizen schapen
en andere mondbehoeften binnen Naarden brachten. Daar zulks
landverraad was, moest in de gemeenten in de omstreken van
die vesting afgekondigd worden �dat elk en een iegelijk die
zich aan het voormelde gedrag schuldig maakte als Landver-
rader gestraft zal worden".
Er was door de inkwartiering van Russen, Baskiers enz. zO6-
veel vreemd geld in omloop gekomen, dat de maire van Muiden
het noodig oordeelde den 22en December officieel de waarde vast, te stellen van den Friederich d'or, den Beierschen kroon, Pruis-
te stellen van den Friederich d'or, den Beierschen kroon, Pruis- sischen thaler, roebel, kreutzer enz.
sischen thaler, roebel, kreutzer enz.
Den 25en December verzamelde het 2e bataljon schutterij om
8 uur 's morgens op de Botermarkt te Amsterdam en marcheerde,
onder bevel van den luitenant-kolonel A. J. Schuit, ter sterkte
van 406 man naar Muiden.
Den vorigen dag had prins Gagarin met zijne Baskiers de
vesting verlaten. �Hebben zich zeer loffelijk gedragen", vermeldt het Muider archief.
het Muider archief.
Den 31en December kwam de order voor den luitenant-kolonel
Schuit, dat hij met zijn bataljon nog 8 dagen langer te Muiden
moest blijven, instede van, zooals gewoonlijk, na een week te
worden afgelost.
7 Januari 1814 werd door den maire eene aanschrijving ont-
vangen van den commissaris van het arrondissement Amsterdam,
dat de buskruitmolens vrij van inkwartiering moesten blijven,
om met spoed te kunnen werken.
Den volgenden dag verzamelde het 5e bataljon Amsterdamsche
schutterij om 9 uur 's morgens op de gewone verzamelplaats,
de Botermarkt, en rukte onder den luitenant-kolonel Norbar, ter
sterkte van 441 man, ter aflossing naar Muiden, waar men tegen
1 uur 's namiddags aankwam. Behalve het 5e bataljon ging ook
de le compagnie van het 4e bataljon mede naar de vesting.
Den 19en Januari, toen een uitval van de bezetting van
442 MUIDEN.
Naarden gevreesd werd, rukte de majoor Kamps met het gar-
nizoen van Muiden, waarbij zich ook dat van Weesp voegde,
naar Hakkelaarshek, doch keerde 's middags terug, zonder in
actie met den vijand te zijn geweest.
Den 22en werd het 2e bataljon weder op Muiden gedirigeerd,
thans ter sterkte van 381 man.
Er was nu zOOveel sneeuw gevallen, dat de wegen versperd
waren, en den 23en Januari een circulaire uit Amsterdam werd
ontvangen, waarbij gelast werd dat ieder zijn �hoefslag" schoon
moest maken.
Muiden had 1) thans eene bezetting, behalve de schutterij,
van 55 artilleristen en 53 man infanterie van het 13e bataljon
van linie, terwijl de wallen bewapend waren met 15 stukken
van 12 en 3 een houwitzer en twee Coehoornmortieren.
Van deze bezetting waren gedeelten geplaatst te Muiderberg,
onder den Zen luitenant Van den Hummel, bij Hakkelaarshek
en bij het Visschershuis, voor den zgn. Roo-molen.
Inmiddels moest het stadje ook bijdragen in de kosten van
de leverantie aan de geallieerde troepen; de omslag voor de
gemeente bedroeg f 780, welke echter niet konden worden
betaald. Wel blijkt uit een quitantie van den ontvanger Bicker,
dat 28 Februari f 630 voor de algemeene bewapening was op-
gebracht.
5 Februari kwam het 3e bataljon weder ter aflossing aan,
waarbij zich den 14en het 5e bataljon voegde. Het 3e werd den
19en door het le bataljon vervangen en van nu of aan bleven
beide afdeelingen, het 1e en 5e bataljon, te Muiden in garnizoen
tot de overgave van Naarden.
Het hoofdkwartier van den linkervleugel van het belegerings-
korps was thans aldaar gevestigd.
Den lien rukte een bataljon met een detachement artillerie
onder den majoor Kamps uit, om een uitval van de bezetting
van Naarden te keeren. Tot 7 uur des avonds hield het tirail-
leurvuur aan, de Franschen werden teruggedreven en met
slechts een gewonde keerden de troepen te Muiden terug.
Dat met lafaards niet werd gespot, blijkt uit eene aan-
1) Zie: �Het Vaandel" 4855-1856.
MUIDEN. 443
teekening, in de reeds meermalen genoemde Historische Ver-
zameling , waarbij de fungeerende plaats-majoor Finckensieper
namens officieren en minderen van de schutterij te Muiden
kennis geeft, dat Evert Gerritsen, remplacant van de le com-
pagnie van het 3e bataljon, die, uitgerukt met een detachement van Muiderberg, bij den uitval van de Franschen had willen
van Muiderberg, bij den uitval van de Franschen had willen
vluchten, gearresteerd was en nu onwaardig werd verklaard
verder lid van de bezetting van Muiden te zijn. Zijn knevels
werden afgeschoren en met een papier op de borst, waarop
�bloodaard", werd hem voor het front van den troep op de
wachtparade zijn vonnis aangezegd, waarna hij door een detache- ment met slaande trom buiten de poort werd gejaagd.
ment met slaande trom buiten de poort werd gejaagd.
Den 3e11 Maart werd een nieuwe uitval uit Naarden gekeerd
door den Zen luitenant der artillerie H. Kessels, die, de wacht hebbende aan Hakkelaarshek, den vijand met een veldstukje
hebbende aan Hakkelaarshek, den vijand met een veldstukje
terugj oeg.
Den 12en Maart werden eenige troepen uit Muiden naar de
kantonnementen Hilversum en Huizen gezonden 1).
Bij den uitval van � 400 Franschen uit Naarden op Muider-
berg op 11 April, schijnen de aldaar geposteerde 200 schutters van het le bataljon in de verwarring van het eerste oogenblik
van het le bataljon in de verwarring van het eerste oogenblik
gevlucht te zijn 2). Gelukkig snelde majoor Kamps met alle be- schikbare troepen uit Muiden te pulp en het gelukte hem den
schikbare troepen uit Muiden te pulp en het gelukte hem den
vijand, die reeds tot de kerk was doorgedrongen en de vlag
van den toren had genomen, weder terug te drijven.
Den 12en Mei, nadat de Franschen Naarden eindelijk verlaten
hadden, gaf majoor Kamps het bevel van Muiden over aan den
kapitein M. C. Lijna van de linie-infanterie en trok hij met 1 officier en 30 man van de Amsterdamsche schutterij naar de
officier en 30 man van de Amsterdamsche schutterij naar de
verlaten vesting tot het overnemen en bezetten van de posten
aldaar , den 13en eindelijk verlieten de overige troepen Muiden en eerst van dat oogenblik of keerde het zeer verarmde stadje
en eerst van dat oogenblik of keerde het zeer verarmde stadje
tot den gewonen toestand terug en kon het zich langzamerhand
herstellen van de schade, welke de oorlog aan zijne bevolking
had toegebracht.
1) Zie : �Historische verzameling" enz.
2) Zie: �Het Vaander.
Naarden
17 Nov. 1813-12 Mei 1814
DOOR
C. J. A. KRUIJT.
Den 24en November was generaal Kraijenhoff aangesteld tot
gouverneur van Amsterdam en omliggende forten en in de
laatste dagen van die maand achtte hij de te zijner beschikking
staande krachten sterk genoeg om Muiden en Weesp van de
Franschen te zuiveren. Eerst wanneer deze sterkten in zijne har- den waren kon hij met kans op goeden uitslag, zich tot Naarden
den waren kon hij met kans op goeden uitslag, zich tot Naarden
wenden. Zonder veel krachtsinspanning werden de Franschen
uit Muiden door de Russen verjaagd en Coen eenige dagen
daarna een parlementair, naar Naarden gezonden om de vesting
op te eischen, aan de uiterste barri�re afgewezen werd, was het
Kraijenhoff duidelijk geworden, dat de vijand van geen onder-
handelen wilde weten en dat nu in de eerste plaats eene inslui-
ting dier vesting noodzakelijk was, om de omliggende plaatsen
te vrij waren tegen strooperijen en geweld van de zijde der
Fransche bezetting.
Het vijfhonderdjarig stadje Naarden, dat in den loop der tijden vele malen het geweld van den oorlog had moeten ondergaari,
vele malen het geweld van den oorlog had moeten ondergaari,
beyond zich in het begin van de 19e eeuw in een toestand van
verval en armoede. In een verzoek van den burgemeester en
gemeenteraadsleden aan den Souvereinen vorst om schade-
vergoeding wegens de vele vernielingen, branden, enz. gedu-
rende het jongste beleg, vermeldt dit college o. m. dat de
schuld van de gemeente in 1814 gestegen is tot circa f 100.000,
voor dien tijd een vrij aanzienlijk bedrag op eene bevolking van niet veel meer dan 1800 zielen. (In 1807 bestond de bevolking
niet veel meer dan 1800 zielen. (In 1807 bestond de bevolking
uit 1875 zielen, waarvan � 33�/a armlastig.) Als een der hoofd-
..Eacvca,z,NAARDEN EN OMGEVING 1813-1814.
17 Nov. 1813-12 MEI 1814. 445
oorzaken van dien schuldenlast werd opgegeven, de menigvul-
dige vorderingen van de wapenkorpsen, het in orde brengen,
verbeteren en onderhouden van kazernes, hospitalen enz., aan-
koop van fournitures als anderszins, van of het jaar 1795.
In den loop van het jaar 1813 werd de maire C. De Wolf
vervangen door den heer W. Poele, die in het bestuur zijner
gemeente werd bijgestaan door den adjunct-maire Van Croogh
en door een municipalen raad bestaande uit de heeren Ruighout,
Dan, Coenders, Verkerk, Dielewijn, Bolten en Perk.
In het einde van November 1813 bestond het garnizoen van
Naarden uit verschillende korpsen, waarvan in het hierbij ge-
geven staatje een overzicht to vinden is.
Korpsen. Sterkte. Commandant en officieren.
4e batalj on 4e regiment strangers. -I- 300 Kolonel Falba en '15 officieren.
1 bataijon garde soldee. -I-- 400 Kolonel Pfaffenrath.
1 bataijon rationale garde. + 400 Kolonel Henry.
1e en 3e compagnie veteranen. -I- 135 Lt.-kolonel Blanchet en 2
officieren.
4e compagnie pionniers. 50 1 officier.
16e compagnie v/h 6e regt. art. � 80 Kapitein Bardinet en 2 officieren.
1 korps douanen. -I- 400 Lt.-kolonel Grandedier en 31
4 korps douanen. + Lt.-kolonel Devilier officieren
2 compagnie�n kustkanonniers. 1 ? Kapitein Kraaij.
Gendarmerie. 6
In Naarden voerde reeds geruimen tijd het bevel de generaal
Jaques baron Quetard de la Porte, om zijne militaire verdiensten
door Napoleon bevorderd tot commandeur van het Legioen van
eer. De maatregelen, door Kraijenhoff tegen. de vesting Naarden
genomen, hebben een moor afwerend dan aanvallend karakter
gedragen , vandaar dat Quetard de la Porte niet in de gelegen-
heid geweest is, veel militaire talenten of groote geestkracht �
zoo hij deze bezeten heeft � aan den dag to leggen, om zich
in zijne vests to handhaven. De vele uitvallen, die toch alle
volgens zijne bevelen zijn uitgevoerd, wijzen zeer zeker op een
werkzamen, offensieven geest en niemand kan hem den lof ont-
houden van to zijn geweest zeer verknocht aan zijn Keizer en
446 NAARDEN.
standvastig in het bewaren van de hem toevertrouwde sterkte.
Als onder-commandant van de vesting heeft de kolonel van
de genie Daulle eene voorname rol gespeeld , de kapitein der
genie Lobry was aan hem toegevoegd. Kolonel Fromond was
belast met het bevel over de artillerie.
De vorm van de vesting was ongeveer elliptisch. Hare grachten
en muren werden door zes bastions bestreken. De poorten, ten
getale van twee, waren gelegen : een aan de zijde van Amsterdam
(Amsterdainsche poort) en de andere aan de zijde van Utrecht
(Utrechtsche poort). Op de bastions bevonden zich gewapende
batterijen met geschut van verschillend soort en kaliber, tot
een totaal van 150 stukken. Onder en tegen de wallen waren
ingericht : een hospitaal voor 100 a 150 zieken, en verschillende
kazematten tot het onder dak brengen van een deel der bezet-
ting. Op den toren van de Gereformeerde kerk was een seinpost
opgesteld, onder den toren beyond zich de provoost voor het
garnizoen. Het koor en de beide kruiseinden waren ingericht
tot magazijnen , het andere deel van de kerk had zijne oorspron-
kelijke bestemming behouden , regelmatig werd de dienst daarin
verricht door den predikant Wiegman. De hoofdwacht beyond
zich in het stadhuis , de kamers daarvan waren ingericht tot
wachtlokalen, de kelder werd voor arrestantenhok gebezigd.
De stadswaag � bekend door den moord in 1572 � werd in
1813 gebezigd als verbruiksmagazijn, het weeshuis en de manege
deden dienst als kazernes 1), evenals de huizen, Welke door de
burgers uit vrees voor bombardement verlaten waren. Het
diaconiehuis werd ingericht tot ziekenverblijf; tijdens het born-
bardement werden de zieken ondergebracht in het hiervoren
genoemde hospitaal onder den wal.
Onder de poorten was voor den commandant en de hoofd-
officieren bomvrij logies ingericht. Dit logies werd betrokken,
zoodra de vesting beschoten werd. De Fransche kerk werd tijdens
het beleg gebruikt tot bewaarplaats van de gevangenen, die van
tijd tot tijd binnen de vesting werden gebracht.
1) Bovendien waren bij de wallen kazematten gebouwd, tot logies voor
een deel van het garnizoen. Zie de reproductie naar de teekening van P. G.
Van Os, voorstellende: �de Kazematten to Naarden".
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 447
Van de woonhuizen, die doorloopend genummerd waren van
1 tot en met 483, waren er 139 verlaten.
Den 29en November gelastte de vestingcommandant aan den
maire eene telling te houden van de inwoners, met opgave, voor
ieder thonderlijk, van den tijd gedurende welken zij nit
eigen voorraden in hunne behoeften konden voorzien. Uit dit
onderzoek bleek, dat slechts 72 gezinnen voor 6 maanden van
vivres waren voorzien; de overige 292 gezinnen beschikten over
weinig of niets. In de vesting beyond zich een hoeveelheid
proviari I berekend voor 1000 man gedurende 90 dagen. Vee-
voeder was er voldoende aanwezig ; bovendien werd de voorraad
aangevuld door fourageering in de buitenplaatsen en boerderijen
in den omtrek.
Reeds in de laatste dagen van November waren afdeelingen
Kozakken in het Gooiland verspreid doch deze troepen konden
door verschillende omstandigheden niet afdoende zorgdragen
voor de veiligheid van Naarden's omgeving. Hun verblijf was
ook slechts van tijdelijken acrd. Toen in het begin van December
de Russische generaal zijn voornemen had te kennen gegeven
de Kozakken in de omgeving van Amsterdam samen te trekken
en zuidwaarts te doen marcheeren, gaf de Souvereine Vorst be-
vel, dat zooveel manschappen als maar doenlijk zou zijn uit de
binnen Amsterdam georganiseerde vrijwilligers zouden vereenigd
worden, om met de disponibele manschappen van de zeemacht
de vesting Naarden te blokkeeren, en het bevel over het blok-
kade-korps op te dragen aan een actief en intelligent kolonel.
Daar in dien tijd van eene geregelde insluiting van Naarden
door voetvolk nog geen sprake kon zijn, konden de Kozakken
moeielijk gemist worden, waarom generaal Kraijenhoff dringend
worst Gagarin, een der commandanten van de Kozakkenkorpsen,
verzocht nog eenige dagen voor Naarden te blijven. Dit verzoek
werd ingewilligd, waaraan intusschen het nadeel verbonden was,
dat die Russische hulptroepen veel kostten aan de gemeenten,
waar zij gehuisvest waren, zoodat deze al spoedig uitgeput raakten.
In Amsterdam werden nu zoo spoedig mogelijk troepen geor-
1) Zie de reproductie naar eene penteekening ,,Kozakkenpost voor Naarden"
van P. G. Van Os.
448 NAARDEN.
ganiseerd en marschvaardig gemaakt om de taak der Kozakken
meer afdoende over te nemen.
Den lien December vertrok van daar een detachement
van 350 man, getrokken uit de 7 compagnieen van het nieuw
opgerichte le bataljon infanterie van lithe, onder luitenant-kolo-
nel W. Griinebosch, benevens 30 man behoord hebbende tot de
cavalerie der voormalige garde soldee, onder ritmeester Von Stae-
del, een compagnie artillerie en eindelijk een cohorte (bataljon)
en een compagnie van de Amsterdamsche nationale garde.
Commandant van dit detachement was kolonel Van den Bosch,
aide-de-camp van generaal Kraijenhoff. De kapt.-ingenieur Van
der Wyck was aan den detachements-commandant toegevoegd.
Toen Kraijenhoff tot gouverneur was benoemd, vond hij in
Amsterdam niet veel meer dan de nationale garde, bestaande
uit 4 bataljons, ieder van 4 compagnieen, ter gezamenlijke sterkte
van 2100 hoofden. Een vijfde bataljon werd geheel uit vrijwilligers samengesteld. Ofschoon den 26en December de nationale garde
samengesteld. Ofschoon den 26en December de nationale garde
ontbonden werd, bleven � met het oog op de insluiting van
Naarden � de Amsterdamsche bataljons onder de wapenen.
Het aantal manschappen van die garde, die gedurende het beleg
vOOr Naarden hebben dienst gedaan, bedraagt 901. De bataljons
werden in het begin om de veertien dagen afgelost, later had
die aflossing niet meer plaats.
Voorts heeft een te Amsterdam opgericht detachement burger-
artillerie onder bevel van luitenant-kolonel A. Schippers, sterk
4 officieren en 50 minderen, een werkzaam aandeel aan het
beleg genomen.
De kleeding liet in den aanvang veel te wenschen over, er
was groot gebrek aan kapotjassen, een germs, dat zich bij
de heerschende koude ontzettend deed gevoelen en groote onte-
vredenheid veroorzaakte. Eerst tegen het einde van Januari
waren de manschappen allen van dit kleedingstuk voorzien. Ook
de betaling der soldijen ondervond in den beginne veel vertra-
ging, zoo bijv. was aan het 2e bataljon, toen het reeds tweemaal
veertien dagen op voorposten gelegen en gevochten had, nog
geen penning uitbetaald.
Van den schout bij nacht Verdooren kreeg Kraijenhoff de be-
schikking over eenig scheepsgeschut, 600 geweren en 150 sabels.
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 449
Het bovenvermelde detachement marcheerde den lien December
naar Weesp, en den volgenden dag naar 's-Graveland, alwaar
kolonel Van den Bosch voorloopig zijn hoofdkwartier vestigde.
Indeelingsoverzicht van het detachement.
Staf.
Commandant : kolonel J. Van den Bosch.
Aide-de-camp : kapitein F. Beckman.
Kapitein-ingenieur : F. J. Th. Van der Wijck.
Chir.-maj. : Beneker, met 4 sous-aides chirurgyns.
Commissaris van oorlog : de heer Ten Bosch.
Infanterie (350 man) : Cavalerie (50 man)
1 bataljon infie van linie. voormalige garde sold6e.
Commandant : luit.-kol. W. Grii-Commandant : ritmeester
nebosch (13 Febr. vervangen Von Staedel.
door luit.-kol. R. Bruce).
Artillerie :
1 compagnie.
2 veldstukken t 3 iti.
18 onderoff. en manschappen.
Te 's-Graveland, waar het detachement vroegtijdig was aan-
gekomen, stelde kolonel Van den Bosch zich in verbinding
met den kolonel der Kozakken, Baranofski, en nam de voorloopige
beschikkingen tot het blokkeeren van Naarden en tot beveiliging
der omgelegen dorpen. Na eene verkenning, werden de verschil-
lende te bezetten punten bepaald en de sterkte der daarvoor
aan te wijzen afdeelingen. Dienzelfden dag bleef het geheele
detachement te 's-Graveland, alwaar het ook nachtverblijf hield
om den volgenden dag, 13 December, de verschillende posten te
betrekken. Ten gevolge van de terreinverkenning bepaalde kolonel
Van den Bosch dat de volgende punten bezet zouden worden :
1. Bussum met 120 man infanterie en 100 Kozakken.
2. Buitenplaats Craaylo met 100 man infanterie en 100
Kozakken.
3. Oud-Naarden met 80 man infie en de Pruisische Uhlanen,
die te Huizen gelegerd waren.
Het onderling verband tusschen deze posten werd bewerk-
Gedenkboek. II. 29
450 NAARDEN.
stelligd door tusschenposten, geplaatst o.a. te Oud-Bussum,
Leeuwenberg enz. Deze tusschenposten werden uitgezet van de
posten te Bussum, Craaylo en Oud-Naarden.
De reserve was opgesteld te 's-Graveland, waarop desnoods
alle posten zich moesten terugtrekken. In laatstgenoemde plaats
vestigde kolonel Van den Bosch zijn hoofdkwartier.
De bataljons nat. garde, in reserve te Amsterdam, werden
marschvaardig gehouden om zoo noodig te hulp te kunnen snel-
len. Dit gebeurde o.a. den 14en Februari bij een uitval van de
Naardensche bezetting in de richting van Muiden, toen een
bataljon nat. garde tot versterking naar Muiden uitrukte.
Tusschen de vesting Naarden en 's-Graveland lag aan de
Karnemelksloot een retranchement, dat nog door de Franschen
bezet was. Tot nauwere insluiting van de bezetting en tot meer-
dere beveiliging van de hoofdrnacht te 's-Graveland, was het
noodzakelijk meester te zijn van dit punt. Daarom rukte dan
ook kolonel Van den Bosch reeds den 14en December 's mor-
gens om 6 uur uit, aan het hoofd van 180 man om het retran-
chement te nemen. Dit ging zonder slag of stoot, daar de vijand,
zeer gering in getalsterkte, het reeds verlaten had. Niet in staat
zijnde, het retranchement eene voldoende bezetting te geven, was
kolonel Van den Bosch evenwel genoodzaakt het 's avonds weder
te verlaten.
Daar door de geringe getalstrekte van het observatiekorps
eene afdoende insluiting van Naarden niet te verkrijgen was,
zond generaal Kraijenhoff den 17en December eene versterking
van 250 man van het 2e en 3e bataijon van linie te Amster-
dam ; terwij1 het korps landstorm, in het begin van December
opgericht uit de bewoners van Naarden's omstreken, iederen dag
in getalsterkte toenam, zoodat in het eind van die maand 1200
man, hoewel gebrekkig uitgerust en bewapend (gedeeltelijk met
pieken en sabels) in staat waren, de geregelde troepen eenigen
steun te verleenen 1).
Den 22en December meldde Kraijenhoff aan den comm. gen.
1) Zie de illustratie �de Landstorm van 's Graveland, kanton Loosdrecht, op den 19en Januari 1814 voor Naarden" naar eene penteekening van P. G.
op den 19en Januari 1814 voor Naarden" naar eene penteekening van P. G.
Van Os.
z 0
O o-,3
1� v 0 1,-.)
Z
Z .g
< -tr al <
a4 ... 2.J.
z 15
62 a F.
z<>- x
cd
< 0 i
w Z z
> <t 2 e
< , w 0.
c4N4 .
...
0 I wiu -7
m
1�
...
Z -t"
Lu 5
Z ZLu �- vi
<OZO
> LU
a. LU Z
�E 0 C4 <
CL < >
<
0 1- d
" Z
I
lEn 0 4 a:
O
LU wi�
Z cC Z
<C 0 c4 o-1 c!
U Z
W 0 < <
0 �1 Z Z
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 451
van oorlog dat het korps vrijwillige scherpschutters, hetwelk hij
te Amsterdam had doen oprichten, reeds tot 150 man aange-'
groeid was en zich in de nabijheid van de vesting beyond. Com-
mandant van dit korps was kapitein Rooseboom, ingedeelde
officieren : luitenants Liedermooy, Booz en Nagel. Twee dagen
later kwam, ter vervanging van de Kozakken, een veldeskadron,
105 hoofden sterk, van het regiment dragonders, onder bevel
van den majoor D. R. Bisdom, uit 's-Gravenhage voor Naar-
den aan.
In het laatst van December werd ook zorg gedragen voor
vermeerdering van den artillerie-voorraad, door toezending van
zeven kanonnen en twee houwitsers. Den 15en Januari 1814 werden
nog daaraan toegevoegd vier kanonnen a 6 it, onder bevel van
den kapitein Straube, welke vuurmonden te 's-Graveland in
reserve werden gehouden.
De aangekomen versterkingen noopten kolonel Van den
Bosch wijzigingen aan te brengen in de opstellingspunten en
de bezettingen daarvan. Op 1 Januari waren opgesteld als hoofd-
voorpost te Bussum 300 man infanterie, 35 man cavalerie en
2 stukken , ter wij1 rechts van den weg naar Naarden, bij den
uitgang van Bussum een batterij was aangelegd en bewapend
met 2 kanonnen van 6 P. Te Oud-Naarden waren 30 man
infanterie gelegerd, met een ruggesteun van 100 infanteristen
te Huizen. In Laren was eene bezetting van 100 man infanterie,
terwijl 's-Graveland gehandhaafd bleef als standplaats der reserve,
bestaande uit 400 man infanterie, 150 man cavalerie en 100
artilleristen.
De hoofdvoorpost Bussum werd naar 's vijands zijde gedekt
door eene linie van voorposten van of de Karnemelksloot tot
aan de Zuiderzee bij Oud-Naarden. Iedere voorpost had eene
sterkte van ongeveer 30 man. Verder was op den Leeuwenberg
een uitkijkpost van eenige boeren te paard geplaatst, om de
verrichtingen van den vijand tijdig te kunnen waarnemen en
berichten.
Bij het polderhuis van Ankeveen, bij de ophaalbrug van de
Gooische heide, stonden 20 man landstorm, om den vijand
te signaleeren, wanneer deze langs de Karnemelksloot op Anke-
veen en 's-Graveland zou aanmarcheeren. De vesting Muiden had
452 NAARDEN.
ter beveiliging voorposten in de richting van Naarden vooruit-
geschoven to Muiderberg en aan het Hakkelaarshek.
De sterkte van het observatiekorps � schutterij en landstorm
niet medegerekend � kan bij het begin van 1814 gesteld wor-
den ongeveer op 1000 man infanterie, 200 man cavalerie en
100 man artillerie tot de bediening van 4 kanonnen a 6 ik, 2
kanonnen a 3 te, 3 ijzeren kanonnen a 2 e en 2 houwitsers
van 71 duim.
Het jaargetijde list niet toe, de afdeelingen, die om Naarden
lagen, to laten bivakkeeren. Zij werden daarom bij de inwoners
ingekwartierd, hetgeen dikwijls groote moeilijkheden opleverde.
In Bussum, dat in dien tijd uit een vijftigtal huizen bestond
(waaronder 30 dagloonershuizen) moesten ongeveer 350 man
onder dak gebracht worden. Neemt men hierbij in aanmerking
dat dit dorpje in November en December 1813 door vele inkwar-
tieringen zoo goed als uitgeput was, dan behoeft het geen betoog, dat dit onder dak brengen met voeding vele bezwaren met zich
dat dit onder dak brengen met voeding vele bezwaren met zich
bracht, ook omdat die afdeelingen op voorposten niet ver uit
elkander konden gelegerd worden, daar zij, met het oog op uit-
vallen des vijands, verzameld en strijdvaardig moesten blijven.
Aanvankelijk had men bij de legering van de troepen to
's-Graveland eene ruimere kantonneering toegepast, doch de
groote bezwaren van het verspreid liggen der troepen listen
zich al spoedig gevoelen, waarom dan ook den nen December
de kapitein-ingenieur Van der Wijck een aanvang maakte met
het bouwen van twee barakken van riet, ieder bestemd voor
300 man. Twee en drie weken na het begin der werkzaamheden
zijn die barakken door de troepen betrokken.
Acht dagen na aankomst van het observatiekorps to 's-Grave-
land werd met de werkzaamheden der genie aangevangen. Deze
bestonden in het maken van coupures in de wegen en het
aanleggen van verhakkingen, batterijen en epaulementen. Van
21 December 1813 tot 10 Januari 1814 werd er regelmatig
gewerkt door ploegen arbeiders, ter sterkte van 30-150 man ;
er werden in dien tijd 61 coupures gemaakt met 15 verhakkin-
gen. Na den 10en Januari moest de arbeid gestaakt worden,
omdat de grond, door de felle vorst, to hard geworden was. De
Karnemelksloot werd uitgeijsd en door middel van een trekschuit
C (77
I >
>
rn Z
v)
FO 0 Z 0
7.: M
I
tv > a
rn
0 Z
0 >
IA
-a Z rn Z
rn
> p
P > 3
7:1 rn
--1 r
> rn rn 7q
Z rn Z V)
Z r
0 -a 0
rn �> 0
5 3 H
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 453
opengehouden 1). Den 20en en 21en Januari viel er geweldig veel
sneeuw een der dragonders viel met zijn paard tot de keel toe
in de sneeuw en werd eerst na 3 uur schreeuwens uit zijne
netelige positie verlost. Tot het verzekeren van een behoorlijken
voorpostendienst had de genie handen vol werk om het terrein
eenigszins begaanbaar te makers en te houden.
In het Spiegel werd tot betere gemeenschap een voetpad aange-
legd en in Maart werden batterijen voor zwaar geschut opge-
worpen in de redoute aan de oostzijde van de Karnemelksloot.
De redoute zelf werd in beteren staat van verdediging gebracht
door verzwaring van de borstwering en het sluiten van de keel.
Den 13en Maart waren de batterijen voor Bussum en achter
Berghuis gereed. De officieren, met de tenuitvoerlegging van
die werken belast, waren : de kapitein-ingenieur Van der Wijck
en de luitenants Baud, Backer Seest en Vaillant.
Om de gemeenschap van Naarden met de dorpen in den
omtrek te beletten (er werd een levendige handel gedreven)
werd, tot het houden van eene goede politie in de omgeving der
vesting, aangesteld de vrederechter van Muiden, de heer Trotz,
aan wien, om hem volledig in staat te stellen zijn opdracht naar
behooren nit te voeren, alle macht werd verleend, als bij de
politie-wetten was voorgeschreven. Aan alle autoriteiten werd
voorts gelast den heer Trotz in zijne opgemelde qualiteit, des
gerequireerd, de sterke hand te verleenen en alle politiebeamb-
ten, veld- en boschwachters werden gelast hem in zijne functie te
gehoorzamen en te respecteeren.
De keuze voor deze belangrijke betrekking was op den beer
Trotz gevallen, omdat hij bekend stond als een zeer actief man,
die in zijne betrekking als vrederechter goed op de hoogte was
van politiezaken en bekend met de inwoners van Naarden en
omgeving. Hij kende bovendien gedurende twee jaren den vesting-
commandant Quetard de la Porte, die volgens hem koningsgezind
was, waarvoor hij als bewijs aanhaalt dat de familie La Porte
geattacheerd was geweest aan het huis des konings van Frankrijk
en de generaal zelf als jongeling gediend had in het korps gens
1) Zie de reproductien naar de schilderij �Het Doorijzen der Karnemelk-
sloot bij Naarden, in Januari 1814", van Pieter Van Os.
454 NAARDEN.
du roi van Lodewijk XVI. Trotz begreep dan ook niet, waarom
Quetard de la Porte zoo hardnekkig weigerde te capituleeren. De
kolonels Daulle en Falba noemde hij ware chefs de brigands. De gere- gelde politiedienst, door Trotz georganiseerd en ten uitvoer gelegd,
gelde politiedienst, door Trotz georganiseerd en ten uitvoer gelegd, heeft alle verkeer tusschen Naarden en omgeving doen ophouden.
heeft alle verkeer tusschen Naarden en omgeving doen ophouden.
Van 8 December 1813 tot 15 Maart 1814 zijn er door de
bezetting van Naarden 26 uitvallen gedaan, welke hoofdzakelijk
ten doel hadden mondvoorraden, veevoeder en brandhout binnen
de vesting te brengen ; ernstige pogingen om den belegeraars
of break te doen werden niet in het werk gesteld. De uitvallen
in het begin van December beoogden tevens het opruimen van
het voorterrein ; daartoe rukte slechts de compagnie pionniers
uit, dock daar deze al spoedig door de belegeraars ernstig in
hun werk belemmerd werden, kreeg die compagnie op hare
tochten dekkingen mede van eene sterkte van 150-500 man.
De boerderijen, landhuizen en buitenplaatsen in de onmiddellijke
omgeving van Naarden werden achtereenvolgens verwoest. Het
buitengoed Zandbergen, de kweekerij Kweeklust, de buitenplaat-
sen Berghuis, Craaylo en Kommerrust werden verbrand en de
staan gebleven muren omvergehaald. Het retranchement aan de
Karnemelksloot, dat door de Franschen verlaten en door de bele-
geraars bezet was, moest vijfmaal een ernstigen aanval doorstaan
van de Franschen, die op het bezit van dit werk grooten prijs
stelden. Door een behoorlijk ingerichten voorposten- en kondschaps- dienst, was het den belegeraars in bijna alle gevallen mogelijk,
dienst, was het den belegeraars in bijna alle gevallen mogelijk,
om den uitvallenden afdeelingen een tijdig halt toe te roepen.
Wat was er intusschen in Naarden gebeurd ? Op denzelfden
dag, dat het driemanschap te 's-Gravenhage den stap deed, die
ons vaderland weder onafhankelijk zou makers, verklaarde de
generaal Quetard de la Porte Naarden in staat van beleg. Aan
den maire werd het volgende besluit gezonden, met last de
grootst mogelijke publiciteit er aan te geven.
Naarden le 17 Novembre 1813.
Le general baron Quetard de la Porte, l'un des commandants
de la legion d'honneur, commandant d'armes de la place de
Naarden et arrondissement, arrete ce qui suit :
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 455
Art. ler. La ville de Naarden est declar�e en kat de siege.
Art. 2. Toute intelligence avec l'ennemi et avec les revolt&
sont prohib�es sous les peines port�es par le code penal mili-
taire francais. Les coupables seront traduits devant un tribunal
militaire.
Art. 3. Toute offense, provocation on voye de fait d'un habi-
tant contre un militaire sera jug& d'apres les memes lois par
le meme tribunal.
Art. 4. Toute offense, provocation ou voye de fait d'un mili-
taire contre un habitant sera puni de meme.
Art. 5. Les autorites civiles continueront d'�tre respectees dans
leurs fonctions. Tout individu qui leur manquera d'egards et
de respect me sera amen� pour par moi etre statue ce qu'il
appartiendra.
Art. 6. La desertion, etant un crime, surtout dans un kat
de siege, tout militaire qui s'en rendra coupable sera jug� sui-
vant toute la rigueur des lois. L'habitant qui la prot�gera sera
jug& de meme. Tout chef de complot pour la desertion sera puni
de mort. Tout d�serteur qui emportera ses armes ou celles de
ses camerades sera puni de mort.
Art. 7. Le present arrete sera public et affich� dans la place,
mis a l'ordre du jour de la garnison et les trois jours de suite
a la tete de chaque compagnie.
Le general commandant d' armes,
le baron QTJETARD DE LA PORTE.
Politic- en andere maatregelen. Onmiddellijk na de in staat
van beleg verklaring van Naarden nam de vestingcommandant
maatregelen om de ongewenschte elernenten uit de vesting te
verwijderen. Den maire werd gelast alle vreenidelingen en de
door de politic gesignaleerden ten spoedigste te doen vertrekken,
met de bepaling dat zij hunne bezittingen mochten medenemen,
behalve matrassen, bedbenoodigdheden en vleeschketels. Tevens
werden alle vrouwen en kinderen van militairen naar Utrecht
gezonden.
De generaal ging nog verder, door te gelasten, dat zij, die
niet voor 6 maanden van levensmiddelen waren voorzien, even-
eens de stad moesten verlaten , de datum van vertrek zou later
456 NAARDEN.
opgegeven worden. Met alle gestrengheid moest aan die order
uitvoering gegeven worden. Verder werd aan de poortwachten
het consigne verstrekt, dat alle burgers, die de stad verlieten,
niet meer mochten worden ingelaten. Al deze besluiten werden
op verschillende plaatsen in de stad aangeplakt.
Den len December kregen de schildwachten bevel om op alle
zich op de wallen vertoonende burgers te vuren, daar de generaal
de aldaar aanwezige niet-militairen verdacht van slechte bedoelin-
gen. Dienzelfden dag werd bekend gemaakt dat alle burgers 's avonds om 7 uur in hunne huizen moesten zijn. Zij die na dit uur op
om 7 uur in hunne huizen moesten zijn. Zij die na dit uur op
straat aangetroffen zouden warden, moesten naar een daartoe
bestemd lokaal gebracht worden. De caf�'s en herbergen moesten
met de taptoe ontruimd en gesloten worden. Den Zen December
werd eene opgave gevraagd van alle personen die wenschten te
vertrekken. Zij die dit verlangden, moesten binnen drie dagen
de stad verlaten.
Eenige dagen daarna, 4 Dec., werd den burgers aangezegd
alle communicatie naar buiten te doen ophanden , dit verbod
werd gegeven naar aanleiding van brieven, die bij de poorten
waren gevonden.
Den 1 en December werd den maire aangezegd, zorg te dragen
dat den volgenden dag, ter gelegenheid van den verjaardag van
de kroning des keizers, in alle kerken bidstond zou gehouden
worden, dat de driekleurige vlaggen van alle openbare gebouwen
zouden waaien, dat 's avonds de stad geillumineerd zou zijn
met zulk een luister als de middelen het zouden toelaten.
Dienzelfden avond werden op batterij No. 6 met 3 lange
zesponders vreugdeschoten gelost en op de Utrechtsche poort
werd muziek gemaakt. Bij het aanbreken van den volgenden
dag werden op nieuw vreugdeschoten afgegeven en om 11 uur
ging de generaal vergezeld van zijn staf met een detachement
van 100 man, nit de verschillende corpsen getrokken, naar de
R. C. Kerk om het Te Deum te zingen. Er wierd dien dag druk
�Vive l'Empereur" geroepen. Door den hevigen wind mislukte
's avonds de illuminatie.
Daar voortdurend aan de werken in de vesting gearbeid
werd, ontving de maire den ben December de lastgeving, om
maandelijks 5000 francs of te dragen aan den ondernemer van
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 457
die werkzaamheden. De belasting daartoe de burgerij opgelegd
moest � zoo stond in de lastgeving vermeld � het zwaarst
drukken op hen, die het meest van de aanwezigheid van het
garnizoen voordeel trokken, te weten de leveranciers van eet-
en drinkwaren.
De maire liet, om aan dien last te voldoen, de voornaamste
inwoners op het stadhuis bijeenkomen, ten einde maatregelen
te beramen, die tot het doel konden leiden. Uit het midden
der notabelen werd eene commissie benoemd, bestaande uit de
HIT. J. P. Thierens, Coenders, Craanen en Van der Stok, om
deze zaak te regelen. Deze heeren kwamen overeen, twee lijsten op
te maken, de eerste vermeldende de namen der burgers en hun
bij te dragen deel, en de tweede aangevende de names. van win-
keliers van eet- en drinkwaren, welke hooger aangeslagen wer-
den dan die van de le categorie. Ten slotte zou het nog ont-
brekende bedrag uit de gemeentekas bijgepast worden.
In het begin van Januari was de vorst zoo fel ingevallen,
dat den 10en van die maand de grachten van de vesting met
dik ijs bedekt waren, waardoor de stormvrijheid zeer verminderd
was. Om het gevaar van overrompeld te worden of te wenden,
besloot de generaal met behulp van de inwoners de grachten
ijsvrij te maken en te houden. Alle burgers van 18 tot 60 jaar
werden ter beschikking van den kolonel der genie gesteld om
mede te werken aan het uitijzen van de grachten. Aan het ge-
meentehuis moesten iederen morgen om 8 uur 50 door den
maire bij toerbeurt aan te wijzen burgers present zijn, die geza-
menlijk naar het magazijn der genie geleid werden om daar de
werktuigen tot het uitijzen benoodigd, te ontvangen. Dan gingen
zij met de werklieden der genie naar de grachten. 25 pompiers
werden eveneens dagelijks beschikbaar gesteld om van 7-10
voorm. en 2-5 nam. met de brandspuit de borstweringen te
begieten.
Maatregelen tot verlichting van de stad. Den 18en November
vaardigde de vestingcommandant een order uit, waarin de maire
gelast werd zorg te dragen dat gedurende den nacht de straten
verlicht waren en dat zijne gemeentenaren na 10 uur 's avonds
niet zonder lantaarn op straat zouden zijn.
Toen later in de laatste helft van Januari 1814 de stad vrij
458 NAARDEN.
regelmatig beschoten werd, gaf de generaal het strenge bevel
dat in de bovenverdiepingen der huizen geen licht mocht bran-
den, omdat zulk licht een mikpunt voor de vijandelijke artillerie zou kunnen opleveren. Allen ronde-officieren, schildwachten en
zou kunnen opleveren. Allen ronde-officieren, schildwachten en
brandwachten werd opgedragen ten strengste voor de naleving
van dit bevel zorg te dragen. Toch schijnt niet altijd aan die
order gehoorzaamd te zijn geworden, daar in het begin van
Maart opnieuw door den generaal aan den maire geschreven
werd, dat nu allen schildwachten en rondes de last verstrekt
was om vuur te geven op alle verlichte vensters van boven-
verdiepingen.
Maatregelen van hygiene. De eerste maanden van het beleg werd
voor de reinheid in de vesting weinig zorg gedragen, zoodat dan
ook in Februari de toestand onhoudbaar werd. Daar evenwel de
winter zeer streng was en het voortdurend bleef vriezen, kon Coen nog niet met voldoende kracht aan de opruiming van het vuil
nog niet met voldoende kracht aan de opruiming van het vuil
begonnen worden. De generaal gelastte den 2en Februari dat,
bij het invallen van de dooi, alle straten en pleinen gereinigd
moesten worden. Den inwoners werd aangezegd hunne huizen
van binnen schoon te maken en voor de reinheid der privaten
zorg te dragen. Vooral de hoopen afval bij de slagerijen en de
misthoopen bij de landbouwers moesten ten spoedigste buiten
de vesting worden gebracht. Transportmiddelen worden beschik-
baar gesteld, om al het vuil weg te voeren.
Maatregelen tegen brand. Reeds den 20en November vroeg de
vestingcommandant aan den maire eene opgave van werklieden,
die dienst konden doen als brandweerlieden en tevens om de
bestaande brandspuitorganisatie te stellen onder de bevelen
van den kolonel der genie. TTit deze mannen werd eene com-
pagnie pompiers geforineerd. Toen den 19en Januari de eerste
granaten binnen de vesting vielen, werd den pompiers aange-
zegd, dat zij in geval van beschieting zich moesten verzamelen
bij het stadhuis en zich daar ter beschikking stellen van den
commandant der genie. Den ,maire werd gelast in het stadhuis
een brandwacht te plaatsen en tijdens een bombardement pa-
trouilles van spuitgasten door de stad te doen loopen om on-
middellijk bij uitbreken van brand alle middelen tot blussching
in het werk te kunnen stellen.
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 459
Zooals reeds gemeld, waren vele burgers, die niet voor 6
maanden van levensmiddelen waren voorzien, den 11en Dec. de stad
uitgezet. Den 3en Januari vroeg de generaal opnieuw eene opgave
van de bewoners, die niet voor 5 maanden van levensmiddelen
voorzien waren, met de bepaling dat zij, wier namen op de lijst
geplaatst waren, binnen 8 dagen moesten vertrekken. Alzoo had in
dien tijd een tweede uittocht plaats. Toen het bombardement
� waarover later meer � begon, sloeg velen bewoners de
schrik om het hart en vroegen zij toestemming om de stad te
mogen verlaten. De generaal wilde dit wel toestaan, onder
voorwaarde evenwel, dat zij, die zulks verlangden, eerst hunne
achterstallige belasting betaalden en tevens de belasting van het
eerste halfjaar van 1814, welke vooruit te betalen belasting be-
paald zou worden volgens de cohieren van 1813. Slechts enkelen
tastten in de beurs en ontliepen zoodoende het gevaar van
beschieting.
Den 18en Maart werd nog eens eene opgave gevraagd van de
namen van hen, die niet voor 5 maanden geapproviandeerd waren,
met de strenge order aan den maire, die lieden de stad te doen
verlaten.
Den 31e1 Maart werd den gemeenteraad met den maire en
den griffier verzocht, dien dag, vergezeld van vier notabelen,
bij den generaal te komen, om kennis te namen van mededeelingen
in het belang van de bevolking. Zeven leden van den raad
waren met den maire en den griffier op het bepaalde uur ver-
schenen, benevens van de notabelen de heeren Craanen, J. P. Thie-
rens, Van Croogh en A. J. Thierens. De generaal had zijn geheelen
staf om zich verzameld, en deelde aan de bezoekers mede dat
uit een gehouden onderzoek gebleken was, dat de in de vesting
aanwezige provision niet toereikend waren voor de bevolking,
waarom den maire en notabelen dus gelast werd, de ingezetenen
aan te wijzen, die geen proviand genoeg hadden, ten einde hen de
stad te doen uitzetten. De maire antwoordde hierop al het zijne
gedaan te hebben om de behoeftigen te animeeren de stad te
verlaten, doch dat het hem onmogelijk was zijne ingezetenen,
die volgens aanschrijving van 29 Nov. 1813 geproviandeerd
moesten zijn voor 6 maanden, en van wie men, onder allerlei
voorwendselen, hun overschot van aardappelen enz. had afge-
460 NA ARDEN.
kocht, nu in dank voor hunne bereidwilligheid de stad nit te
zetten. Met kracht van redenen werd die weigering door den
beer Craanen ondersteund, terwiejl deze er nog bijvoegde dat
indien men de ingezetenen hun proviand liet behouden, de
aanwezige heeren zorg zouden dragen voor het onderhoud der
behoeftigen. Op de reflection van de kolonels Daulle en Fromond
dat de generaal het recht van souvereiniteit had, dus ook om
ieder naar zijn believen de stad te doen uitzetten, antwoordde
de heer Craanen dat men dan den maire, den raad of de notabelen
niet van doen had en aan de willekeur alsdan gehoorzaamd zou
worden. Eenige discussie volgde toen over de juistheid van den
staat van provision en het gevolg hiervan was, dat door den
generaal bepaald werd, dat den ten April a.s. eene nadere
telling zou gehouden worden en hij daartoe 12 officieren van bet
garnizoen zou benoemen, met verzoek aan den maire om insge-
lijks 12 der voornaamste ingezetenen aan te wijzen om bij die
opneming de behulpzame hand te bieden. Voorts gaf de generaal
de verzekering niets meer ter harte te nemen dan het welzijn der
ingezetenen met wie hij sinds twee jaren met genoegen verkeerd
had, doch dat de vrees van hen honger en gebrek te zien lijden,
de voornaamste oorzaak van zijn voorstel was geweest 1). Hier-
mede eindigde de bijeenkomst, en de maire noodigde de heeren
Ruighout, Dan, Coenders, Verkerk, Perk, Dillewijn en Bolten,
municipale raden, en de heeren J. P. Thierens, Van Croogh adjt.-
maire, A. J. Thierens, Alb. Nieukerk en J. Ketjen als notabelen
uit, om bij de huisvisitatie te assisteeren. Door het krachtig en
beleidvol optreden van den maire en van den heer Craanen
werd de bevolking voorloopig voor een derden exodus behoed.
Maatregelen tegen bombardment. Door parlementairs den 19en
Januari op de hoogte gebracht van het vooruemen van de be-
legeraars om de vesting te bombardeeren, schreef de generaal
aan den maire, zijnen gemeentenaren aan te zeggen zich schuil-
plaatsen te verschaffen door zes voet aarde of mest op hunne
kelders aan te brengen, waarin zij zoodoende gedurende een
bombardement veilig zouden zijn.
1) Uit het dagboek van den maire, aanwezig in het gerneente-archief te Naarden.
Naarden.
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 461
Er waren echter vele huizen zonder kelders en die huizen
waren in den regel zeer klein en licht gebouwd, zoodat de be-
woners bij beschieting niet de minste gelegenheid hadden zich
te beveiligen. Daarom vroeg de maire aan den generaal an of
meer doorgangen onder den wal beschikbaar te stellen, om deze,
bij beschieting der stad, als nachtverblijf voor de burgers of te
staan. Dit verzoek werd ingewiliigd, onder voorwaarde dat zij
die er van gebruik wilden maken, 's middags om 4 uur zich
moesten aanmelden en er blijven tot den volgenden morgen 6
uur. Vele burgers maakten van die verblijfplaatsen � hoe on-
gerieflijk ook � gebruik.
Desertie. Under het garnizoen van Naarden bevonden zich vele
Nederlanders, waarvan er voortdurend � zoo zij de kans schoon
zagen � deserteerden. Bij de vele uftvallen verloren de beleger-
den meer manschappen door desertie dan door het vijan-
delijk lood, en de strenge winter, die het terrein overal toe-
gankelijk maakte, bood den deserteurs de behulpzame hand.
Bij den uitval op 16 December 1813 werden door de bezetting
twee Duitschers gevangen genomen, genaamd Wagner en Schu-
macher, die bleken deserteurs uit de vesting te zijn. Twee dagen
na hun gevangenneming stonden zij voor een krijgsraad, onder
voorzitterschap van kolonel Fromond, terecht. Zij werden ver-
oordeeld tot den dood met den kogel. Een half uur na de uit-
spraak werden zij op het Oranje-bolwerk gefusilleerd, in het
bijzijn van het geheele garnizoen.
Door deserteurs kwam generaal Kraijenhoff het vonnis, over
Wagner en Schumacher uitgesproken en volvoerd, te weten ,
hoe hij over deze handelwijze dacht, moge blijken uit den inhoud
van den hier volgenden brief, welken hij aan Quetard de la
Porte schreef:
General,
L'�missaire que vous avez trouve A propros de faire sortir de
Naarden, a 6te arrete par Ines avant-postes. Je m'en sers pour
vous faire connaitre ma facon de penser sur la conduite, que
vous suivez dans la fortresse et sp�cialement sur l'assassinat de
deux de mes soldats. Je pourrai vous rappeler, general, que ces
malheureux �taient arraches par la violence des bras de leurs
462 NA ARDEN.
families pour augmenter les Tangs que l'oppression et la rage a
vomi pour d�soler 1'Europe et qu'ils combattaient sous les dra-
peaux de leurs allies pour l'independance et le bonheur de leur
pays, deja ennerni du votre lorsque le sort de la guerre les placa entre vos mains. Je pourrai vous dire que fideles aux principes
entre vos mains. Je pourrai vous dire que fideles aux principes
d'honneur et d'equit� j'ai refuse l'offre de service d'un nombre
de francais et particulierement d'un d�serteur de votre garnison
n� dans l'ancienne France mail je pr�fere a vous parser dans
un langage que vous comprendrez mieux peat-etre. Je vous
pr�viens done, general, que je vous tiens responsable pour tout
acte de violence qui sera commis aux habitants de Naarden et
de ses environs, que vous rendrez compte de la maniere que
vous suivrez pour subvenir a la subsistance des families et fina- lement que dor�navant pour chacun de mes militaires qui p�rira,
lement que dor�navant pour chacun de mes militaires qui p�rira,
votre prisonnier de guerre, deux Francais subiront la snort.
J'engage ma parole d'honneur � et je sais la tenir, monsieur
le general � qu'en outre votre tete me garantira de votre con-
duite A l'avenir.
Le general, g ouverneur de la ville d' Amsterdam,
(sign,0 KRAIJENHOFF.
Alle ladders, toebehoorende aan de burgerij, waren op last
van den generaal den 20en Januari in de Groote kerk gebracht,
een maatregel o. a. om het afdalen naar het ijs in de grachten
onmogelijk te maken. Niettegenstaande die voorzorgsmaatregelen
verlieten toch dagelijks manschappen de vesting, waarin zij
dikwijls door burgers werden bijgestaan.
Den 13en Januari werden twee inwoners, genaamd De Graaff,
gevangen genomen, onder verdenking van aanmoediging tot en
begunstiging van desertie. De maire stelde pogingen in het werk
om hunne vrijheid te bewerken, doch de generaal wilde voor-
loopig niets daarvan weten en hij schreef den maire aan, eene
proclamatie bekend te maken, waarin gewaarschuwd werd tegen
begunstiging van desertie, luidende
�De maire der stad Naarden, expresselijk door den heer gene-
raal aangemaant, waarschuwt een iegelijk zeer ernstig zich van
alle gesprekken te onthouden, die in het minst of eenigerwijze
aanleiding zoude kunnen geven om de desertie te begunstigen
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 463
of aan te moedigen, zullende diegeen die zich 't zij met daaden
o f met gesprekken aan deze misdaad mogten schuldig maken,
voor een militaire regtbank worden gebragt en volgens de code
penal militair worden gestraft; de wet hieromtrent luid als volgt
Art. 1. Alle wervers of ronselaars, voor de vijand, vreemdelin-
gen of opstandelingen zullen met den dood worden gestraft, zijn
goederen zullen zijn geconfisqueerd.
Art. 2. Hij zal beschouwd worden als ronselaar of werver die
door geld, sterken drank of eenig ander middel zoeken zal
militairen van hun corps te doen verwijderen, om over te gaan
naar den vijand, vreemdeling of opstandeling.
De beer generaal-commandant dezer vesting, gelast hebbende
dit zoude worden gepubliceerd, zo geschied dit bij deze, opdat
niemand eenige ignorantie pretendeere.
Aldus gedaan te Naarden den 20en Januari 1814.
De maire voornoemd,
(was get.) W. POELE".
Gedurende het geheele beleg zijn meer dan 300 man ge-
deserteerd.
Levensmiddelen, enz. Begin Januari beschikte het garnizoen over
37 koeien, terwiji midden December bij de burgers in de stad
aanwezig waren 158 koeien, 49 kalveren, 3 schapen, 4 varkens
en 55 paarden.
Om contrOle uit te oefenen op het vleeschverbruik in de ves-
ting, gelastte de vestingcommandant, dat geen beest geslacht
mocht worden dan met toestemming van mr. Pichonnier, sur-
veillant des bestiaux de l'approvisionnement. In Februari werd
bevel gegeven, dat niet rneer dan 6 koeien per maand ten be-
hoeve van de burgerij mochten worden geslacht. Aan vleesch was
gedurende het beleg geen gebrek. In Januari was er evenwel
groot gebrek aan koffie, thee, zeep, olie, kaarsen, gort, erwten,
boonen, tabak, jenever, schoeisel en linnen. Den ien Februari
werden voor het garnizoen de rations verminderd en vooral wer-
den de uitkeeringen van jenever beperkt. Onder de militairen
werd als gevolg daarvan een drukke handel gedreven in dat
genotmiddel ; men betaalde tot f 2.� per flesch. Ook de rations
brood werden lichter gemaakt. Om nog grooter zekerheid te
464 NAARDEN.
verkrijgen, dat de honger hem niet zou noodzaken de vesting
over te geven, besloot de generaal den 3en Maart de manschap-
pen van de nationale garde en van het regiment van Texel �
bijna alle Nederlanders � de vesting uit te zetten. Bij eene
inspectie op dien datum over het geheele garnizoen werd dit
besluit voorgelezen. Dadelijk daarna vertrokken ongeveer 250
man, met achterlating van hunne rokken en schako's. Daar op
dien dag nog een deel van de vrijgelatenen op wacht waren,
vertrokken deze eerst den volgenden dag ten getale van 120.
De vele uitvallen in het begin van het beleg hadden o. a. ten
doel het aanvullen van de hoeveelheden hooi, stroo en brandhout.
Al spoedig toen het observatiekorps in betere conditie kwam,
leverden die fourageeringen niet veel meer op, zoodat, in ver-
band met de heerschende koude, al heel spoedig gebrek kwam
aan brandhout en turf. Den 4en Maart was de hoeveelheid
brandstoffen van het garnizoen uitgeput. Bij de inwoners werd
toen turf gerequireerd tegen betaling van 14 stuivers de honderd uit de stadskas. Het aangevraagde brandhout werd verkregen
uit de stadskas. Het aangevraagde brandhout werd verkregen
door het rooien van boomen op stadsgrond.
Bombardement van de vesting. Om met meer kracht het beleg
van de vesting voort te zetten, en ook omdat nit het afwijzen
van de parlementairs de vaste wil van generaal Quetard om
te volharden, gebleken was, besloot Kraijenhoff tot een bom-
bardement over te gaan. Den 19en Januari werd er mede be-
gonnen, zoowel van de zijde van Muiden als van Bussum. Om
elf uur 's avonds vielen de eerste schoten. Het vuur duurde tot
2 uur 's nachts. In dien tijd zijn er uit het epaulement in het
Spiegel 38 houwitzer-granaten naar de stad geworpen, waarvan
er 19 het doel bereikten. In Naarden werden 7 douanen gekwetst
of gedood, terwijl brand veroorzaakt werd in eene bakkerij. De
bezetting beantwoordde het vuur zeer levendig, zonder schade
aan te richten.
Het bombardement werd niet geregeld iederen dag voortgezet;
eerst den Men Februari werd een aanvang gemaakt alle nachten
de stad te bombardeeren van 's avonds 10 tot 's morgens 4 uur,
met ieder half uur een granaat. Den 24en Februari werden in
de vesting 6 ongevulde granaten geworpen. Op de eene helft
van die granaten stond in het Fransch en op de andere helft
17 NOV. 1813-12 MET 1814. 465
in het Hollandsch met witte letters op zwarten grond geverfd :
�de geallieerden bij Parijs" , �de hertog van Angouleme, koning van
Frankrijk" , �morgen een parlementair" . De buizen van de granaten
waren opgevuld met couranten. Vijf van die granaten bereikten
de stad, en de generaal werd al spoedig met die wijze van bericht-
geving in kennis gesteld. Naar aanleiding hiervan vaardigde hij
de volgende proclamatie uit :
Ordre du j our du '25 F�vrier 1814.
Je suis informe que l'ennemi a envoye dans la place des obus
avec des �crits incendiaires, en consequence j'ordonne que tout
militaire de quelque grade qu'il soit ainsi que tout habitant de
la ville qui verra un obus non eclat�, soit tenu de l'aller chercher
et de la rapporter au general commandant d'armes a l'instant
meme ou il la d�couvrira.
Celui qui ne la rapportera pas ou n'en fera pas au moms
donner avis de suite au general., sera puni comme cherchant a
proteger des relations criminelles avec les rebelles et celui qui
aura vuicle cet obus sera puni de mort, comme cherchant a
r�pandre avec connaissance de cause des proclamations ou libelles
qui quoique mensongers dans tout leur contenu ne changent
rien a l'intention criminelle de celui qui cherche a les rechercher.
Monsieur le maire publiera le present ordre avec le meme
appareil que celui de la publication de la place en �tat de siege
et messieurs les chefs de corps assisteront a la lecture du present
ordre, qui aura lieu devant les troupes rassembl�s par corps et
dans leurs langues ; dans le lame moment elle aura lieu dans
les postes, afin que personne ne puisse pr�tendre en ignorer.
Plusieurs obus qui n'ont point �clat�s, sont encore dans la
place, ils doivent etre sur le champ sous les memes peines rap-
port�s comme ci-dessus.
La lecture du present ordre aura lieu dans la meme forme
pendant trois jours A tous les appels, sous la responsabilit� de
messieurs les chefs de corps et de poste toujours presents.
Le general commandant d'armes,
(signe) Le baron QUETARD.
Het bombardement richtte veel schade aan in de huizen; veel
menschenlevens waren niet te betreuren, alleen werden den 16e11
Gedenkboek. IL 30
466 NAARDEN.
Februari twee kinderen gedood, terwij1 den 19en Februari een
schip, dat in de haven lag, door een granaat getroffen werd en
spoedig daarop zonk. Den 17en Februari werden door een gra-
naat twee koeien doodgeslagen.
Daar de vele uitvallen het bewijs leverden dat de generaal Que- tard de vesting tot het uiterste zou verdedigen, besloot generaal
tard de vesting tot het uiterste zou verdedigen, besloot generaal Kraijenhoff in het einde van Februari door krachtiger middelen,
Kraijenhoff in het einde van Februari door krachtiger middelen,
dan waarover men tot nu toe had kunnen beschikken, den vijand
tot overgave te dwingen. In de eerste plaats vroeg en verkreeg
hij in dien tijd de beschikking over de vuurmonden, die
na de overgave van de vesting Gorcum waren vrikekomen ,
terwijl voorts door medewerking van admiraal Verdooren eene
niet onbelangrijke hoeveelheid scheepsartillerie vOOr Naarden
kon worden gebracht.
Ook werd door den admiraal in het begin van Maart een
bataljon van 300 man met de noodige officieren, onder bevel
van den kapitein-luitenant ter zee J. F. C. Waardenburg, ter
beschikking van generaal Kraijenhoff gesteld. Den 21en Maart
d.a.v. werd dit korps nog versterkt met 80 man onder bevel van
den luit. ter zee Pfeil.
Den 11en Maart nam Kraijenhoff zelf het commando over het
belegeringskorps op zich, en vestigde hij zijn hoofdkwartier te
Weesp. Na verschillende verkenningen gaf hij 14 Maart aan den
comm.-gen. van oorlog kennis, dat een geregeld beleg van de
vesting onvermijdelijk was en dat hij derhalve voornemens was,
Naar op verschillende punten met parallellen te enveloppeeren
en door tranch�es te naderen. Voor de werkzaamheden daartoe
in de loopende maand vroeg hij een bedrag van f 15000 aan,
tot betaling van 1000 goede werklieden a f 1 per dag. Bij be-
sluit van den Souvereinen Vorst werd dit bedrag den 15en Maart
toegestaan.
Nog vOOr zijne vestiging te Weesp had Kraijenhoff reeds den
4en Maart verandering gebracht in de opstelling van het korps,
dat van of dien dag belegeringskorps genoemd werd.
Het terrein om Naarden werd in drie sectoren verdeeld :
1�. rechtervleugel, 2�. centrum, 3�. linkervleugel.
De rechtervleugel strekte zich uit van de Zuiderzee tot aan
de Karnemelksloot, het centrum van de Karnemelksloot tot het
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 467
Muider zandpad, naast de trekvaart van Naarden op Muiden,
en de linkervleugel van laatstgenoemd pad tot aan de Zuiderzee.
De rechtervleugel, waarvan het hoofdkwartier zich to 's-Grave-
land beyond, stored onder bevel van kolonel Van den Bosch. In
dezen sector deden de volgende korpsen dienst :
1�. het 3e (oorspronkelijk le) bataljon infanterie van linie,
commandant luitenant-kolonel R. Bruce ;
2�. het 13e (oorspronkelijk 3e) bataljon infanterie van linie,
commandant luitenant-kolonel J. H. Siebers, later majoor
J. B. Van Wintershoven;
3�. een detachement van het eskadron van het le regiment
dragonders, commandant majoor Bisdom ;
4�. het korps vrijwillige jagers (scherpschutters), commandant
kapitein Rooseboom;
5�. een bataljon Amsterdamsche schutterij ;
6�. het korps matrozen en mariniers, commandant kapt.-luit.
ter zee J. F. C. Waardenburg ;
7�. eene afdeeling artillerie, commandant majoor J. C. Michael
Het centrum, waarvan Weesp het hoofdkwartier was, werd
gecommandeerd door kolonel Rittner. Tot dezen sector behoorden
de volgende korpsen
1�. 2 bataljons van de Amsterdamsche schutterij ;
2�. het korps Amsterdamsche scads-artillerie, commandant
luitenant-kolonel A. Schippers ;
3�. eene afdeeling artillerie van het 4e bataljon, commandant
kapitein J. Obdam.
In den linkervleugel, met Muiden als hoofdkwartier, voerde
majoor Kamps het bevel over de volgende troepen :
1�. 2 bataljons der Amsterdamsche schutterij ;
2�. eene afdeeling artillerie van het 4e bataljon, commandant
kapitein J. W. Sturler ;
3�. eene afdeeling van het 13e bataljon infanterie van linie.
In de verschillende sectoren waren genie-officieren geplaatst
tot het ontwerpen en doen uitvoeren van de verschillende aan-
valswerk en.
Als aides-de-camp van den opperbevelhebber deden dienst de
kolonel Verveer en de luitenant Engelbert van Bevervoorde.
De kapiteins Van Sloten en Frijmersum, en de luitenant Taets
468 NAARDEN.
van Amerongen waren ordonnans-officieren. Chef van den ge-
neeskundigen dienst was chir.-majoor Benecken.
Hoewel eene nauwkeurige opgave van de sterkte van het
belegeringskorps niet kan worden medegedeeld, meenen wig die
bij benadering als volgt te kunnen aannemen :
Infanterie . . . . 3700 officieren en manschappen.
Artillerie .... 300 id.
Cavalerie .. . id.
Totaal . . 4300 officieren en manschappen.
Den 10en April vertrok het korps matrozen en mariniers, om
wederom in dienst der marine te treden, daar de Souvereine
Vorst eene flottille wilde uitrusten met bestemming naar Ham-
burg, om met de Geallieerden tegen die vesting samen te werken.
Na eene verkenning van het terrein gaf generaal Kraijenhoff
den nen Maart bevelen tot het aanleggen van verschillende aan-
valswerken, welke onder toezicht van het ingenieurskorps zijn
uitgevoerd 1). In het terrein van den rechtervleugel werden door
de luits.-ing. Baud en Backer-Seest opgeworpen:
1�. de batterij bij het huis van den heer Echenique (Berghuis).
2�. de batterij bij Kommerrust.
3�. de batterij voor het dorp Bussum.
Op den linkervleugel werden emplacementen voor worpgeschut
gemaakt, onder leiding van den luit.-ing. Van Asperen, op en
ter zijde van den zeedijk tusschen Muiderberg en Naarden terwijl
men de door Kraijenhoff bevolen werken, bestaande in loop-
graven om dien post te verbinden met den mond der oude
haven van Naarden, alwaar eveneens een batterij zou worden
opgericht, niet ten uitvoer heeft kunnen brengen. Daar al de
genoemde werken aangelegd werden binnen het bereik van het
geschut op Naarden's wallen, is het duidelijk, dat de bezetting
door middel van kanonvuur alle pogingen in het werk stelde
om den arbeid te storen of te verhinderen. Vooral de werk-
zaamheden in de redoute aan de Karnemelksloot hadden veel
1) Zie de reproduction naar schilderijen van P. G. Van Os, voorstellende
�de Halve-maan voor Naarden" en �Het beschieten van Naarden in 1814".
cc 2
<
<
E
Z Z
N
Z
00
�
Z 1=4
...
z 9.
MI
O
vi
cG 0
Z
Z>
Z d
>
0-
Z�
LU >
H
w?
I w9,
CO w E
cq
N^0
H
zit
L LidNI uj
w <
belegeringskorps
17 NOV. 1813-12 1VIEI 1814. 469
te lijden van de granaten des vijands. Den Men Maart bij v.
werd op de redoute van 's morgens acht tot 's middags
half twee voortdurend gevuurd, hetgeen de werkzaamheden ten
zeerste belemmerde en waardoor de bezetting drie dooden kreeg.
Den 18en, 19en en 20en Maart werd gewerkt aan de batterijen
van den rechtervleugel en de loopgraven, die er heen leidden. De
batterij bij Berghuis was den 26en gereed en de erbij behoorende
loopgraven twee dagen later ; de batterij en loopgraven, bij Kom-
merrust waren den 29en voltooid.
Den len April waren alzoo de batterijen op den rechtervleugel
gereed en met geschut gemonteerd.
Op de batterij bij Berghuis stonden 4 mortieren en 4 houwitzers ;
� Kommerrust � 5 houwitzers en 3 30 ponders; ;
,7 ,1 1, � Bussum f, 5 houwitzers en 3 24 ponders ;
op de redoute bij de Karnemelksloot twee houwitzers en een veld-
stuk. Door den slechten staat der wegen (coupures en verhak-
kingen) en der paarden had de bewapening der batterijen, vooral
aan den rechtervleugel, v eel inspanning gekost. Bij dit werk
werd veel steun ondervonden van een detachement landstorm
uit het kanton Loosdrecht, aangevoerd door kapitein Pieter Van
Os, kunstschilder, van wien kolonel Van den Bosch berichtte
�dat hij onafgebroken bewijzen gaf van bereidwilligheid tot
alles wat slechts eenigszins den lande dienstbaar was". Een
ooggetuige evenwel meldt dat Pieter van Os en zijn korps �geen
duit presteerden" 1).
De werken, die door de genie aan weerskanten van de Kar-
nemelksloot waren uitgevoerd, verheugden zich in eene leven-
dige belangstelling van de bezetting van Naarden, die niets
onbeproefd liet, om zoowel door een levendig vuur uit de
vesting als door het doen van uitvallen naar dien kant, de
nieuw opgeworpen werken te vernielen en de arbeiders te ver-
jagen. Een van die uitvallen geschiedde den 24en Maart ; een
gewapend detachement met een veldstuk, dat evenwel bij de
Amsterdamsche poort bleef staan, rukte op tot het huis van den
heer Nuboer, alwaar zich een verdedigingswerk beyond. Het
1) iJit: Verhaal van J. G. Matthes van Haringcarspel over het beleg van
Naarden, aanwezig in het rijksarchief te Haarlem.
470 NAARDEN.
gelukte den uitvallers de zich aldaar bevindende materialen
onbruikbaar te maken en het huffs van Nuboer in brand te steken.
De Franschen hadden slechts an gewonde en verloren 10 a 12
man door desertie.
Den 27en Maart werd door de bezetting een tocht ondernomen
met 2 veldstukken tegen de batterij op den zeedijk tusschen Muider-
berg en Naarden. Die batterij werd genomen en gedeeltelijk ver-
nield, terwiji nog een molen aan het Zandpad verbrand werd. Spoe-
dig evenwel werd het verder doordringen door de bezettingen van
Muiden en Muiderberg belet en de vijand genoodzaakt te retireeren.
Den 28en Maart werd door de Franschen eene poging gedaan
om Bussum te overrompelen ; doch zij werden bij de nadering
van genoemd dorp hevig beschoten, en in weerwil van het
geschutvuur van de wallen tot ondersteuning van den aanval, wer-
den zij gedwongen kort daarop binnen de vesting terug te gaan.
Op den dag, dat de erfprins van Oranje inspectie zou houden
over het belegeringskorps, overviel de vijand den post geplaatst
ter bewaking van de batterij bij Berghuis. Die post stond onder
bevel van den Zen luitenant N. J. de Planque Vuur. De vijand,
400 man sterk, onder bevel van overste Devilier, maakte zich
meester van de batterij en nam de bedekking ervan gevangen.
De belangrijkste uitval had plaats den lien April tegen de
bezetting van Muiderberg, waarvan de le luitenant P. Van der
Hummel commandant was. De bezetting bedroeg ongeveer 48
man nationale garde 1) ; de dijk werd bestreken door een batterij van
2 stukken onder commando van den Zen luitenant J. P. de
Gerard de Mielet van Coehoorn. Men meent met eenige zeker-
heid te weten, dat het den Franschen bekend was, dat op den
2en Paaschdag, 11 April, veel schutters in het geheim naar
Amsterdam waren gegaan. Een groot deel van Muiden's bezet-
ting was werkelijk op dien dag in Amsterdam, om den feestdag
in huiselijken kring te vieren. De verantwoordelijkheid voor
dezen zeer te laken toestand was voor den vestingcommandant
van Muiden, den majoor Kamps, blijkbaar van minder belang,
clan het voordeel, hetwelk zijn beurs ten goede kwam door de ont-
1) Zie de reproductie naar een prent in kleuren, voorstellende �de Hoofd-
wacht der nationale garden te Muiderberg".
17 NOV. 1813-12 MET 1814. 471
vangst van drie stuivers per verlofpasje, dat aan de verlofgangers
uitgereikt werd 1). De opperbevelhebber van het blokkadekorps
had van den feestdag gebruik gemaakt om, vergezeld van zijn
staf, vrienden en dames, de positien te bezichtigen. Na op het
buiten van den burgemeester van Muiden, den heer Saportas,
het noenmaal te hebben gebruikt, werd op verlangen van eene
welbekende dame uit Amsterdam en op bevel van den generaal
een schot uit een kanon gelost. Kort daarna ontwaarde men
met schrik den opmarsch van de Franschen in twee colonnes
naar Muiderberg. Generaal Kraijenhoff met gezelschap stapte
onmiddellijk in den wagen, waarmede de tocht ondernomen
was, om hals over kop langs het Hakkelaarshek een veilig
heenkomen naar Muiden te zoeken. De majoor Kamps moest
achterblijven, daar in de karos geen plaats meer was. De luite-
nants Van der Hummel en Coehoorn waren met hunne man-
schappen spoedig op hun post. De Franschen, ongeveer 400 man
sterk met 2 veldstukken, naderden snel. Het heldhaftig gedrag
van den luitenant Coehoorn mocht tegen de groote overmacht
niets baten. Met talrijke wonden bedekt, werd hij ten slotte ge-
vangen genomen. Van den ten luitenant Van der Hummel kan
niets tot eere vermeld worden. Hij had zich bijtijds uit de voeten
gemaakt en zich gedurende het gevecht en de plundering van
Muiderberg verstoken in het kreupelbosch tusschen den dijk en
het strand. Tegen den avond kwam hij daaruit te voorschijn en
gaf een leugenachtig verhaal van zijne heldendaden. Coehoorn
werd 24 Nov. 1816 door koning Willem I tot belooning van zijn
heldhaftig gedrag benoemd tot ridder der Militaire Willemsorde.
Den 13en en 17en April werden doQr de bezetting nogmaals
pogingen gedaan om onze posten te overvallen, doch zonder
goeden uitslag. Den 13en was het op Bussum gemunt , den 17en
April werd den geheelen dag gevochten in de buurt van Val-
keveen, met grooten moed aan beide zijden. Eerst om 4 uur nam.
werden de Franschen gedwongen binnen de vesting te vluchten.
Niettegenstaande het geringe succes, dat de Franschen met hunne
1) Hier tegenover staat dat generaal Kraijenhoff in een schrijven aan den
commissaris-generaal van oorlog, dd. 11 Juni 1814, van Majoor Kamps zegt,
dat hij �sedert den len December des verleden jaars met zooveel ijver als
�commandant te Muiden heeft gefungeerd".
472 NAARDEN.
uitvallen bereikten, werd voor den 27en April wederom eene
onderneming voorbereid, welke in den nacht ten uitvoer zou
gebracht worden. Door het deserteeren van eenige soldaten,
waardoor het element der verrassing verloren was gegaan, moest
de commandant van zijn plan afzien. Na den 27en April zijn
geen uitvallen van belang meer door de Franschen ondernomen.
Verdere beschieting en aangerichte schade. Zooals reeds vermeld, zou van of 14 Febr. iederen nacht om het half uur een granaat
, zou van of 14 Febr. iederen nacht om het half uur een granaat
naar Naarden geworpen worden. VOOr dien tijd kon aan eene
geregelde beschieting door gebrek aan munitie niet gedacht
worden. Na 14 Febr. werd de stad regelmatig beschoten. De
huizen hadden veel te lijden, doch verlies aan menschenlevens
was niet te betreuren ; 15 Maart werden twee douanen gekwetst.
Toen in het begin van April de batterijen om Naarden gereed
en bewapend waren, werd door Kraijenhoff aan de drie sector-
commandanten op den 4en April bet bevel verstrekt, dienzelfden
avond het bombardement der vesting te doen beginnen en het
te doen voortzetten tot den volgenden morgen 5 uur. Uit twintig vuurmonden werd dien nacht de vesting beschoten ; de vijand
vuurmonden werd dien nacht de vesting beschoten ; de vijand
beantwoordde het vuur zonder schade aan de belegeraars toe te
brengen. De verwoesting binnen Naarden was onbeschrijfelijk.
Bijna geen huis was onbeschadigd gebleven, vooral de perceelen
in de Voorstraat hadden veel geleden. Eene jonge vrouw, die
zich in een koeienstal veilig waande, werd gedood. Den daarop-
volgenden avond en nacht braakten weer alle vuurmonden hun
verschrikkelijken inhoud uit over de geteisterde stad. Daar dit bombardement voorzien was, had de bevolking zich in veiligheid
bombardement voorzien was, had de bevolking zich in veiligheid
gebracht, zoodat er geen menschenlevens verloren gingen.
Na die twee zware beschietingen werd de stad bij tusschen-
poozen zwak beschoten; dit geschiedde in den regel als antwoord op de bommen en granaten, die de bezetting uit de vesting
op de bommen en granaten, die de bezetting uit de vesting
naar de belegeraars wierp. Gebrek aan munitie was de eene
reden, waarom de krachtige beschietingen van 4 en 5 April
niet meer herhaald werden, terwijl de andere reden gelegen was
in een bevel van den Souvereinen Vorst dd. 14 April, om alle
offensieve maatregelen tegen Naarden te staken en zich te be-
palen tot een zuiver defensief, met het oog op de gebeurtenissen in Frankrijk, welke eene spoedige regeling van zaken tusschen
in Frankrijk, welke eene spoedige regeling van zaken tusschen
17 NOV. 1813-12 MET 1814. 473
dit rijk en ons land deden verwachten. Op den 3eii Mei vielen
de laatste drie granaten en een 12-pondskogel binnen de veste.
Den 9en Juni 1814 diende het provisioneel bestuur van Naar-
den een verzoek om schadeloosstelling in aan den Souvereinen
Vorst wegens de aangerichte schade gedurende de belegering.
In een bij dat verzoek overgelegden staat van taxation leest
men, dat het totaal bedrag der vernielingen, branden, omhak-
kingen van hout en plantsoenen, schade aan meubelen enz. enz.
f 230.738 � 9.� bedroeg.
Verdere maatregelen binnen de vesting. Als gevolg van de uit-
komst der telling van de provision binnen Naarden den len April,
gelastte de generaal Quetard de la Porte, dat 495 personen de
stad moesten verlaten. Ofschoon de maire alle moeite deed om
den generaal op dit besluit te doen terugkomen, werd het
grootste gedeelte van hen, die daartoe aangewezen waren, den
volgenden dag te 2 uur nam. de stad uitgezet. Uit genoemde
telling was gebleken, dat nog aanwezig waren : 8329 maatjes
aardappelen, 236 mud graan, 5756 pond meel en 2772 pond gezou-
ten en gerookt vleesch. Uit deze gegevens blijkt voldoende, dat
van gebrek aan levensmiddelen in Naarden op 1 April nog geen
sprake was. Dat in de magazijnen van het garnizoen ook nog
voldoende voorraad aanwezig was op dien datum, kan blijken uit
het feit, dat na de ontruiming van de vesting, den 6en Juli 1814
d.a.v., bij eene openbare verkooping van hetgeen door de Franschen
was achtergelaten, nog ten verkoop werd aangeboden o. a. :
74 okshoofden wijn.
9� j enever.
1 vaatje brandewijn.
26 ton pekelvleesch.
9 � pekelspek.
151 balen rijst.
343 zak tarwemeel.
151 � roggemeel.
100 � gemalen haver.
12,, zout.
135.000 pond hoof.
500 bos stroo
en eenige runderen.
474 NAARDEN.
De vesting-commandant heeft tot het laatst toe gemeend, dat
de zaak der Franschen ten slotte zou zegevieren ; vandaar zijn
groote zorg om voldoende proviand in de vesting te houden.
Hoewel er den Ten April nog genoeg koeien in de stad aan-
wezig waren, wilde hij deze nog sparen en gelastte daarom het
slachten van drie paarden. Hierover ontstond zoowel bij de
burgerij als onder de militairen groote ontevredenheid. Bij de
distributie van dit paardevleesch aan de soldaten, weigerden
de strangers het in ontvangst te nemen ; zij gingen zelfs zoo
ver, het vleesch voor de voeten van kolonel Falba neer te smijten. De artillerie werd met brandende lonten bij de stukken geplaatst
De artillerie werd met brandende lonten bij de stukken geplaatst
en de belhamels van het verzet in arrest gesteld. De kolonel
Falba dreigde ieder, die niet onmiddellijk gehoorzamen wilde, te
zullen laten doodschieten. Dit hielp en het garnizoen at paar-
devleesch.
Hoewel er voldoende voorraad brood en aardappelen aanwezig
was en de bevolking voor hongersnood niet beducht behoefde te
zijn, zoo was er toch groot gebrek aan andere levensbehoef-
ten. Voor een flesch slechte jenever bijv. werd 3 gld. betaald,
en om zich aan een pekelharing te vergasten, moest men f 2.50
offeren.
Op den len Mei werd den burgers toegestaan 's avonds tot 9
uur buiten hunne huizen te verblijven, en het paardevleesch
werd om den anderen dag vervangen door versch of gezouten
vleesch of spek.
Onderhandelingen. Den Gen December was de eerste poging,
om langs vreedzamen weg de Franschen tot overgave te brengen,
mislukt ; de parlementairs waren kortweg afgewezen. Den 7en
Januari vertoonde zich voor de Amsterdamsche poort opnieuw een
trompetter en een officier, om te onderhandelen. Niettegenstaande de witte vlag die zij zichtbaar droegen, werd door de douanen,
de witte vlag die zij zichtbaar droegen, werd door de douanen,
die op wacht waren, op hen geschoten, zoodat de parlementair
met versnelden pas en onverrichter zake moest terugkeeren. Den
19en Januari 's morgens om 11 uur verschenen voor de derde
maal twee officieren en een trompetter met witte vlag voor de
Amsterdamsche poort, welke zendelingen door kolonel Daulle
werden aangehoord, doch blijkbaar zonder gevolg, want een uur
na hun vertrek werd de vesting van de zijde van Bussum hevig
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 475
beschoten. Den 10en Februari waren de afgezonden parlementairs
niet gelukkiger dan de vorige malen; de op wacht zijnde man-
schappen hielden hen door geweervuur op behoorlijken afstand
van de poorten. Evenzoo den 26en Februari. Om ruim 12 uur
van den yen April verscheen weder een parlementair voor de
Amsterdamsche poort. De generaal Quetard de la Porte, in ge-
zelschap van zijn staf, liet den maire en den secretaris bij
zich komen en deelde aan dezen mede dat er voor de poort
weder een parlementair verschenen was. �Tot nu toe," zoo
ging de generaal voort, �heb ik geen parlementairs willen ont-
vangen, doch daar de gepasseerde nacht de vreeselijke gevol-
gen van het bombardement zich zeer hebben doen gevoelen" �
een groot deel der huizen was totaal vernield �en dat die
rampen slechts drukken op de schouders van de inwoners, zoo
wil ik, in het belang der inwoners, toestaan dat u mijnheer de
maire vergezeld van uw secretaris, met den parlementair gaat
spreken. Doe den parlementair gevoelen dat het garnizoen niets
van het bombardement te lij den heeft, dat het alleen de inwo-
ners zijn, die het slachtoffer er van worden en dat de verbrij-
zeling der huizen en het leven eener jonge dochter heden nacht
de blijken daarvan gegeven hebben. Zie, mijnheer de maire, of
gij door uwen invloed bij uwe landgenooten zooveel verkrijgen
kunt, dat de ijselijke rampen van het bombardement de inwo-
ners niet verder verpletteren. Gij zult hem dit en niets anders
zeggen. De kolonels Daulle en Falba, alsmede de adjt- major
van 't 4e regt. strangers, die hollandsch verstaat, zullen ulieden
vergezellen" 1). Met deze opdracht vertrokken genoemde hee-
ren naar de plaats, waar voorheen de herberg de Roskam
gestaan had, over de brug die naar de Karnemelksloot leidt,
waar zij twee officieren en een trompetter ontmoetten. Na weder-
zijdsche begroeting voldeden de maire en de secretaris tegen-
over kolonel Verveer (an der parlementairs), die eene sommatie
kwam overbrengen, aan de hun gegeven opdracht. Nadat Verveer
verklaard had, in den hem geschetsten toestand geene verande-
ring te kunnen brengen, beproefde de maire nog in het belang
1) Uit het dagboek van den maire, aanwezig in het gemeente-archief te
Naarden.
476 NAARDEN.
zijner gemeentenaren eenige dagen opschorting van de vijande-
lijkheden te verkrijgen,. om den inwoners, die vertrekken wilden, daartoe de gelegenheid te verschaffen. �Mijnheer," was het
daartoe de gelegenheid te verschaffen. �Mijnheer," was het
antwoord, �reeds lang is er een stellige order, niemand meer
uit de vesting te laten doorgaan, ja, men moet dezelve met
het kanon en de bajonet weder on der de vesting jagen."
Er werd verder nog beraadslaagd over het uitwisselen van ge-
vangenen (in Naarden 7), doch Verveer had omtrent dit punt
geene instruction ontvangen. Hiermede eindigde de samenkomst.
Aan den generaal Quetard werd verslag van het voorgevallene
gedaan.
Den volgenden morgen omstreeks 12 uur verschenen dezelfde
parlementairs wederom voor de Amsterdarnsche poort ; dezelfde
heeren als den vorigen dag werden gezonden om verder te
beraadslagen. Deze samenkomst leidde echter evenmin tot een
resultaat ; dienzelfden avond regende het wederom granaten en
kogels in het arme Naarden.
Den 8en April te 12 uur stonden weder eenige parlementairs
aan de Utrechtsche poort. Kolonel Falba ontving hen en vernam,
dat binnen weinige dagen een Fransch officier in Naarden zou
komen om den generaal den vrede aan te kondigen, waarbij
verzocht werd om tot de aankomst van dien officier de vijande-
lijkheden te staken.
Den volgenden dag verscheen werkelijk een Fransch officier,
in gezelschap van kolonel Verveer. Kolonel Falba, die hun tege-
moet gezonden was, omhelsde zijn wapenbroeder, die de krijgs-
gevangen generaal Rostollant bleek te zijn. Deze bracht het
bericht mede dat het binnen 14 dagen algemeene vrede zou zijn.
Quetard vond hierin evenwel geene aanleiding tot nadere onder-
handeling. Den 15en en 16en April werden nogmaals parlementairs
ontvangen ; ook wederom zonder resultaat. Zoo ook den Zen en 4en
Mei. Eindelijk den 5" Mei begon het te dagen voor de arme bewo-
ners van Naarden. Voor de laatste maal verscheen Coen een
trompetter voor de poort, die gehoor verzocht voor een parle-
mentair, een Fransch hoofdofficier van de artillerie, genaamd
Lude. Namens de nieuwe Fransche regeering bracht hij de
order over om de vesting te ontruimen. De raad van defensie
werd onmiddellijk bijeengeroepen om de door den parlementair
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 477
overgelegde stukken te onderzoeken. Daar deze echter niet geheel
in orde waren, werd kolonel Falba met den parlementair door
generaal Quetard naar Haarlem gezonden om zich te kunnen
overtuigen van het doortrekken van de Franschen, die de ves-
ting Den Helder reeds ontruimd hadden. Toen den 7en d.a.v.
de tromPetter van kolonel Falba Naarden binnenkwam met een
brief voor den generaal en toen kort daarop, omstreeks half
twee, Falba en de majoor Lude zelven verschenen, verkeerde
Naarden's burgerij natuurlijk in gespannen verwachting, welke
in uitbundige blijdschap oversloeg, toen de driekleurige Fran-
sche vlag van den toren werd neergehaald en plaats maakte
voor eene witte, en tegelijkertijd 21 schoten van batterij No. 1
werden losgebrand.
Ontruiming der vesting. Talleyrand had den 23en April te Parijs
de conventie geteekend waarbij de vestingen, gelegen buiten het
grondgebied van het oude Frankrijk, aan de Bondgenooten wer-
den afgestaan. Deze overeenkomst diende als basis voor de
verdere vredesonderhandelingen. Toen Quetard de la Porte
dan ook van deze overeenkomst kennis kreeg en zich bovendien
overtuigd had, dat Ver Huell Den Helder reeds had verlaten,
was oak voor hem de tijd aangebroken om de vesting over te
geven. Als gevolg van genoemde conventie zou de vesting Naarden
ter beschikking gesteld worden van generaal Kraijenhoff en aan
de bezetting worden toegestaan om met 3 stukken geschut,
brandende lonten en slaande trom de vesting te verlaten en
naar Frankrijk terug te keeren.
Den Ben Mei om 10.30 v.m. kwamen de door Kraijenhoff be-
noemde commissarissen, zijnde Ten Bosch, commissaris van oorlog,
Valter, kapitein-ingenieur, en Michael, majoor der artillerie binnen
Naarden om al het aanwezige in de vesting te inventariseeren.
Op dien dag reeds gelastte de kapitein Kraaij aan zijne kust-
kanonniers om de driekleurige kokarde te verwisselen voor een
oranje. De geheele burgerij had zich eveneens met oranje getooid
en eenige wakkere borsten waren bezig om de Hollandsche
vlag van den toren te laten waaien. De kolonel Daulle belette
den voortgang ervan en de strenge order werd gegeven,
de Hollandsche vlag niet uit te steken, vOOrdat de Hollandsche
bezetting in Naarden binnengekomen zou zijn. Den volgenden
478 NA ARDEN.
dag werden de kanonnen door de kustkanonniers naar het terre-
plein gebracht. Den lien Mei, 's avonds, kwamen 29 wagens
met paarden binnen Naarden om de bagage van het Fransche
garnizoen te transporteeren. Vele burgers trachtten, na het op-
houden der vijandelijkheden, buiten de vesting te komen, (loch
zij werden overal door de posten van de belegera ars tegenge-
houden, op last van generaal Kraijenhoff, die dezen maatregel
genomen had, om desertie van de Fransche douanen te beletten.
De zieken, veteranen, vrouwen en kinderen, die tot de be-
zetting behoord hadden, werden met vijf schepen overgebracht
naar Antwerpen. Dit convooi, ter sterkte van 182 hoofden,
vertrok reeds den lien Mei 's avonds onder bevel van den Hol-
landschen kapitein Meffert. De sterkte van het Fransche garni-
zoen, dat den l2en Mei Naarden uittrok, bedroeg 60 officieren,
940 onderofficieren en soldaten en 20 paarden.
Aan den vesting-commandant van Muiden, maj oor Kamps
werd door Kraijenhoff opgedragen den 12en Mei 's morgens vroeg
met 1 officier en 30 man in Naarden de wachten en posten der
Franschen over te nemen en te bezetten.
De bezetting, met zich voerende 2 houwitsers en een kanon van
12 pond, trok den volgenden morgen to 7 uur v.m. met alle
krijgseer de vesting uit en defileerde voor de Nederlandsche
troepen, die op de Bussumsche heide waren opgesteid. Tot het
doen van uitgeleide naar de grenzen waren Naar toegevoegd
majoor Appel, kapitein Crans en de luitenants Van Beulingen
en Swinners. Over Amersfoort, Kuilenburg, Heusden, Tilburg,
Hoogstraten en Antwerpen zijn de Franschen naar Rijssel ge-
marcheerd.
Intusschen waren te 9 uur v.m. de Hollandsche troepen, met
kolonel Van den Bosch aan het hoofd, de vesting binnengetrok-
ken in de volgende orde : een detachement cavalerie, de vrijwil-
lige scherpschutters, 2e en 3e bataljon infanterie van linie, le
en 2e bataljon Amsterdamsche schutterij, 4e bataljon infanterie
van linie 1), 3e en 4e bataijon Amsterdamsche schutterij, 13e ba-
1) Drie compagnieen van het 2e bataljon infanterie van linie uit Delft (majoor Rost van Tonningen) en het 4e bataljon infanterie van linie uit
(majoor Rost van Tonningen) en het 4e bataljon infanterie van linie uit Leiden (luit.-kolonel Poolman) hadden eerst 18 April bevel ontvangen, om
Leiden (luit.-kolonel Poolman) hadden eerst 18 April bevel ontvangen, om zich onverwijld onder de bevelen van gen. Kraijenhoff te stellen.
zich onverwijld onder de bevelen van gen. Kraijenhoff te stellen.
17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 479
taljon infanterie van linie, 5e bataljon Amsterdamsche schutterij,
eene afdeeling artillerie en een detachement cavalerie.
Toen deze troepen onder groot gejui01 binnen Naarden waren
gekomen, werden zij opgesteld aan weerszijden van de straten
waarlangs generaal Kraijenhoff zijn intocht in de stad zou does.
Te 10 uur kwam de generaal, gesalueerd met vijf kanonscho-
ten, aan de eerste barriere en reed Coen voorafgegaan door
eene afdeeling cavalerie naar het stadhuis, alwaar hij door de
stedelijke en andere autoriteiten ontvangen werd. Op dat oogen-
blik werd, onder het gedonder van 21 kanonschoten, de Neder-
landsche vlag op den toren geheschen.
Met dezelfde eerbewijzen deed denzelfden dag te 2 uur de gou-
verneur van Noord-Holland, staatsraad Van Tets van Goudriaan,
zijne intrede binnen Naarden, om voor zoover het burgerlijk
bestuur betrof, bezit te nemen van de stad in naam van den
Souvereinen Vorst. Hiervan werd der burgerij van Naarden kond
gedaan in eene proclamatie van den volgenden inhoud:
Landgenooten,
Alles veranderd, als in een oogenblik voor Ulieden van ge-
daante ; de overweldiger der wereld is niet meer ; of liever
overleeft zijne schande en word het tegenbeeld der edelmoedige
vorsten, die hem bestreeden, en aan Europa den vrede hebben
teruggegeven, uwe gevaren, uw lijden, uwe angsten zijn ge-
weeken, uwe verlossing is daar, gij deelt van dezen stond of in
de zegeningen van het bestuur van Willem van Oranje, aan
wien geheel de natie het souverein gezag opgedragen en even
daardoor haar geluk en onafhankelijkheid bevestigd heeft. In
zijnen naam neem ik heden plegtig bezit van uwe stad, verbreek
ik uwe vorige kluisters en verklaar ik Uedl. tot bewoneren van
het vrije en onafhankelijke Nederland. Het is geenzints het
gezag der overheersching, geenzints de luijster van eenen vreem-
den dwingeland, welke ik onder U lieden ten Loon spreide. Ik heb
de eer de vertegenwoordiger te zijn van een Prins, die in uw midden
geboren en opgevoed, door rampen alleen verwijderd, door het
nationaal gevoel dier zelfde rampen met meer algemeene toe-
juiching teruggeroepen, uwe vrijheid en volksbestaan hersteld
heeft, uwe zeden, uwen welvaart, uwe eigendommon en bezit-
tingen, de vrugten uwer nijverheid, uwe kinderen, uwen gods-
480 NAARDEN. 17 Nov. 1813-12 MEI 1814.
dienst met an woord, alle die voorrechten van maatschappelijk
geluk waarborgt welke deugdzame ingezetenen onder een wijze
en door een goede grondwet verzekerde regeering smaaken kun-
nen. Vereenigt u dan bewoneren van Naarden met alle uwe
landgenooten ; dankt den almagtigen voor uwe redding en voor
de zegeningen die hij ulieden, te midden uwer ellende, heeft
voorbereid ; en laat de vreugdekreet �leeve Willem den Eersten,
souverein vorst van �Nederland," het teeken zijn, dat gij alien
zonder onderseheid met alle braven des lands liulde en trouw
zweert aan uw vorst en vaderland.
Gedaan te Naarden den 12e1 Mey 1814.
(was get.) VAN TETS VAN GOUDRIAAN.
Een week later, den 19e1 Mei werd des voormiddags te 10
uur door alle godsdienstige gezindheden binnen Naarden een
plechtige dankstond gehouden �teneinde God Almagtig te danken
voor de redding en voor de zegeningen die hij Naardens' inge-
zetenen te midden hunner ellende heeft voorbereid en voor de
verlossing der overheersching van den algemeenen dwingeland
en het gelukkig terugkeeren onder het bewind van zijn Koning-
lijken Hoogheid Willem den Eersten, onzen geliefden Souverein" 1).
1) Uit de proclamatie van den burgemeester aan de inwoners van Naarden dd. '13 Mei '1814.
dd. '13 Mei '1814.